1/22
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
to bake
bakken / bakten / (hebben) gebakken
to spoil
bederven / bedierven / (hebben) bedorven
to deceive
bedriegen / bedrogen / (hebben) bedrogen
to begin
beginnen / begonnen / (zijn) begonnen
to understand
begrijpen / begrepen / (hebben) begrepen
to please / give birth
bevallen / bevielen / (zijn) bevallen
to be situated / to deem
bevinden / bevonden / (hebben) bevonden
to move
bewegen / bewogen / (hebben) bewogen
to prove
bewijzen / bewezen / (hebben) bewezen
to possess
bezitten / bezaten / (hebben) bezeten
to visit
bezoeken / bezochten / (hebben) bezocht
to pray
bidden / baden / (hebben) gebeden
to bid
bieden / boden / (hebben) geboden
to bite
bijten / beten / (hebben) gebeten
to bind
binden / bonden / (hebben/zijn) gebonden
to blow
blazen / bliezen / (hebben) geblazen
to turn out to be
blijken / bleken / (zijn) gebleken
to stay
blijven / bleven / (zijn) gebleven
to roast
braden / braadden / (hebben) gebraden
to break
breken / braken / (hebben) gebroken
to bring
brengen / brachten / (hebben) gebracht
to bend
buigen / bogen / (hebben) gebogen