College 2 - The executive branch”: Organizing democratically legitimate governance

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/26

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

27 Terms

1
New cards

Wat zijn de twee onderdelen van de uitvoerende macht?

1) Political executive (gekozen politici) 2) Civil service (ambtenaren die beleid uitvoeren).

2
New cards

Waarom bestaat de politieke uitvoerende macht?

Om beleid te maken: prioriteiten stellen, wetsvoorstellen ontwerpen, steun mobiliseren en uitvoering aansturen.

3
New cards

Wat is de taak van de civil service?

Professioneel en neutraal beleid uitvoeren, ongeacht welke regering aan de macht is.

4
New cards

Waarom maakt de politieke uitvoerende macht democratie mogelijk?

Omdat zij de schakel zijn die stemkeuzes van burgers vertalen naar concrete beleidsbesluiten.

5
New cards

Hoe verschillen parlementaire en semipresidentiële systemen?

Parlementair: regering alleen verantwoording aan parlement. Semipresidentieel: een rechtstreeks gekozen president werkt samen met premier + parlement.

6
New cards

Wat is de belangrijkste afhankelijkheid van de politieke uitvoerende macht?

Ze moeten altijd steun hebben van een meerderheid in het parlement om te functioneren.

7
New cards

Wat betekent dit voor de principal–agentrelatie?

Parlement = principal, regering = agent. Parlement delegeert macht, maar moet controleren dat de regering uitvoert wat burgers willen.

8
New cards

Wat is de rol van ministers binnen de politieke executieve macht?

Ze ontwikkelen beleid, sturen een ministerie aan en zijn politiek verantwoordelijk voor uitvoering.

9
New cards

Wat is een klassiek beeld van de bureaucratie volgens Weber?

Hierarchisch, professioneel, onpersoonlijk, gebonden aan regels en gericht op uniforme uitvoering.

10
New cards

Waarom werkt de klassieke Weberiaanse bureaucratie niet meer volledig in moderne samenlevingen?

Beleid is complex, contextgevoelig, en vraagt soms interpretatie of maatwerk, waardoor ambtenaren niet puur uitvoerend zijn.

11
New cards

Wat is de mandate theory of democracy?

Verkiezingen legitimiseren parlement, dat vervolgens een regering vormt; die regering heeft dus een democratisch mandaat om beleid te maken.

12
New cards

Wat maakt de mandaattheorie problematisch?

Er ontstaan grijze zones: Coalitieakkoord? Minderheidskabinet? Grote oppositiepartijen? Publieke opinie? Niet alles is “gemandateerd”.

13
New cards

Hoe versterkt complexiteit van de moderne staat de uitvoerende macht?

Parlement kan complexiteit niet volledig controleren, waardoor macht verschuift naar ministers en ambtenaren.

14
New cards

Wat is presidentialisering?

Het proces waarbij politieke leiders (premiers/ministers) meer persoonlijke macht krijgen, vergelijkbaar met presidenten.

15
New cards

Waarom ontstaat presidentialisering?

(Mediacratie) meer focus op leiders, (volatiliteit) zwevende kiezers, groeiende overheidstaken → meer centrale sturing nodig.

16
New cards

Wat zijn de risico's van presidentialisering?

Elitisme, concentratie van macht, charisma wordt belangrijker dan inhoudelijke competentie.

17
New cards

Wat is het probleem met een steeds grotere uitvoerende macht?

Parlement heeft te weinig capaciteit om 1.000.000 ambtenaren te controleren → informatieprobleem → machtsverschuiving.

18
New cards

Wie zijn street-level bureaucrats?

Ambtenaren die direct contact hebben met burgers en die in de praktijk bepalen hoe regels worden toegepast (bijv. docenten, politie, IND-medewerkers).

19
New cards

Waarom vormen street-level bureaucrats een uitdaging?

Ze hebben discretion: ze interpreteren regels → hun keuzes kunnen afwijken van de bedoeling van politici.

20
New cards

Hoe leidt discretion tot principal–agentproblemen?

Agent (ambtenaar) kan handelen op basis van eigen normen, werkdruk, efficiency — niet altijd precies zoals principal (regering) wil.

21
New cards

Wat zijn de drie uitdagingen voor de uitvoerende macht?

1) Presidentialisering 2) Grijze zones in mandaattheorie 3) Discretion van street-level bureaucrats.

22
New cards

Hoe zijn deze drie uitdagingen met elkaar verbonden?

Alle drie zijn voorbeelden van principal–agentproblemen: macht verschuift van principal naar agent.

23
New cards

Wat maakt effectief bestuur moeilijk?

Complexiteit, informatie-asymmetrie, groeiende overheid, afhankelijkheid van ambtenaren, politieke druk, media.

24
New cards

Wat maakt democratisch bestuur moeilijk?

Legitimiteitsvragen: wie heeft mandaat? Is beleid democratisch gelegitimeerd? Wie controleert de uitvoerende macht?

25
New cards

Hoe sluit college 2 aan op college 1?

College 1: waarom governance nodig is.

26
New cards

Wat is de kernvraag van college 2?

Waarom de uitvoerende macht moeite heeft om effectief én democratisch te besturen.

27
New cards

Wat is het belangrijkste tentamen-inzicht uit college 2?

Dat de uitvoerende macht structureel worstelt met principal–agentproblemen, waardoor democratische controle beperkt is.