7. Didactische principes

0.0(0)
studied byStudied by 3 people
0.0(0)
full-widthCall with Kai
GameKnowt Play
New
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/28

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Te bereiken doelstellingen ● Betekenis verschillende didactische principes weergeven ○ Motivatieprincipe, aanschouwelijkheidsprincipe, activiteitsprincipe, geleidelijkheidsprincipe, individualisatie- of differentiatieprincipe, herhalings- of integratieprincipe ● Verschil intrinsieke en extrinsieke motivatie uitleggen ● Aangeven hoe leerkrachten lessen motiverend kunnen maken ● Functie aanschouwelijkheid in didactisch proces beschrijven ● Aangeven hoe de leerkracht zijn lessen aanschouwelijk kan maken ● ASA-theorie (CSA) uitwerken in eigen lespraktijk ● Aangeven hoe de leerkracht zijn lessen actief kan maken ● Aantal oplossingen geven om tegemoet te komen aan individualisatieprincipe ● Verschillende vormen van differentiatie uitleggen ● In lesvoorbereiding of concrete lesuitvoering de verschillende didactische principes hanteren

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

29 Terms

1
New cards

Wat houdt het motivatie- of belangstellingsprincipe in?

houdt rekening met de spontane belangstelling en interesse van leerlingen, en gebruikt hun milieu en eigen ervaringen als springplank naar andere onderwerpen.

2
New cards

Wat is intrinsieke leermotivatie?

Motivatie die voortkomt uit interesse in de leerinhouden of -activiteiten zelf. Het bevredigt de behoefte om te leren en heeft een positief effect op prestaties en studievreugde.

3
New cards

Wat is extrinsieke leermotivatie?

Motivatie die gericht is op het bereiken van een ander doel, zoals een diploma halen, waardering krijgen of straf vermijden.

4
New cards

Wat zijn gevolgen van geen of verkeerde motivatie bij leerlingen?

Concentratieproblemen, storend gedrag, spijbelen, leermoeheid en gevoelens van zinloosheid.

5
New cards

Noem enkele factoren bij de leerling die kunnen leiden tot demotivatie.

  • Ontbreken van intrinsieke en/of extrinsieke motivatie

  • Negatief zelfbeeld

  • Weinig voorkennis

  • Onvoldoende studievaardigheden

  • Tekorten in intellectuele of specifieke aanleg

  • Gezondheidsproblemen of persoonlijke problemen

6
New cards

Noem enkele factoren in de leeromgeving die kunnen leiden tot demotivatie.

  • Affectief-relationeel handelen van de leerkracht (bv. geen geduld, weinig waardering)

  • Vakdidactisch handelen (bv. te hoge/te lage eisen, weinig feedback, te veel nadruk op cijfers)

  • Saaie leerinhouden of slechte groepsgeest

  • Weinig ruimte voor eigen activiteiten en sociaal contact

  • Te veel beloning of straf

  • Lage betrokkenheid van ouders

7
New cards

Wat kunnen leerkrachten doen om leerlingen te motiveren?

  • Zelf gemotiveerd zijn

  • Het nut van de leerstof duidelijk maken

  • Bereikbare doelen geven

  • Voldoende variatie bieden (methodes, klasindeling, werkvormen)

  • Starten met een probleemstelling, nieuw feit of idee

  • Gepaste feedback geven

  • Zorgen voor een goede klassfeer

  • Verantwoordelijkheid stimuleren

8
New cards

Wat moet je vermijden bij het motiveren van leerlingen?

Overmatig straffen of belonen (dit kan werken, maar is minder effectief).

9
New cards

Wat is het doel van het aanschouwelijkheidsprincipe?

Leerinhouden zoveel mogelijk zintuiglijk waarneembaar voorstellen, niet enkel visueel maar ook ervaringsgericht.

10
New cards

Wat is verbalisme?

Leersituaties met een te abstract karakter, doordat het aanschouwelijkheidsprincipe niet voldoende wordt toegepast.

11
New cards

Wat gebeurt er bij een tekort aan aanschouwelijkheid?

De doorbraak naar abstract denken wordt verhinderd. Bijvoorbeeld: een kind dat enkel poedels ziet, zal ‘hond’ als abstract begrip niet herkennen.

12
New cards

Wat zijn de drie fasen van het denken volgens de cognitieve psychologie?

  • Aanschouwelijke fase: concreet, zintuiglijk waarneembaar

  • Schematische fase: vereenvoudiging van de essentie, zonder irrelevante aspecten

  • Abstracte fase: zuivere begrippen en symbolen

13
New cards

Wat houdt het activiteitsprincipe in?

Leerlingen nemen een actieve rol in het leerproces, wat zorgt voor een hogere slaagkans.

14
New cards

Wat zijn de twee soorten activiteit binnen het activiteitsprincipe?

  • Externe activiteit: motorisch (uiterlijk handelen)

  • Interne activiteit: verbaal of geestelijk (denken, reflecteren)

15
New cards

Waarom is activiteit noodzakelijk in het leerproces?

  • Integratie van geleerde (weten, inzien, toepassen)

  • Algemene vorming (gevarieerde toepassing)

  • Fundamentele vorming (oplossingsmethodes, attitudes)

  • Zelfwerkzaamheid (leren door fouten, leerkracht begeleidt)

16
New cards

Wat is belangrijk bij zelfwerkzaamheid?

Een positief klasklimaat waarin fouten maken is toegestaan en leerlingen eruit leren.

17
New cards

Wat betekent het differentiatieprincipe?

Rekening houden met verschillen tussen leerlingen en tegemoetkomen aan hun eigenheid, zodat er gelijke onderwijskansen zijn.

18
New cards

Welke groepen leerlingen vallen buiten het traditionele klassikale onderwijs?

  1. Over-achievers: zwakkere leerlingen die boven hun niveau werken (forcerend onderwijs).

  2. Under-achievers: sterke leerlingen die onder hun niveau werken (volgend onderwijs).

19
New cards

Wat is ontwikkelend onderwijs?

Taken aanbieden die net iets boven het verworven leerniveau liggen om motivatie te stimuleren.

20
New cards

Op welke vlakken kunnen leerlingen verschillen?

  • Aanleg

  • Leertempo

  • Motivatie

  • Persoonlijkheid

  • Aanvangsniveau en voorkennis

  • Geheugen en leerstijl

21
New cards

Wat zijn de vormen van differentiatie?

  • Naar doelstellingen: minimumdoelen of doelen per leerling.

  • Naar belangstelling: opdrachten kiezen op basis van interesse.

  • Naar methodische aanpak: variatie in werkvormen en activiteiten.

  • Tempodifferentiatie: verwerking van leerinhouden op eigen tempo.

22
New cards

Wat zijn de twee grote vormen van differentiatie?

  • Convergente differentiatie: werken aan gemeenschappelijke doelen, maar met verschillende ondersteuning.

  • Divergente differentiatie: werken aan verschillende doelen op maat van elke leerling.

23
New cards

Wat houdt het geleidelijkheidsprincipe in?

Lesinhouden worden stapsgewijs opgebouwd, zodat leerlingen van eenvoudige, vertrouwde zaken naar moeilijkere, onbekende leerinhouden evolueren.

24
New cards

Wat betekent ‘van bekend naar onbekend’ binnen dit principe?

Aanknopen bij de voorkennis, belevingswereld en vertrouwde zaken van de leerlingen.

25
New cards

Wat betekent ‘van gemakkelijk naar moeilijk’?

Leerinhouden worden aangeboden in stappen met een duidelijke structuur, bijvoorbeeld via een bordplan.

26
New cards

Wat betekent ‘van concreet naar abstract’?

Nieuwe begrippen en regels laten voortkomen uit concrete voorbeelden door inductief te werken.

27
New cards

Wat is het doel van het integratie- en herhalingsprincipe?

dat nieuw geleerde aansluit bij reeds verworven kennis en geïntegreerd wordt in de persoonlijkheid van de leerling.

28
New cards

Waarom is integratie belangrijk?

Het stelt leerlingen in staat om spontaan toe te passen wat ze geleerd hebben in wisselende omstandigheden.

29
New cards

Wat moet een leerkracht doen om integratie en herhaling te ondersteunen?

  • Verbanden leggen met eerder geleerde zaken (aanknooppunten).

  • Structuur en duidelijkheid bieden met schema’s, overzichten en synthese.

  • Oefenen, herhalen en toepassen in verschillende situaties.