latijn woordenlijst

senatus, m, senaat

senatus

salutis, v, a. welzijn b. groet

salus

admoneo, herinneren aan, waarschuwen

admonere

censeo, menen

censere

contineo, samenhouden, bewaren, bevatten

continere

gaudeo, blij zijn

gaudere

misceo

miscere

noceo +dat, schaden

nocere

pareo, +dat, gehoorzamen

parere

placeo, +dat, a.bevallen, b. iets bevalt hem

placere

possideo, bezitten

possidere

removeo, verwijderen

removere

retineo, tegenhouden

retinere

soleo, gewoon zijn

solere

timeo, vrezen

timere

caedo, a.vellen b. doden

caedere

cedo, gaan

cedere

aetatis, v leeftijd

aetas

altitudinis, v, a.hoogte b. diepte

altitudo

caedis, v, moord

caedes

celeritatis, v, snelheid

celeritas

crudelitatis, v, wreedheid

crudelitas

dignitatis, v, waard

dignitas

facultatis, v, a.mogelijkheid b. geschiktheid

facultas

felicitatis, v, geluk

felicitas

imaginis, v, beeld

imago

lucis, v, licht

lux

magnitudinis, v, grootte

magnitudo

mentis, v, a.verstand b.gedachte

mens

nationis, v, volk

natio

nobilitatis, v, a. adel b. de adel

nobilitas

occasionis, v, a. gelegenheid b. buitenkans

occasio

orbis, m, kring

orbis

ordinis, v, a.rij b. stand

ordo

parentis, m/v, ouder

parens

partis, v, deel

deel

paupertatis, v, armoede

armoede

pedis, m, voet

pes

plebis, v, volk

plebs

potestatis, v, macht

potestas

sanguinis, m, bloed

sanguis

senis, oude man, oud

senex

servitutis, v, slavernij

servitus

timoris, m, schrik

timor

urbis, v, stad

urbs

utillitatis, v, bruikbaarheid

utillitas

veritatis, v, waarheid

veritas

vestis, v, kledingstuk

vestis

victoris, m, overwinaar

victor

virtutis, v, a. moed b. persoonlijkheid

virtus

voluntatis, v, wil

voluntas

vocis, v, stem

vox

itineris, o, dagreis

iter

iuris, o, het recht

ius

oneris, o, last

onus

oris, o, a. mond, b. gezicht

os

vulneris, o, wonde

vulnus

adventus, m, aankomst

adventusconspectus, m

conspectus, m, zien

conspectus

exitus, m, uittocht

exitus

fluctus, m, golf

fluctus

impetus, m, aanval

impetus

metus, m, vrees

metus

motus, m, beweging

motus

passus, m, pas

passus

sensus, m, a.waarneming b. gevoel

sensus

spiritus, m, ademhaling

spiritus

tumultus, m, rumoer

tumultus

vultus, m, gelaat

vultus

absum, afwezig zijn

abesse

abeo, weggaan

abire

adsum, a. aanwezig zijn, b. bijstaan

adesse

adeo, gaan naar

adire

affero, a. aanbrengen b. iemand iets aandoen

afferre

ineo, a. gaan in b. beginnen

inire

malo, liever willen

malle

pereo, omkomen

perire

prosum, +dat, tot voordeel zijn

prodesse

profero, te voorschijn brengen

proferre

redeo, teruggaan

redire

subeo, a. gaan onder b. ondergaan

subire

fio, a. worden b. gebeuren

fieri

maior, maius, groter

maior

maxima, maximum, grootste

maximus

melior, melius, beter

melior

minima, minimum, kleinste

minimus

minor, minus, kleiner

minor

optima, optimum, beste

optimus

peior, peius, slechter

peior

pessima, perssimum, slechtste

pessimus

\+ind perf. nadat

postquam

\+ind vermits

quoniam

\+ind, (zo)als

sicut

\+ind perf. zodra (als)

ubi

alo, opvoeden

alere

bibo, drinken

bibere

claudo, sluiten

claudere

cresco, groeien

crescere

disco, studeren

discere

finio, begrenzen

finire