1/85
Flashcards voor het leren van natuurkunde concepten.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Grootheid
Iets wat gemeten kan worden en met een getal weergegeven kan worden.
Eenheid
Een afgesproken hoeveelheid om een grootheid uit te drukken.
Formule
Een wiskundige uitdrukking die aangeeft hoe grootheden van elkaar afhangen.
Meetonzekerheid
Afwijkingen door beperkte nauwkeurigheid.
Systematische fouten
Fouten door foute ijking of verkeerd gebruik.
Significante cijfers
Het aantal cijfers in een getal waarbij de nullen links niet meetellen.
Wetenschappelijke notatie
Een getal gevolgd door een macht van 10.
Orde van grootte
Twee getallen heten van dezelfde orde van grootte als ze niet meer dan een factor 10 schelen.
Interpoleren
Het bepalen van een waarde tussen twee meetpunten.
Extrapoleren
Het bepalen van een waarde die buiten de reeks meetpunten ligt.
Helling
De verhouding tussen de verandering van de grootheid op de y-as en de x-as op een punt (Δy/Δx).
Recht evenredig
Als A n keer zo groot wordt, wordt ook B n keer zo groot.
verplaatsing (Δx)
verschil in positie tussen twee tijdstippen
Afgelegde weg
de afstand die afgelegd is tussen twee posities
Eenparige beweging
beweging waarbij v constant is
Eenparige versnelde beweging
v neemt met een constante hoeveelheid toe- of af
Raaklijn
het hellingsgetal van een krom lopende grafiek
Oppervlaktemethode of hokjesmethode
het hellingsgetal van een krom lopende grafiek
Kracht
iets wat ergens tegenaan duwt of aan trekt
Resulterende kracht, ook wel nettokracht of somkracht
de optelsom van alle krachten die op een voorwerp werken
Evenwicht
de situatie waarin Fres = 0 N
Zwaartekracht
kracht die op aarde altijd recht naar beneden gericht is en heeft als aangrijpingspunt het zwaartepunt van het voorwerp
Gewicht
kracht die door een voorwerp op een ander voorwerp wordt uitgeoefent als gevolg van de zwaartekracht
Normaalkracht
kracht die een oppervlak op een voorwerp uitoefent als reactie op de kracht die dat voorwerp op het oppervlak uitoefent
Spankracht
kracht die in een strak gespannen touw heerst
Veerkracht
kracht die via een veer wordt uitgeoefent
Ontbinden
een manier om een kracht in onderling loodrechte krachtcomponenten op te delen, meestal aangeduid met F…x en F…y
Wrijving
de verzamelnaam van krachten die beweging tegengaan als iets in beweging is of wordt gezet
Luchtwrijving, of luchtweerstand
de wrijving die optreedt ten gevolge van botsingen met moleculen in de stof waarin de beweging plaatsvindt
Schuifwrijving
treedt op als een voorwerp over een oppervlak geduwd wordt
Rolwrijving
de wrijvingskracht die ontstaat als gevolg van het (minieme) indeuken van wielen en banden tijdens het rollen
1e wet van Newton
de resulterende kracht is 0 N op een voorwerp dat met constante snelheid beweegt of stilstaat
2e wet van Newton
het verband tussen de resulterende kracht en de versnelling als gevolg van een resulterende kracht kracht.
Hefboomwet
een voorwerp dat kan draaien rond een draaipunt is in evenwicht als de hefboomwet geldt
Energie
het vermogen om arbeid te kunnen verrichten
Kinetische energie (Ek), ook wel bewegingsenergie genoemd
de energie van bewegende voorwerpen
Zwaarte-energie (Ez)
de energie die een massa heeft op een hoogte boven het aardoppervlak
Chemische energie (Ech)
de energie in bv brandstoffen en voedsel
Wet van behoud van energie
zegt dat de totale energie in een gesloten systeem altijd gelijk blijft
Arbeid
een maat voor hoeveel 'moeite' iets kost
Vermogen
de hoeveelheid energie die per seconde wordt omgezet of de arbeid die per seconde geleverd wordt.
Rendement
nooit alle energie omgezet in de bedoelde energiesoort
Stookwaarde
energie die zit opgeslagen in brandstof per massa- of volumeeenheid
Trilling
een periodieke beweging rond een evenwichtsstand
de uitwijking (u)
de positie ten opzichte van de evenwichtsstand
Amplitude (A)
de maximale uitwijking (heeft altijd een positieve waarde)
Trillingstijd (T) of periode.
de tijdsduur waarin de gehele beweging éénmaal doorlopen wordt
Frequentie (f)
het aantal trilling in één seconde, eenheid Hertz (Hz)
Eigentrilling
de trilling die een systeem uitvoert zonder invloed van buitenaf (behalve een zetje)
Gedwongen trilling
Een beweging waarbij een systeem in trilling blijft door een kracht van buitenaf
Resonantie
Het systeem gaat meebewegen met een steeds groter wordende amplitude
lopende golf
een trilling die zich met constante snelheid (v) voortplant in een bepaalde richting
Golflengte
de afstand van een punt tot het eerstvolgende punt in dezelfde gereduceerde fase
Voortplantingssnelheid of golfsnelheid
De snelheid waarmee een bepaalde fase van een golf zich beweegt
het
weglengteverschil (symbool Δx)
de afstand van een punt tot het eerstvolgende punt in dezelfde gereduceerde fase
staande golf
een golf die zich niet in een bepaalde richting verplaatst
buiken
plekken waar de amplitude maximaal is
knopen
plaatsen waar de amplitude minimaal is
Ioniserende straling
UV, röntgen-, en gammastraling (γ) zijn vormen van elektromagnetische straling waarbij de energie zó hoog dat de stof waar de straling doorheen gaat geïoniseerd wordt (ioniserende straling)
Reflectie
teruggekaatst
Dracht
de afstand die een α- of β- deeltje gemiddeld in een materiaal kan afleggen totdat het zijn ioniserende werking verliest
Ioniserend vermogen
de mate waarin iets in staat is om stoffen waar het doorheen gaat te ioniseren
Halveringsdikte
het doordringend vermogen een maat voor hoe goed straling ergens doorheen komt
Halveringstijd
de tijd waarin de helft van het aantal kernen vervalt
Isotopen
Atomen met hetzelfde atoomnummer maar een verschillend massagetal
Activiteit
Het aantal radioactieve kernen in een materiaal
Nucleonen
Bestaat uit protonen en neutronen.
Atoomnummer
Dit is het aantal protonen in de kern.
Tracer
De stof die wordt ingebracht om te kijken waar deze zich ophoopt in het lichaam.
Elektrische lading
Geladen deeltjes.
Stroomsterkte
De lading die per seconde ergens doorheen stroomt.
Diode
Laat stroom maar in één richting door
LED
Diode dat licht uitstraalt als er stroom doorheen loopt.
LDR
Lichtgevoelige weerstand. Hoe meer licht, hoe lager de weerstand.
NTC
Temperatuurgevoelige weerstand waarbij de weerstand lager wordt als de temperatuur stijgt.
PTC
Temperatuurgevoelige weerstand waarbij de weerstand hoger wordt als de temperatuur stijgt.
Transformator
Wordt gebruikt om de 230 V van het stopcontact om te zetten naar een lagere spanning.
Stookwaarde
Energie die vrijkomt bij verbranding.
Weerstand
Geeft aan hoe goed iets in staat is om stroom tegen te houden.
Elektrisch vermogen
Geeft aan hoeveel energie er per seconde wordt omgezet.
Dichtheid
De massa per m3.
Warmte
Is de energie die nodig is of vrijkomt bij een temperatuurverandering van een stof.
Warmtestroom
De hoeveelheid energie die per seconde ergens naartoe of wegstroomt.
Debiet
Het volume dat per seconde ergens doorheen stroomt.
Geostationaire baan
Baan om de aarde recht boven de evenaar, waarbij de omlooptijd 24 uur is.
Lichtjaren
Afstand die licht aflegt in 1 jaar.