1/22
Flashcards gebaseerd op de Juridische Argumentatieleer begrippenlijst 2024-2025.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Syllogisme
Redenering die een algemene regel en een concreet geval bevat, waaruit een conclusie wordt getrokken voor het concrete geval.
Modus ponens
Bevestiging van het antecedens, vaak toegepast in het dagelijks leven.
Stepping-stone-redenering
Bevestiging consequens waardoor op basis van de premissen niet geldig kan worden besloten tot de conclusie.
Modus tollens
Ontkenning van het consequens.
Welwillendheidsprincipe
Expliciteer premissen zodanig dat je een geldige redenering krijgt.
Enthymeem
Verzwegen premissen in een redenering.
Inductief redeneren
Niet vertrekken vanuit een algemene regel, maar vanuit een concreet geval (omgekeerde van deductief).
A priori-waarschijnlijkheid
Hoe waarschijnlijk je conclusie is voordat je aan observaties begint.
A posteriori-waarschijnlijkheid
Hoe waarschijnlijk je conclusie is nadat je je observaties hebt gedaan. Bij goede inductieve redenering is deze groter dan de a priori-waarschijnlijkheid.
Genuanceerde uitspraak
Zorgt ervoor dat men een genuanceerd antwoord verwacht (niet één tegenargument).
Abductief redeneren
Conclusie volgt nooit onomstotelijk uit premissen.
Bias
Vooroordeel, vooringenomenheid, tunneldenken, neiging. Een stereotype neiging, een onbewuste tendens of een verborgen vooringenomenheid die ervoor zorgt dat we informatie vlot en zonder problemen verwerken en kaderen in wat we al weten.
Fundamentele attributiefout (self-serving bias)
De ongelukkige afloop van een handeling bij onszelf verklaren door naar omringende omstandigheden te wijzen, terwijl we bij anderen hun fout toeschrijven aan een kwaadwillige intentie.
Heuristiek
Praktische benadering om iets te vinden, te ontdekken of op te lossen.
Cognitieve psychologie
Redenering om een casus of probleem eenvoudig op te lossen.
Verankering
Neiging om meer gewicht te hechten aan initieel beschikbare informatie. We zijn beïnvloed door een numeriek referentiepunt, zelfs als het irrelevant is.
Framing effect
Neiging om vaker te kiezen voor een optie als deze positief geformuleerd is.
Bevestigingsbias (confirmation bias)
Neiging om nieuwe info zo te zoeken, te interpreteren en te onthouden dat ze strookt met eerdere opvattingen.
Delphidenkfout
Vage voorspellingen creatief invullen zodat ze steeds passen binnen jouw eigen redenering.
Cognitieve dissonantie
Mentaal ongemak dat je ervaart wanneer je twee conflicterende ervaringen hebt en waardoor je die ervaringen herformuleert zodat ze je niet langer ongemakkelijk doen voelen.
Opvattingspersistentie
Moeite om afstand te nemen van vertrouwde ideeën, opvattingen en overtuigingen.
Just world belief
Geloof dat de wereld intrinsiek rechtvaardig is.
Blaming the victim
Slachtoffer wordt verantwoordelijk geacht voor zijn ervaren leed.