hoofdstuk 2: scholastieke tradities (begrippen)

het ene, het intellect, de ziel, de natuur en de materie

• het ene= hoogste van al het bestaan

• het intellect= de noodzakelijke waarheden

• de ziel= verbinding tussen het goddelijke en de wereld

• de natuur= de zichtbare wereld met cognitieve waarheden

• materie= slechts de mogelijkheid tot het zijn

theurgie

magische handelingen zoals het gebruik van amuletten of het zingen van hymnes om contact te leggen met God

tekst-exegese

het interpreteren van teksten om een verborgen leer te vinden

trancedente normaviteit

wij beslissen niet wat goed of slecht is in ons denken, wij bepalen onze normen niet dat wordt gestuurd door iets goddelijks

woestijnvaders

mensen die zich terugtrokken in de woestijn en aan een cynische vorm van filosofie deden= acsetische beweging

negatieve theologie

we kunnen als mens niet uitdrukken wat God is, we kunnen enkel vertellen wat hij niet is

hermneutiek

de diepe waarheden van een tekst vinden

fundamentalisme

letterlijke interpretatie van een tekst

stad van de mens

• geluk en succes in dit leven

• zelfliefde

• religie=om orde en vrede te behouden

• wereldse instelling

stad van God

• civitas Dei

• geluk na dit leven

• liefde voor god

• religie= levensdoel

• geestelijke gemeenschap

Sanskriet

gemeenschapstaal in Indië 

reductionistische ontologie

de dingen om ons heen zijn slechts een illusie, ze zijn niet zoals ze lijken

ontologie

de tak van de filosofie die bestudeert wat er bestaat en wat het betekent dat iets bestaat.

epistemologie

de tak van de filosofie die bestudeert wat kennis is, hoe we iets kunnen weten, en hoe zeker we kunnen zijn van wat we weten.