Irregular Verbs Part 1

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/22

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

Dutch

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

23 Terms

1
New cards

to bake

bakken / bakten / (hebben) gebakken

2
New cards

to spoil

bederven / bedierven / (hebben) bedorven

3
New cards

to deceive

bedriegen / bedrogen / (hebben) bedrogen

4
New cards

to begin

beginnen / begonnen / (zijn) begonnen

5
New cards

to understand

begrijpen / begrepen / (hebben) begrepen

6
New cards

to please / give birth

bevallen / bevielen / (zijn) bevallen

7
New cards

to be situated / to deem

bevinden / bevonden / (hebben) bevonden

8
New cards

to move

bewegen / bewogen / (hebben) bewogen

9
New cards

to prove

bewijzen / bewezen / (hebben) bewezen

10
New cards

to possess

bezitten / bezaten / (hebben) bezeten

11
New cards

to visit

bezoeken / bezochten / (hebben) bezocht

12
New cards

to pray

bidden / baden / (hebben) gebeden

13
New cards

to bid

bieden / boden / (hebben) geboden

14
New cards

to bite

bijten / beten / (hebben) gebeten

15
New cards

to bind

binden / bonden / (hebben/zijn) gebonden

16
New cards

to blow

blazen / bliezen / (hebben) geblazen

17
New cards

to turn out to be

blijken / bleken / (zijn) gebleken

18
New cards

to stay

blijven / bleven / (zijn) gebleven

19
New cards

to roast

braden / braadden / (hebben) gebraden

20
New cards

to break

breken / braken / (hebben) gebroken

21
New cards

to bring

brengen / brachten / (hebben) gebracht

22
New cards

to bend

buigen / bogen / (hebben) gebogen

23
New cards