Geldzaken

5.0(1)
studied byStudied by 8 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/482

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

483 Terms

1
New cards
aan het loket
au guichet
2
New cards
aanbieding, de (mv: de aanbiedingen)
l’article en promotion
3
New cards
aankoop, de (mv: de aankopen)
l’achat, l’acquisition
4
New cards
aankoopprijs, de (mv: de aankoopprijzen)
le prix d’achat
5
New cards
aankopen doen (deed – heeft gedaan)
faire des achats
6
New cards
aanpak, de
l’approche
7
New cards
aanpakken (pakte aan – heeft aangepakt)
s’attaquer à
8
New cards
aanraden (raadde aan – heeft aangeraden)
conseiller
9
New cards
aantal, het
le nombre
10
New cards
af en toe
de temps en temps
11
New cards
afhangen van (hing af – heeft afgehangen)
dépendre de
12
New cards
afhankelijk van
dépendant de, selon, ça dépend
13
New cards
afspraak, de (mv: de afspraken)
le rendez-vous
14
New cards
afspreken (sprak af – heeft afgesproken)
se donner rdv, prendre rdv
15
New cards
alleen (maar)
seulement, uniquement
16
New cards
alleenstaande, de (mv: de alleenstaanden)
la personne seule
17
New cards
altijd
toujours
18
New cards
ander (adj.)
autre
19
New cards
arbeidsmarkt, de
le marché du travail
20
New cards
balans, de
l’équilibre
21
New cards
bank, de
la banque
22
New cards
bankautomaat, de (mv: de bankautomaten)
le distributeur de billets
23
New cards
bankbiljet, het (mv: de bankbiljetten)
le billet de banque
24
New cards
bankgegevens, de
les données bancaires
25
New cards
bankier, de
le banquier
26
New cards
bankieren (bankierde – heeft gebankierd)
faire des transactions, opérations bancaires
27
New cards
bankkaart, de (mv: de bankkaarten)
la carte de banque
28
New cards
bankkantoor, het
l’agence bancaire
29
New cards
bankrekening, de (mv: de bankrekeningen)
le compte en banque
30
New cards
bankzaken, de
les opérations bancaires
31
New cards
bedoeling, de (mv: de bedoelingen)
l’intention, le but
32
New cards
bedrag, het (mv: de bedragen)
le montant
33
New cards
bedragen (bedroeg – heeft bedragen)
s’élever à
34
New cards
beeld, het (mv: de beelden)
l’image
35
New cards
beginnen (begon – is begonnen)
commencer
36
New cards
beheren (beheerde – heeft beheerd)
gérer
37
New cards
behoefte, de (mv: de behoeftes/ behoeften)
le besoin
38
New cards
beïnvloeden (beïnvloedde – heeft beïnvloed)
influencer
39
New cards
belangrijk
important
40
New cards
belasting, de (mv: de belastingen)
l’impôt
41
New cards
belegger, de (mv: de beleggers)
l’investisseur
42
New cards
belegging, de (mv: de beleggingen)
l’investissement, le placement
43
New cards
bepalen (bepaalde – heeft bepaald)
déterminer
44
New cards
beperken (beperkte – heeft beperkt)
limiter
45
New cards
beperkt
limité
46
New cards
beschermen (beschermde – heeft

beschermd)
sécuriser
47
New cards
beschikbaar
disponible
48
New cards
beschikken over (beschikte – heeft beschikt)
disposer de
49
New cards
beseffen (besefte – heeft beseft)
se rendre compte de
50
New cards
besparen (bespaarde – heeft bespaard)
économiser, épargner
51
New cards
bespreken (besprak – heeft besproken)
parler de
52
New cards
bestaan uit
être composé de
53
New cards
besteden aan (besteedde – heeft besteed)
consacrer à
54
New cards
bestellen (bestelde – heeft besteld)
commander
55
New cards
bestelling, de (mv: de bestellingen)
la commande
56
New cards
betaalapp, de (mv: de betaalapps)
l’application de paiement
57
New cards
betaalmiddel, het (mv: de betaalmiddelen)
le moyen de paiement
58
New cards
betalen (betaalde – heeft betaald)
payer
59
New cards
betaling, de (mv: de betalingen)
le paiement
60
New cards
betrouwbaar
fiable
61
New cards
beurs, de (mv: de beurzen)
la bourse
62
New cards
beveiligen (beveiligde – heeft beveiligd)
sécuriser
63
New cards
bewaren (bewaarde – heeft bewaard)
garder, conserver
64
New cards
bewijzen (bewees – heeft bewezen)
prouver
65
New cards
bewust
conscient
66
New cards
bijhouden (hield bij – heeft bijgehouden)
garder, conserver
67
New cards
bijkomende kosten, de
les frais supplémentaires
68
New cards
bijna
presque
69
New cards
biljet, het (mv: de biljetten)
le billet de banque
70
New cards
binnenkomen (kwam binnen – is binnengekomen)
rentrer
71
New cards
blijven (bleef – is gebleven)
rester
72
New cards
boodschap, de (mv: boodschappen)
le message
73
New cards
boodschappen doen (deed – heeft gedaan)
faire les courses
74
New cards
boodschappen, de
les courses
75
New cards
boodschappenlijst, de
la liste de courses
76
New cards
broodje, het (mv: de broodjes)
le sandwich, le petit pain
77
New cards
btw exclusief
hors tva
78
New cards
btw inclusief
tva comprise
79
New cards
budget, het (mv: de budgetten)
le budget
80
New cards
buitengaan (ging buiten – is buitengegaan)
sortir
81
New cards
cash betalen
payer en liquide
82
New cards
cash geld, het
l’argent liquide
83
New cards
cijfer, het (mv: de cijfers)
le chiffre
84
New cards
code, de
le code secret
85
New cards
communiceren (communiceerde – heeft gecommuniceerd)
communiquer
86
New cards
consument, de (mv: de consumenten)
le consommateur
87
New cards
consumeren (consumeerde – heeft geconsumeerd)
consommer
88
New cards
consumptie, de
la consommation
89
New cards
contant / cash betalen
payer comptant
90
New cards
contant geld, het
l’argent liquide
91
New cards
dagelijks
quotidien(nement)
92
New cards
dagelijkse facturen, de
les factures quotidiennes
93
New cards
dagelijkse uitgaven, de
les dépenses journalières
94
New cards
dalen (daalde – is gedaald)
diminuer
95
New cards
daling, de
la diminution
96
New cards
de moeite doen om
faire l’effort de
97
New cards
de uitgaven bijhouden (hield bij – heeft bijgehouden)
suivre les dépenses
98
New cards
deel, het (mv: de delen)
la partie
99
New cards
deskundige, de (mv: de deskundigen)
l’expert
100
New cards
dichtbij
tout près