Kaarten: Affaire Conclue - Module 4 | Quizlet

un fonds

kapitaal, fonds

le Fonds Monétaire International (FMI)

het Internationaal Monetair Fonds (IMF)

payer / régler (une facture)

(een factuur) betalen

payer (au) comptant

contant (= onmiddellijk) betalen

un paiement par reconnaissance faciale

betaling via gezichtsherkenning

une carte prépayée

prepaidkaart

un code secret / confidentiel

geheime / vertrouwelijke code

un code QR

QR-code

la monnaie digitale

digitale munt

stocker (les données)

(gegevens) opslaan, bewaren

détenir (des cryptos)

bezitten (cryptomunten)

un détenteur de cryptomonnaies / de bitcoin

crypto-houder / bitcoin-houder

la sécurisation

beveiliging, fraudebestendig maken

sûr, sûre

veilig, zeker

gérer (un budget)

beheren (een budget)

une allocation

toelage, uitkering, steun

une indemnité de chômage

werkloosheidsuitkering

rapporter gros

veel (geld) opbrengen

aisé, aisée

welgesteld

avoir des revenus modestes

een bescheiden inkomen hebben

un subside

subsidie, toelage

dépensier, dépensière

verkwistend, koopziek, koopgraag

un gaspilleur, une gaspilleuse

verkwister

des frais (m. pl.)

(on)kosten, uitgaven

coûter cher (adv.)

veel kosten, duur zijn

payer cher (adv.)

duur betalen (ook fig.)

avantageux, avantageuse

gunstig, voordelig, goedkoop

gratuit, gratuite

gratis (adj. et adv.)

généreux, généreuse

vrijgevig

mettre de l'argent de côté

geld opzijzetten

économe

zuinig

un employé de banque, une employée de banque

bankbediende

le secret bancaire

bankgeheim

bloquer un compte

een bankrekening blokkeren

être à découvert

in het rood staan

effectuer (une transaction (bancaire), une opération bancaire)

een (bank)transactie, bankverrichting uitvoeren

un bulletin de virement

overschrijvingsformulier

un taux de change

wisselkoers

un investissement

belegging; investering

un investisseur

investeerder

un prêt

lening

avancer de l'argent à (qqn.)

geld voorschieten aan iem.

devoir de l'argent à (qqn.)

geld verschuldigd zijn aan iem.

une dette

(te betalen) schuld

une créance

schuldvordering

rembourser (qqn.)

iem. terugbetalen

un délai de paiement

uitstel van betaling

un assureur

verzekeraar

les dégâts (m. pl.) / les dommages (m. pl.)

schade

causer des dégâts / des dommages à (qqn.)

aan iem. schade berokkenen

matériel

materieel

une assurance assistance (voyage)

(reis)bijstandsverzekering, bijstand

une assurance accidents du travail

arbeidsongevallenverzekering

financier, financière

financieel

une contrepartie

vergoeding

une déclaration d'impôts

belastingsaangifte

des espèces (f.pl.)

contant geld, baar geld

un billet

(bank)biljet

une pièce

stuk, geldstuk

la monnaie

munt(stuk), munteenheid, valuta; kleingeld, wisselgeld

la monnaie étrangère

vreemde valuta, buitenlands geld

monétaire

geld-, munt-

le dollar ($)

dollar

un capital (des capitaux)

kapitaal

payer sans contact

contactloos betalen

un terminal de paiement

betalterminal

une carte de débit

debetkaart

introduire / insérer / taper (le code, le montant)

(de code, het bedrag) invoeren

un réseau d'ordinateurs

computernetwerk

échanger (des cryptos)

(cryptomunten) uitwisselen, (in crypto) handelen

volatile

volatiel, wisselend

une variation

schommeling, wisseling, wijziging

risquer

wagen, op het spel zetten

la sécurité

veiligheid, zekerheid

frauduleux, frauduleuse

vals, bedrieglijk

une victime (de fraude)

slachtoffer (van fraude)

risquer

wagen, op het spel zetten

une fraude

fraude, bedrog, oplichterij

frauduleux, frauduleuse

vals, bedrieglijk

le piratage

hacking

une gestion

beheer, management

un revenu

inkomen, inkomsten, salaris

gagner de l'argent

geld verdienen

gagner (bien) sa vie

(goed) zijn brood verdienen, (goed) zijn geld verdienen

la richesse

rijkdom

modeste

bescheiden

gaspiller

verkwisten, verspillen

un gaspillage

verkwisting, verspilling

louer

(ver)huren

un coût

kosten, prijs

coûter

kosten

meilleur marché (invariable)

goedkoper

un avantage

voordeel

la pauvreté

armoede

avare

gierig, vrekkig

faire des épargnes (f.)

sparen

la Banque centrale européenne (BCE)

Europese Centrale Bank (ECB)

la banque par téléphone

phonebanking

bancaire

bank-, van de bank

compter

tellen; meetellen, belangrijk zijn