Filosofie van de pedagogische wetenschappen

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/156

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

157 Terms

1
New cards

Richard Feynman

Fysicus die wetenschapsfilosofie vergeleek met ornithologie voor vogels - stelde dat filosofie weinig praktisch nut heeft voor actieve wetenschappers.

2
New cards

Steven Weinberg

Natuurkundige die argumenteerde dat filosofie wetenschappers vooral beschermt tegen de vooroordelen van andere filosofen, niet tegen hun eigen vooroordelen.

3
New cards

Intensionele definitie

Een definitie die de betekenis van een begrip geeft door noodzakelijke voorwaarden te specificeren (bijv. "een vogel is een dier met veren, vleugels en de mogelijkheid tot vliegen"). Contrast met extensionele definitie.

4
New cards

Extensionele definitie

Een definitie door opsomming van alle voorbeelden (bijv. "de continenten zijn: Afrika, Antarctica, Azië, Europa, Noord-Amerika, Australië en Zuid-Amerika"). Minder informatief dan intensionele definitie.

5
New cards

Uitsluitend

Een voorwaarde is … als deze alleen van toepassing is op het te definiëren begrip en niet op andere begrippen - zorgt voor scherpe afbakening.

6
New cards

Uitputtend

Een voorwaarde is … als deze van toepassing is op alle gevallen van het te definiëren begrip - laat geen uitzonderingen toe.

7
New cards

Plato

Grieks filosoof die filosofie definieerde als "de liefde voor wijsheid" (philo-sophia). Zijn etymologische benadering wordt nu als te breed beschouwd.

8
New cards

Alfred Whitehead

Filosoof die stelde dat filosofie begint bij verwondering en dat deze verwondering nooit volledig verdwijnt, zelfs niet na grondige analyse.

9
New cards

Louis C.K.

Comedian wiens observatie over doorvragen en verwondering vaak wordt aangehaald om filosofische houding te illustreren, vooral bij kinderen.

10
New cards

Schopenhauer en Kierkegaard

Filosofen die filosofie zagen als reactie op vertwijfeling - het in twijfel trekken van vanzelfsprekendheden (existentialistische benadering).

11
New cards

Methodologische instrumenten

De gereedschappen die filosofen gebruiken, zoals intuïties, conceptuele analyse en gedachte-experimenten. Geen van deze is uniek voor filosofie.

12
New cards

Intuïties

Spontane oordelen over hypothetische scenario's. Volgens Descartes een directe weg naar kennis ("Ik denk, dus ik ben"), maar moderner begrip ziet ze als contextafhankelijk.

13
New cards

Conceptuele analyse

Methode om complexe begrippen te ontleden in eenvoudiger componenten (bijv. analyse van "vrijheid" in termen van keuzevrijheid en belemmeringen).

14
New cards

Gedachte-experiment

Een mentaal scenario gebruikt om filosofische problemen te verkennen, zoals Descartes' "malin genie" of Putnams "brein in een vat".

15
New cards

Noodzakelijke voorwaarden

Eigenschappen die onmisbaar zijn voor iets om onder een bepaald concept te vallen (bijv. "heeft vleugels" is noodzakelijk voor "vogel").

16
New cards

Voldoende voorwaarden

Een combinatie van eigenschappen die garandeert dat iets onder een concept valt (bijv. "heeft veren, vleugels, legt eieren" is voldoende voor "vogel").

17
New cards

Familiegelijkenissen (Wittgenstein)

Het idee dat sommige concepten geen vaste essentie hebben, maar een netwerk van overlappende kenmerken delen, zoals familieleden (toegepast op "spel").

18
New cards

Vier kroonjuwelen

De vier hoofddomeinen van filosofie: metafysica (zijnsleer), logica (redeneerleer), epistemologie (kennistheorie) en moraalfilosofie (ethiek).

19
New cards

Metafysica

De tak van filosofie die fundamentele vragen stelt over de aard van de werkelijkheid (bijv. "Wat is tijd?", "Bestaat vrije wil?").

20
New cards

Logica

De studie van geldig redeneren, inclusief formele systemen en drogredenen. Essentieel voor filosofische argumentatie.

21
New cards

Drogreden

Een schijnbaar overtuigend maar logisch ongeldig argument. Voorbeelden zijn "affirming the consequent" en "slippery slope".

22
New cards

Affirming the consequent

"Als P dan Q. Q is waar, dus P is waar." Bijv. "Als het regent, is de straat nat. De straat is nat, dus het regent."

23
New cards

Slippery slope

Drogreden waarbij wordt beweerd dat een kleine stap onvermijdelijk zal leiden tot extreme gevolgen (bijv. "Als we huiswerk afschaffen, zullen studenten nooit meer leren").

24
New cards

Modus ponens

Geldige redenering: "Als P dan Q. P is waar, dus Q is waar." Bijv. "Als het regent, wordt de straat nat. Het regent, dus de straat wordt nat."

25
New cards

Modus tollens

Geldige redenering: "Als P dan Q. Q is onwaar, dus P is onwaar." Bijv. "Als het regent, wordt de straat nat. De straat is niet nat, dus het regent niet."

26
New cards

Epistemologie

Kennisleer, bestudeert vragen als "Wat is kennis?", "Hoe verkrijgen we kennis?", en "Kunnen we iets zeker weten?".

27
New cards

Moraalfilosofie

Onderzoekt ethische vragen over goed en kwaad, verdeeld in meta-ethiek, normatieve ethiek en descriptieve ethiek.

28
New cards

Meta-ethiek

Bestudeert de aard van morele uitspraken (bijv. "Zijn morele waarheden objectief of subjectief?").

29
New cards

Normatieve ethiek

Ontwikkelt morele theorieën over hoe men zou moeten handelen (bijv. deugdethiek, utilitarisme).

30
New cards

Descriptieve ethiek

Beschrijft feitelijke morele overtuigingen van mensen of culturen (empirische benadering).

31
New cards

Wetenschapsfilosofie

Onderzoekt grondslagen, methoden en implicaties van wetenschap, zowel algemeen als toegepast op specifieke wetenschappen.

32
New cards

Algemene wetenschapsfilosofie

Bestudeert fundamentele vragen zoals "Wat is wetenschap?", "Hoe onderscheidt wetenschap zich van pseudowetenschap?".

33
New cards

Toegepaste wetenschapsfilosofie

Richt zich op filosofische vragen binnen specifieke wetenschappen (bijv. filosofie van de psychologie).

34
New cards

Multidiscipline

Een veld dat methoden en inzichten uit meerdere disciplines combineert, zoals pedagogische wetenschappen die psychologie, sociologie en filosofie integreren.

35
New cards

Morele normen

Voorschriften over goed en kwaad gedrag (bijv. "Je mag niet stelen"). Vaak gecontrasteerd met sociale normen.

36
New cards

Waardengeladen

Begrippen of praktijken die impliciete morele of epistemische waarden bevatten (bijv. "goed onderwijs" veronderstelt bepaalde waarden).

37
New cards

Objectiviteit

Streven naar neutrale, onpartijdige kennis. Een epistemische waarde die soms botst met waardengeladenheid.

38
New cards

Descartes

Grondlegger van het modern rationalisme, bekend om zijn methodische twijfel en "Cogito ergo sum".

39
New cards

Methodische twijfel

Descartes' strategie om alles in twijfel te trekken om tot onbetwijfelbare zekerheden te komen.

40
New cards

Malin genie

Descartes' hypothetische kwaadaardige demon die ons systematisch zou kunnen misleiden - uitdaging aan onze zekerheden.

41
New cards

Cogito ergo sum

"Ik denk, dus ik ben" - Descartes' onbetwijfelbare zekerheid die als fundament voor kennis diende.

42
New cards

Godsbewijs

Descartes' argument dat Gods volmaaktheid garant staat voor de betrouwbaarheid van onze zintuiglijke kennis.

43
New cards

Mediaat realisme

Descartes' opvatting dat kennis van de buitenwereld indirect is, via God en zintuiglijke indrukken.

44
New cards

Substantiedualisme

Descartes' theorie dat geest (denkende substantie) en lichaam (uitgebreide substantie) fundamenteel verschillend zijn.

45
New cards

Principe van identiteit

Het idee dat twee dingen identiek zijn als ze alle eigenschappen delen (Leibniz), gebruikt door Descartes in zijn dualisme.

46
New cards

David Hume

Empiristisch filosoof die causaliteit reduceerde tot regelmatige opeenvolging en het probleem van inductie formuleerde.

47
New cards

La Mettrie

Materialistisch filosoof die stelde dat geest en lichaam één zijn ("L'Homme Machine").

48
New cards

Materialisme

Opvatting dat alles, inclusief de geest, uit materie bestaat. Voorloper van fysicalisme.

49
New cards

Fysicalisme

Moderne versie van materialisme: alles is fysisch (niet per se materieel in klassieke zin).

50
New cards

Fysisch spul

Alles wat beschreven kan worden door de fysica, inclusief energie en velden (fysicalisme).

51
New cards

Eliminativistisch fysicalisme

Radicale vorm: mentale toestanden bestaan niet, alleen hersentoestanden (Churchland).

52
New cards

Reductionistisch fysicalisme

Mentale toestanden zijn identiek aan hersentoestanden (type-identiteitstheorie).

53
New cards

Hempels dilemma

Uitdaging voor fysicalisme: verwijst het naar huidige of ideale fysica? Beide opties problematisch.

54
New cards

Eigenschapsdualisme

Opvatting dat het brein niet-fysische eigenschappen produceert (bv. qualia), zonder aparte substantie.

55
New cards

Qualia

de subjectieve ervaring van bewustzijnstoestanden (bv. hoe pijn voelt).

56
New cards

Kennisargument

Frank Jacksons gedachte-experiment met Mary die alles over kleur weet maar iets nieuws leert als ze kleur ziet - pleit tegen fysicalisme.

57
New cards

Wolfskinderen

Kinderen die zonder menselijk contact opgroeiden, gebruikt in nature-nurture debat (bv. Victor van Aveyron).

58
New cards

Psammetichus

Volgens Herodotus een Egyptische koning die een taalexperiment deed met geïsoleerde kinderen.

59
New cards

Recapitulatie-theorie

Verouderd idee dat individuele ontwikkeling (ontogenie) de evolutie van de soort (fylogenie) herhaalt.

60
New cards

Itard en Condillac

Onderzoekers van Victor van Aveyron die concludeerden dat menselijke ontwikkeling cultuur vereist (antinativistisch).

61
New cards

Antinativistisch

Benadrukken van de rol van omgeving (nurture) boven aangeboren eigenschappen in ontwikkeling.

62
New cards

Rousseau en Voltaire

Verlichtingsfilosofen met nativistische tendensen - geloofden in sterke rol van natuur in ontwikkeling.

63
New cards

Genie

Pseudoniem voor een extreem verwaarloosd meisje (1970) wiens beperkte vooruitgang kritiek gaf op nurture-benaderingen.

64
New cards

Interactionisme

Moderne visie dat nature (aanleg) en nurture (omgeving) voortdurend interacteren in ontwikkeling.

65
New cards

Cumulatieve cultuur

Uniek menselijk vermogen om culturele kennis over generaties op te bouwen en te verfijnen.

66
New cards

Innate

Aangeboren - kan verschillende betekenissen hebben (zie subcategorieën zoals adaptatie, heritabiliteit).

67
New cards

Niet aangeleerd

Ontwikkelt zonder specifieke externe input (bv. zuigreflex bij baby's).

68
New cards

Adaptatie (vorm van aangeboren)

Evolutie voordeel - eigenschap die door natuurlijke selectie is ontstaan (bv. angst voor slangen).

69
New cards

Heritabiliteit

Statistische maat voor hoeveel variatie in een populatie genetisch bepaald is (niet hetzelfde als "aangeboren").

70
New cards

Invariantie (vorm van aangeleerd)

Ontwikkelt onder diverse omstandigheden (bv. basisgrammatica bij taalverwerving).

71
New cards

Kanalisering

Ontwikkeling blijft stabiel ondanks omgevingsvariatie (bv. basis motorische ontwikkeling).

72
New cards

Universeel

Komt in alle culturen voor (bv. basisemoties zoals blijdschap, woede).

73
New cards

Aanwezig bij geboorte

Direct observeerbaar bij geboorte (versus latent aanwezig potentieel).

74
New cards

Biologisch determinisme

Foutief idee dat gedrag volledig door genen bepaald is (vaak gebruikt om sociale ongelijkheid te rechtvaardigen).

75
New cards

Naturalistische drogreden

Redeneren van "is" naar "ought" - wat natuurlijk is, is niet per se goed (Rousseau maakte deze fout).

76
New cards

Demarcatieprobleem

Het probleem van het afbakenen van wetenschap tegenover pseudowetenschap (Popper, Kuhn).

77
New cards

Karl Popper

Filosoof die falsifieerbaarheid als demarcatiecriterium voorstelde.

78
New cards

Falsifieerbaar

De mogelijkheid dat een theorie door observaties of experimenten weerlegd kan worden (Popper).

79
New cards

Corroboreren

Ondersteunen van een theorie door tests die haar hadden kunnen falsifiëren maar dat niet deden (Popper).

80
New cards

Ad hoc-hypothesen

Aanpassingen aan een theorie om falsificatie te vermijden, die zelf niet falsifieerbaar zijn (problematisch volgens Popper).

81
New cards

Thomas Kuhn

Wetenschapsfilosoof bekend van paradigma's en wetenschappelijke revoluties.

82
New cards

Normale wetenschap

Wetenschappelijk onderzoek binnen een geaccepteerd paradigma (Kuhn).

83
New cards

Paradigma

Een samenhangend stelsel van theorieën, methoden en voorbeelden dat wetenschappelijk onderzoek richt (Kuhn).

84
New cards

Wetenschappelijke revolutie

De overgang van het ene paradigma naar een ander (bv. Copernicaanse revolutie).

85
New cards

Anomalie

Observaties die niet in het bestaande paradigma passen en tot crisis kunnen leiden (Kuhn).

86
New cards

Incommensurabiliteit

Het idee dat oude en nieuwe paradigma's zo verschillen dat ze niet volledig met elkaar vergeleken kunnen worden (Kuhn).

87
New cards

Demarcatie volgens Kuhn

Geen absolute grens - wat als wetenschap geldt, hangt af van het heersende paradigma.

88
New cards

Pre-paradigmatische fase

Fase waarin een discipline nog geen consensus heeft over basisaannames (bv. sociale wetenschappen volgens Kuhn).

89
New cards

Wetten

Universele, uitzonderingsloze generaliseringen die noodzakelijk waar zijn (typisch voor natuurwetenschappen).

90
New cards

Erklären

Verklaren door oorzaken en wetten bloot te leggen (natuurwetenschappelijke benadering).

91
New cards

Verstehen

Begrijpen door interpretatie van betekenis en context (geesteswetenschappelijke benadering).

92
New cards

Eerste-persoonsperspectief

Subjectieve ervaring vanuit het "ik" - centraal in Verstehen.

93
New cards

Mary Douglas

Antropologe bekend om haar analyse van symbolische systemen (bv. "onreinheid" in culturen).

94
New cards

Dikke beschrijving/symbolische logica

Diepgaande interpretatie van culturele patronen die hun interne logica blootlegt (Geertz).

95
New cards

Hermeuntiek

De methode van tekstinterpretatie, uitgebreid naar het begrijpen van menselijk handelen.

96
New cards

Pedagogiek

Combineert Erklären (effectiviteit van methoden) en Verstehen (ervaringen van lerenden/opvoeders).

97
New cards

David Hume

Formuleerde het probleem van inductie: er is geen logische rechtvaardiging voor generalisaties uit observaties.

98
New cards

Probleem van inductie

Het fundamentele probleem dat we nooit zeker kunnen zijn dat toekomstige observaties onze generalisaties zullen bevestigen.

99
New cards

Causaliteit

Hume: we observeren alleen regelmatige opeenvolging, geen noodzakelijk verband tussen oorzaak en gevolg.

100
New cards

Inductie

Het proces van algemene conclusies trekken uit specifieke observaties - basis van wetenschap maar logisch onzeker.