vocabulaire D3 M1

studied byStudied by 0 people
0.0(0)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 54

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

55 Terms

1

un(e) adversaire

een tegenstander

New cards
2

une âme

een ziel, geest

New cards
3

une bonne cause

een goed doel

New cards
4

un burpee

een burpee, een krachtoefening

New cards
5

la course à pied

het lopen

New cards
6

une course d’obstacles

een hindernissenloop

New cards
7

un débutant

een beginner

New cards
8

un défi

een uitdaging

New cards
9

un dépensier, une dépensière

een verkwister

New cards
10

la détermination

de vastberadenheid

New cards
11

l’endurance

het uithoudingsvermogen (f.)

New cards
12

l’entraide

de wederzijdse hulp (f.)

New cards
13

un entrainement

een training

New cards
14

un exercise de renforcement musculaire

een spierversterkende oefening

New cards
15

une force

een kracht

New cards
16

un guerrir, une guerrière

een vechter

New cards
17

un objectif

een doel

New cards
18

un obstacle

een obstakel, een hindernis

New cards
19

un participant, une participante

een deelnemer, een deelneemster

New cards
20

une participation

een deelname

New cards
21

une pénalité

een straf, sanctie, boete

New cards
22

un permis

rijbewijs

New cards
23

une résolution

een voornemen

New cards
24

un rondin de bois

een rond stuk hout, boomstam

New cards
25

la satisfaction

de voldoening

New cards
26

une tendance

een trend

New cards
27

armé(e) de

gewapend met

New cards
28

confirmé(e)

gevestigd, ervaren

New cards
29

convivial(e)

gemoedelijk, gezellig

New cards
30

fatigant(e)

vermoeiend

New cards
31

requis(e)

vereist

New cards
32

abandonner

opgeven

New cards
33

dépenser

uitgeven, spenderen

New cards
34

économiser

besparen

New cards
35

franchir

overschrijden, passeren langs

New cards
36

grignoter

snoepen, knabbelen

New cards
37

maigrir

vermageren, afslanken

New cards
38

s’engager pour

zich inzetten voor

New cards
39

surmonter

overwinnen

New cards
40

avoir un mental d’acier

een ijzeren wil hebben

New cards
41

dépasser ses limites

zijn grenzen overschrijden

New cards
42

en zone rurale

in een landelijk gebied

New cards
43

faire face à ses peurs

New cards
44

franchir des obstacles

obstakels overwinnen

New cards
45

grimper à des filets

in netten klauteren

New cards
46

lancer un javelot

speerwerpen

New cards
47

perdre du poids/des kilos

gewicht verliezen

New cards
48

ramper sous des barbelés

onder prikkeldraad kruipen

New cards
49

relever un défi

een uitdaging aangaan

New cards
50

repousser ses limites

zijn grenzen verleggen

New cards
51

se fixer un objectif

zich een doel stellen

New cards
52

sortir de sa zone de confort

uit zijn comfortzone komen

New cards
53

surmonter un obstacle

een obstakel overwinnen

New cards
54

tenir ses résolutions

zich aan zijn voornemens houdens

New cards
55

quel que soit, quelle que soit

wat ook

New cards
robot