1/121
100 flashcards in het vocabulaire-stijl die kernbegrippen, namen, concepten en gebeurtenissen uit de aantekeningen samenvatten.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Hart als zetel van de ziel (Oud-Egyptische overtuiging)
Het hart werd gezien als de zetel van de ziel; de hersenen werden minder belangrijk gevonden en kwamen pas later in beeld.
Edwin Smith-papyrus
Een rol papyrus (gevonden in Luxor) met 48 gevalsstudies over nek- en hoofdletsel en klinische diagnoses.
Aanschaf Edwin Smith-papyrus (1862) en vertaling (1930)
Smith kocht de papyrus; Breasted vertaalde later de tekst over de medische wereld.
Oud-Egyptische kopie ~3000 v.Chr.
De tekst die 700 v.Chr. is geschreven, vermoedelijk een kopie van een oudere Bron uit 3000 v.Chr.
Diagnostische conclusies in Smith-papyrus
Drie mogelijke uitkomsten per case: te behandelen, te proberen behandelen of niet behandelen.
Gapende wond en hersenen
De tekst beschrijft hoe de hersenen eruit zien bij een gapende wond en de gevolgen daarvan.
Harten-ziel overtuiging (herhaling)
Het hart werd als zetel van de ziel gezien; de hersenen kregen minder aandacht.
Hersenen weggehaald via de neusgaten
Tijdens mummificatie werden de hersenen via de neusgaten verwijderd.
Plato: ziel in de hersenen
De ziel wordt in drie delen geplaatst; hersenen voor redeneren (hoogste), hart voor sensaties, lever voor lichamelijke functies.
Ziel volgens Plato: drie delen
Hersenen (redeneren), hart (sensaties), lever (lichamelijke functies).
Ziel is onsterfelijk (Plato)
De ziel wordt als onsterfelijk beschouwd en apart van het lichaam geplaatst.
Lever als laagste zetel (Plato)
Lever raakt betrokken bij basis lichamelijke functies.
Aristoteles: ziel in het hart
Ziel ligt in het hart; hart is warm, centraal en verbonden met het lichaam; brein koelt het lichaam.
Brein koelt het lichaam (Aristoteles)
Het brein zorgt voor afkoeling van het lichaam, wat verklaart waarom het hart groter lijkt.
Galenus: zenuwen en ventrikels
Galenus observeerde dat stem en communicatie uit het brein komen; zenuwen in ventrikels waren belangrijk.
Zenuwen komen uit ventrikels (Galenus)
Zenuwen verondersteld hol te zijn en stammen uit de ventrikels; communicatie tussen brein en lichaam.
Zielige geesten door zenuwen
Galenus vermeende dat dierlijke geesten door zenuwen reizen tussen ventrikels en brein.
Dissecties door Galenus
Galenus dissecteerde hersenen en maakte tekeningen van hersen- en zenuwstructuren.
3 ventrikels en functies (Vesalius)
Vesalius verdeelde de ventrikels in drie, elk met een eigen functie: gezond verstand, gedachten/redeneren, geheugen.
Frontale ventrikel – gezond verstand
Het voorste ventrikel wordt geassocieerd met zintuiglijke informatie, verbeelding en fantasie.
Middentrag ventrikel – gedachten/reden
Het middenventrikel omvat gedachten en redenering.
Achterste ventrikel – geheugen
Het achterste ventrikel bevat het geheugen.
Da Vinci en Reisch – brain drawings
Tekeningen van brein en ventrikels door Da Vinci en Reisch hebben invloed gehad op anatomische beelden.
Von Grafenberg: Observationes Medicea de Capite Humano
Bespreekt klinische observaties van hersenletsel en spreken; herinneringen aan woorden kunnen verdwijnen.
Capite Humano: onverstaanbare taal bij patiënt
Sommige patiënten kunnen niet spreken vanwege verloren woorden, niet alleen tongverlamming.
Bouillaud – spraak en frontale lobben
Boodschap dat spraakproductie verbonden is met linker/frontale lob; bewijs via autopsie.
Broca’s regio
Specifieke regio in de linker frontale lob verantwoordelijk voor spraakproductie.
Wernicke – taalbegrip in linker hemisfeer
Schade in achterste linker hemisfeer kan taalbegrip aantasten, niet uitsluitend spreken.
Aubertin en Bouillaud
Aubertin leverde bewijs voor Bouillaud; die naam is gelinkt aan vroege spraaklokalisatie.
Dax – dominantie van linker hemisfeer
1863: dominantie van de linker hemisfeer voor taal; Broca putte hieruit ideeën.
Meynert‑context – invloed op taalcentra
Meynert kan een invloed hebben gehad op Wolfgang Wernicke/Broca’s werk.
GolgI-silver staining (1873)
Golgi gebruikte zilververf om hersenweefsel te kleuren en neuronen zichtbaar te maken.
Neuronen (cellen in grijze stof)
Grijze stof bestaat uit miljarden neuronale cellen; basiseenheden van hersenen.
Ramón y Cajal (Neuronenleer)
Nobelprijs 1906; beschreef dat neuronen discrete cellen zijn; neurale verbindingen bestaan via synapsen.
Grijze stof vs witte stof
Grijze stof bevat cellichamen; witte stof bevat axonen (zenuwvezels) die verbindingen vormen.
Axonen (zenuwvezels)
Uitlopers van neuronen die signalen naar andere neuronen of spieren sturen.
Neuronen vs netwerk
Hersennetwerk is opgebouwd uit onderling verbonden neuronen met synaptische communicatie.
Golgi‑Cajal discussie
Beide bevindingen droegen bij aan het debat over neuron doctrine en netwerkstructuur.
Elektriciteit in neuronen (historie)
Elektriciteit onderzocht als mechanisme voor zenuwsignalen; debat over chemische vs elektrische processen.
Galvani – kikkerbeen en elektriciteit
Bewijs dat beweging elektriciteit opwekt; toonde betrokkenheid van elektriciteit bij zenuwsignalen.
Volta – kritiek op Galvani
Volta leverde kritiek, argumenterend dat Galvani niet bewijst dat breinsignalen elektrisch zijn.
du Bois-Reymond – zenuwsignalen zijn elektrisch
Bewees via elektrische dierenonderzoeken dat zenuwsignalen echte elektriciteit betreffen.
Helmholtz – snelheid van zenuwsignaal
Bepaalde snelheden van zenuwgeleiding; snelheid vergelijkbaar met of langzamer dan licht; elektrisch vs chemisch.
Snelheid van signaal als criterium
Als snelheid hoog genoeg vlak bij licht ligt, dan is proces elektrisch; anders chemisch.
Synapsen – chemische communicatie
Axonen eindigen in synapsen die neurotransmitters bevatten en signalen chemisch overdragen.
Neurotransmitters
Chemische stoffen die de overdracht van signalen tussen neuronen mogelijk maken.
Single‑cell recording
Eerst gebruikte techniek waarbij elektronen in individuele hersencellen werden geplaatst; invasief.
EEG – elektro-encefalogram
Berger (1928) observeerde elektrische hersenactiviteit via schedelplakkers; alfa- en beta‑golven.
Alfa‑golven
Trage golfpatronen in rusttoestand bij EEG.
Beta‑golven
Snellere golven bij alertheid of open ogen.
ERP – Event-Related Potentials
Veranderingen in elektrische activiteit als reactie op specifieke stimuli, gemeten met EEG.
MEG – magneto-encefalografie
Meten van magnetische velden rond het hoofd door hersenactiviteit.
PET‑scanning
Positronemissietomografie; volgt radioactieve stof in bloed om hersenactiviteit te meten.
fMRI
Functionele MRI; meet zuurstofverbruik in hersenen; heeft lage temporele maar hoge ruimtelijke resolutie.
Beperkte temporele resolutie van fMRI
fMRI registreert trage veranderingen, niet snelle fenomenen goed.
TMS – transcraniële magnetische stimulatie
Spoel op het hoofd die tijdelijk hersendeel verstoort; biedt causale informatie over functie.
Cognitieve neurowetenschap
Wetenschap die biologische mechanismen achter cognitie bestudeert, vaak met brain imaging, TMS en electrophysiologie.
Kilhström – kritiek op brain imaging
Beweging tussen imaging en neuropsychologie: bezorgdheid over over-interpretatie van lokalisatie.
Blob spotting naar multi‑voxel patroonanalyse
Overgang in imaging: van simpele lokalisatie naar patroonanalyse over meerdere voxels.
Cognitieve neuropsychiatrie
Onderzoek dat mentale stoornissen probeert te begrijpen via cognitieve modellen en hersenfuncties.
wanen bij schizofrenie (statistiek)
Wanen komen voor bij ongeveer 75% van mensen met schizofrenie; kan ook door hersenschade ontstaan.
Capgras-syndroom (Capgraswaan)
Waan waarin een geliefde persoon als dubbelganger wordt gezien; bekende gezichten zonder gevoelde herkenning.
Capgras – Freudiaanse interpretatie
Oorsprong gekoppeld aan onbewuste conflicten en verdrong gevoelens; psychoanalytische uitleg.
Paul Schreber-case
Verholde paranoid paranoia; inspirerend voorbeeld voor Capgras‑ideeën (vergelijkingspunt).
Cognitieve neuropsychiatrie en Capgras
Onderzoekt Capgras als gevolg van hersenbeschadiging; twee routes voor gezichtsherkenning besproken.
Prosopagnosie (Gezichtsblindheid)
Onvermogen gezichten bewust te herkennen; wel emotionele/gestische reacties kunnen blijven bestaan.
Bauer 1984 – gezichtsherkenning
Toonde gezichten van bekende personen; huidgeleiding (skin conductance) aangetoond bij herkend gezicht.
Logogene route
Visueel-lexicale route; herkenning van woorden via visueel‑lexicale systemen.
Cognitieve route naar betekenis
Route via cognitieve systeem naar output-systeem voor betekenis van een woord.
Drie logogene systemen
Visueel logogeen systeem, auditief logogeen systeem en output systeem ( uitspraak).
Morton & Patterson (1980)
Brachten onderscheid tussen logogeen systeem en cognitief systeem in dyslexie en lezen.
Converteren van letters naar geluiden (grafeem-foneem conversie)
Klanken worden uitgesproken op basis van letter-naar-klank omzetting.
Directe logogeen → output route
Directe verbinding tussen visueel logogeen en output systeem voor bepaalde woorden.
Indirecte route via cognitief systeem
Leest route waarbij betekenis wordt geactiveerd via cognitieve systeems.
Three routes to reading (algemeen)
Drie routes: grafeem-foneem conversie; directe visueel‑logogene verbinding; via cognitief systeem naar meaning then output.
Brainscans: eerste generatie technieken
Introductie van non-invasieve methodes zoals EEG/ERP, MEG, PET, fMRI, TMS.
Systeem van zenuwbanen: afferent vs efferent
Afferent: info naar hersenen; efferent: respons terug naar lichaam.
Afferente zenuwbanen
Naar de hersenen/ ruggenmerg leidende zenuwen.
Efferente zenuwbanen
Zenuwen die signalen van het CNS naar spieren/klieren sturen.
Reflexboog
Systeem waarbij sensorische stimuli een onvrijwillige beweging tot gevolg hebben via een reflexpad.
Hall – reflexboog en zenuwfuncties
Introduceerde reflexboog en dat reflexen de basis vormen van motorische controle.
Sechenov – Reflexes of the Brain (1863)
Stelde dat alle hogere cognitieve functies natuurlijke reflexen zijn.
Pavlov – reflex als raamwerk voor leren
Geïnspireerd door Sechenov; leerprocessen via reflexmatige koppelingen.
James – reflexmodel van brein
Beoordeelde reflex als model voor hersenfuncties maar hield vrije wil en bewustzijn buiten elke reflex.
Equipotentialiteit
Idea dat alle hersendelen even mogelijk bij kuntell方面; geen specifieke lokalisatie.
Lokalisatie van functies
Stellen dat bepaalde hersengebieden specifieke functies hebben.
Bouillaud – spraaklokalisatie (1825)
Bewijs dat spraakcontrole werd bepaald door linker en rechter frontale gebieden.
Flourens – tegenstander van strikte lokalisatie
Voerde aan dat grote hersenstructuren verschillende functies hebben en pleitte voor equipotentialiteit.
Ruggenmerg als kanaal vs. uitbreiding van hersenen
Oude visie: ruggenmerg alleen signaaltransmissie; nieuwe visie: hersenen een uitbreiding daarvan.
Medulla en vegetatieve functies
Medulla is betrokken bij vitale/vegetatieve functies.
Cerebellum en beweging
Cerebellum essentieel voor bewegingen en motorische coördinatie.
Fonale rol van cortex (cortex vs white matter)
Benoemt de cortex als buitenste laag (grijze stof) en de onderliggende witte stof.
Willis – Cerebri Anatome (1664)
Belangrijk werk over hersenanatomie; vroeg inzicht in hersenstructuur.
Reflex tot mentale functies – samenhang
Inzicht dat reflexen de bouwstenen vormen voor complexere mentale processen.
Procháska (1784)
Procháska betoogde reflexen betrekkelijk het ruggenmerg en bovenliggende structuren.
Hersencellen en neuron‑concept
Ontdekking dat grijze stof uit cellen (neuronen) bestaat en dat informatie via netwerken loopt.
Golgi‑kleuring (1873)
Techniek met zilverkleuring die neuronen zichtbaar maakte en een netwerk vormde.
Ramón y Cajal – neuron doctrine
Stelde dat neuronen discrete cellen zijn; synapsen mogelijk maken communicatie; Nobelprijs 1906.
Grijze stof vs witte stof (neuronomie)
Grijze stof bevat neuronale cellichamen; witte stof bestaat uit axonen die verbinden.
Axonen – zenuwvezels
Uitlopers van neuronen die signalen vervoeren tussen cellen.