1/34
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
ontstaan sociale groep:
mensen leven samen --> gaan relaties met elkaar aan --> zelfs zonder elkaar te kennen --> sociale groep
Dyade
één relatie
triade
3 relaties
hoe groter het aantal leden van een groep ...
hoe groter de mogelijke relaties, hoe kleiner het persoonlijk contact, hoe minder sociale controle
sociale structuur
georganiseerd samenleven
sociale positie
plaats binnen groep of samenleving
positieset
alle posities die je inneemnt
sociale rol
verwachting van anderen over de manier waarop je de sociale positie vervult
rolpartner
lid van een groep of samenleving met wie je onderling verbonden bent
rolgedrag
gedrag die je stelt op basis van je rol
sociale controle
nagaan of je rolgedrag overeenkomt met je sociale rol (formeel of informeel)
rolmoddelen
mensen war je een voorbeeld aan neemt
rolpatronen
verwachtingen hoe iemand zich moet gedragen
emancipatie
ingaan tegen de gangbare normen en verwachtingen en willen nieuwe rechten verwerven
2 rolconflicten:
-intern rolconflict
-extern rolconflict
intern rolconflict
moeilijke balans tussen verschillende sociale rollen binnen één sociale positie
extern rolconflict
moeilijke balans tussen verschillende sociale rollen binnen twee of meerdere sociale posities
rolverwarring
niet weten hoe je je in een bepaalde situatie moet gedragen, omdat je niet kunt kiezen uit het passende rolgedrag
sociale status
De waardering die we aan anderen geven afhankelijk van hun sociale positie.
sociaal aanzien
erkenning voor het vervullen van een sociale rol
Sociale stratificatie
De verdeling van de samenleving in groepen en lagen waartussen een verhouding van sociale ongelijkheid bestaat.
Factoren sociale stratificatie
- leeftijd
- geslacht
- migratiegeschiedenis
- gezondheid
- burgerlijke staat
- socio-economische status
soorten stratificatiesystemen
- standenmaatschappij
- klassenmaatschappij
- huidige maatschappij
standenmaatschappij
- middeleeuwen - einde vroegmoderne tijd
- drie standen
-afkomst (geboorte)
- standen= erfelijk= trouwen binnen stand
Klassenmaatschappij
- begin 19de eeuw
- twee klassen => hoogste: kapitalisten of bourgeoisie laagste: (on)geschoolde arbeiders of proletariaat
- ongelijkheid door economische verschillen
huidige maatschappij
- halverwege 20e eeuw
- SES bepaalt klasse
-> 3 klasse
- mobiliteit mogelijk MAAR afkomst speelt grote rol zelfs toenemende kansarmoede
sociale mobiliteit
--> gevolg sociale stratificatie
- mensen kunnen bewegen tussen verschillende sociale posities
2 sociale mobiliteit samenlevingen:
- gesloten samenleving
- open samenleving
gesloten samenleving
- sociale positie ligt vast vanaf geboorte
- sociale mobiliteit: uitzondering
open samenleving
vlot stijgen of dalen naar andere sociale positie
soorten sociale mobiliteit:
- horizontale mobiliteit
- verticale mobiliteit
- intragerationele mobiliteit
- intergenerationele mobiliteit
horizontale mobiliteit
nieuwe positie met zelfde SES -> binnen dezelfde laag
verticale mobiliteit
nieuwe sociale positie met andere SES, veranderen van sociale laag
intragerationele mobiliteit
binnen eigen leven van sociale positie veranderen, horizontaal of verticaal
intergenerationele mobiliteit
veranderen sociale positie t.o.v. vorige/volgende generatie, horizontaal of verticaal