1/127
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Overzicht stofwisseling
Fotosynthese en chemosynthese zijn processen waarbij energie wordt vastgelegd in organische stoffen. Fotosynthese gebeurt in bladgroenkorrels van planten met licht, chemosynthese door bepaalde bacteriën met chemische energie.
Fotosynthese
Proces waarbij van CO₂ en H₂O organische stoffen (glucose) worden gemaakt; energie vastleggen is een endo-energetische reactie en gebeurt in chloroplasten van groene planten.
Chemosynthese
Proces waarbij bacteriën glucose maken uit anorganische stoffen met behulp van chemische energie in plaats van licht; chemo-autotrofe bacteriën gebruiken hierbij stoffen zoals NH₃ of H₂S.
Autotrofe organismen
Organismen die zelf organische stoffen kunnen maken uit anorganische stoffen, bijvoorbeeld via fotosynthese of chemosynthese.
Heterotrofe organismen
Organismen die organische stoffen gebruiken uit hun voedsel, omdat ze zelf geen grote moleculen kunnen maken.
Assimilatie
Het proces waarbij grote organische moleculen worden opgebouwd uit kleinere; dit vereist energie. Voorbeelden: glucose → zetmeel, aminozuren → eiwitten, vetzuren → vetten.
Dissimilatie
Het proces waarbij grote organische moleculen worden afgebroken tot kleinere moleculen; dit maakt stoffen beter oplosbaar en makkelijker transporteerbaar door celmembranen. Voorbeeld: spijsvertering bij mensen en dieren.
Celademhaling
Afbouw van organische stoffen in cellen waarbij energie vrijkomt voor levensprocessen. Vereist meestal zuurstof (aerobe verbranding); zonder zuurstof is er onvolledige verbranding (gisting). Sommige anaerobe bacteriën gebruiken sulfaten of nitraten als oxidator.
Chemosynthese
Chemosynthese is het proces waarbij bacteriën organische stoffen (glucose) opbouwen met behulp van chemische energie in plaats van lichtenergie; deze energie komt van de oxidatie van anorganische stoffen (NH3, H2S, N2); deze organismen zijn chemo-autotroof.
Chemosynthese - globale reactie
6 CO2 + 12 H2O C6H12O6 + 6 O2 + 6 H2O
Nitrietbacteriën
Fosforyleren ammoniakgas (NH3) dat vrijkomt bij afbraak van eiwitten tot nitrieten: 2 NH3 + 3 O2 → 2 HNO2 + 2 H2O + chemische energie
Nitraatbacteriën
Zetten nitrieten om in nitraten: 2 HNO2 + O2 → 2 HNO3 + chemische energie; energie wordt gebruikt om ADP → ATP om te zetten en glucose op te bouwen
Belang van nitraten
Planten nemen nitraten via wortels op; ze zijn nodig voor de synthese van eiwitten
Zwavelbacteriën
Leven van H2S dat vrijkomt bij afbraak van eiwitten; zetten sulfide om in sulfaten: H2S + 2 O2 → H2SO4 + chemische energie; gebruiken energie om glucose te maken; chemo-autotroof
Functie van gevormde sulfaten
Geleverde voedingszouten voor planten, net als nitraten
Chemosynthese
Process waarbij bacteriën organische stoffen (glucose) opbouwen met chemische energie in plaats van lichtenergie; chemo-autotrofe bacteriën gebruiken oxidatie van anorganische stoffen.
Chemosynthese - energiebron
Chemische energie afkomstig van de oxidatie van anorganische stoffen zoals NH3, H2S en N2.
Chemosynthese - reactievergelijking
6 CO2 + 12 H2O C6H12O6 + 6 O2 + 6 H2O
Chemo-autotrofe bacteriën
Organismen die glucose opbouwen met behulp van chemische energie in plaats van licht.
Nitrietbacteriën
Fase in de stikstofkringloop waarbij ammoniakgas (NH3) wordt omgezet in nitrieten (HNO2).
Nitrietbacteriën - reactie
2 NH3 + 3 O2 2 HNO2 + 2 H2O + chemische energie
Nitraatbacteriën
Omzetten van nitrieten (HNO2) in nitraten (HNO3).
Nitraatbacteriën - reactie
2 HNO2 + O2 2 HNO3 + chemische energie
Energiegebruik bij chemosynthese
Chemische energie die vrijkomt bij omzetting van NH3 → HNO2 → HNO3 wordt gebruikt om ADP → ATP te maken.
Stikstofbinding bij chemosynthese
Ammoniakgas wordt vastgelegd in nitrieten en nitraten; nitraten zijn essentieel voor planten voor eiwitsynthese.
Planten en nitraten
Planten nemen nitraten op via hun wortels uit het grondwater voor de synthese van eiwitten.
Zwavelbacteriën
Leven van H2S en zetten dit om in sulfaten (H2SO4) terwijl chemische energie vrijkomt.
Zwavelbacteriën - reactie
H2S + 2 O2 H2SO4 + chemische energie
Zwavelbacteriën - functie
Vrijgekomen energie gebruiken ze om glucose te maken; ze zijn chemo-autotroof.
Sulfaten en planten
Gevormde sulfaten dienen als belangrijke voedingszouten voor planten, net zoals nitraten.
Factoren die fotosynthese beïnvloeden
Licht, CO₂, water, temperatuur en O₂ beïnvloeden allemaal de snelheid van fotosynthese.
Effect van licht op fotosynthese
Een toename van de lichtintensiteit verhoogt de fotosyntheseactiviteit totdat lichtverzadiging optreedt.
Lichtverzadiging
Lichtintensiteit waarbij fotosynthese maximaal is; varieert per plantensoort.
Verschil licht- en schaduwplanten
Lichtplanten hebben bij lichtverzadiging een hogere fotosynthese dan schaduwplanten.
Effect van CO₂ op fotosynthese
Toename van de CO₂-concentratie verhoogt fotosynthese totdat deze onafhankelijk wordt van CO₂.
Maximale fotosynthese bij CO₂
Wordt bereikt wanneer CO₂ niet langer beperkend is en andere factoren (licht, water, voedingsstoffen) optimaal zijn.
Broeikaseffect
Verhoogde CO₂ in de atmosfeer houdt infraroodstraling tegen, waardoor opwarming van de aarde kan optreden.
Gevolg verhoogde CO₂ voor planten
Kan fotosynthese en groei stimuleren, maar alleen als andere nutriënten ook beschikbaar zijn.
Effect van watertekort op fotosynthese
Watertekort sluit stomata, waardoor CO₂-opname moeilijker wordt en fotosynthese daalt.
Rol van stomata
Huidmondjes laten CO₂ binnen en O₂ en waterdamp buiten; essentieel voor fotosynthese en gasuitwisseling.
Effect van temperatuur op fotosynthese
Bij gematigde planten verdubbelt fotosynthese per 10°C tussen 5°C en 30°C.
Temperatuursoptimum fotosynthese
Ongeveer 35°C; boven dit punt neemt fotosynthese weer af.
Effect van O₂ op fotosynthese
Een lagere zuurstofconcentratie kan fotosynthese verhogen door competitie met CO₂ voor Rubisco te verminderen.
Rubisco en zuurstof
Rubisco kan O₂ binden (photorespiratie), wat fotosynthese verlaagt; minder O₂ = minder competitie = hogere fotosynthese.
Limiterende factoren
Een factor die fotosynthese remt als deze laag is; vaak licht, CO₂, water of temperatuur.
Combinatie van factoren
Maximale fotosynthese vindt plaats wanneer alle beperkende factoren optimaal zijn.
Foto-inhibitie
Te veel licht kan chlorofyl beschadigen en fotosynthese tijdelijk verminderen.
Waterbalans en fotosynthese
Onvoldoende water vermindert CO₂-opname; te veel water kan wortelbeschadiging veroorzaken.
CO₂-fixatie
Het proces van CO₂ omzetten in organische verbindingen tijdens de Calvin-cyclus; afhankelijk van ATP en NADPH uit lichtreacties.
Adaptaties van planten aan lichtintensiteit
Lichtplanten hebben veel chloroplasten in palissadeweefsel; schaduwplanten minder en dunner blad.
Adaptaties van planten aan droogte
Succulente bladeren, gesloten stomata overdag, wortelsystemen die water efficiënt opnemen.
Invloed van klimaatverandering op fotosynthese
Hogere CO₂ kan fotosynthese verhogen, maar extreme temperaturen, droogte of nutriëntentekorten kunnen dit beperken.
Donkerreacties / Calvin-cyclus
Reacties in het stroma van de chloroplast waarbij CO2 wordt omgezet in suikers met ATP en NADPH uit de lichtreacties.
Plaats van de Calvin-cyclus
Stroma van de chloroplast.
ATP in donkerreacties
Functie: levert chemische energie voor de omzetting van CO2 naar suikers.
NADPH in donkerreacties
Functie: levert elektronen / reducerende kracht voor de omzetting van CO2 naar suikers.
Eerste direct gevormde suiker in Calvin-cyclus
Glyceraldehyde-3-fosfaat (G3P), een C3-suiker.
Aantal CO2-moleculen nodig voor 1 G3P
3 moleculen CO2.
Hoe ontstaat glucose uit G3P
2 G3P-moleculen worden samengevoegd tot 1 glucose (C6H12O6).
ATP verbruik per G3P
9 ATP per G3P.
NADPH verbruik per G3P
6 NADPH per G3P.
ATP verbruik per glucose
18 ATP per glucose.
NADPH verbruik per glucose
12 NADPH per glucose.
Hoe bevoorraden lichtreacties de Calvin-cyclus
Lichtreacties leveren ATP en NADPH.
Waarom 'donkerreacties'
Reacties kunnen doorgaan zonder licht, zolang ATP en NADPH aanwezig zijn.
Globale reactie Calvin-cyclus 1 G3P
3 CO2 + 9 ATP + 6 NADPH → G3P + 9 ADP + 8 Pi + 6 NADP+
Globale reactie Calvin-cyclus 1 glucose
6 CO2 + 18 ATP + 12 NADPH → C6H12O6 + 18 ADP + 18 Pi + 12 NADP+
Fases van Calvin-cyclus
Carbon-fixatie, 2. Reductie, 3. Regeneratie van RuBP.
Carbon-fixatie
Fase waarbij CO2 gebonden wordt aan RuBP.
Reductie
Fase waarbij ATP en NADPH de 3-PGA-moleculen omzetten in G3P.
Regeneratie van RuBP
Fase waarin RuBP wordt opnieuw gevormd zodat cyclus kan doorgaan.
G3P definitie
Eerste direct gevormde suiker in Calvin-cyclus, een C3-suiker.
Doel van Calvin-cyclus
Omzetten van CO2 in energierijke organische moleculen.
Lichtreacties functie
Zonne-energie gebruiken om ATP en NADPH te maken.
ATP rol bij fotosynthese
Chemische energie leveren voor de Calvin-cyclus.
NADPH rol bij fotosynthese
Reducerende kracht leveren voor de Calvin-cyclus.
Donkerreacties locatie
Stroma van de chloroplast.
Donkerreacties functie
Omzetten van CO2 naar C6H12O6 met behulp van ATP en NADPH.
Calvin-cyclus andere naam
Donkerreacties.
Suikerproduct Calvin-cyclus
C3-suiker: glyceraldehyde 3-fosfaat (G3P).
CO2 fixatie voor G3P
3 moleculen CO2 per G3P.
Glucose vorming uit G3P
2 G3P-moleculen kunnen samengevoegd worden tot glucose.
ATP gebruik per G3P
9 moleculen ATP per G3P.
NADPH gebruik per G3P
6 moleculen NADPH per G3P.
ATP en NADPH productie
Lichtreacties bevoorraden Calvin-cyclus met ATP en NADPH.
ATP/NADPH voor 1 glucose
18 ATP en 12 NADPH nodig.
Doel Calvin-cyclus
G3P produceren voor synthese van glucose.
De lichtreacties
Zonne-energie wordt gebruikt om ATP en NADPH te maken, die respectievelijk chemische energie en reducerende kracht leveren voor de Calvin-cyclus.
ATP
Een energierijke molecule die chemische energie levert voor celprocessen, waaronder de Calvin-cyclus.
NADPH
Een elektronendrager die reducerende kracht levert voor de omzetting van CO₂ in suiker in de Calvin-cyclus.
Calvin-cyclus (donkerreacties)
Vindt plaats in het stroma van de chloroplast; zet CO₂ om in suiker met behulp van ATP en NADPH uit de lichtreacties.
Plaats van de donkerreacties
Stroma van de chloroplast.
Product van Calvin-cyclus
Suiker, in eerste instantie een C3-suiker: glyceraldehyde-3-fosfaat (G3P).
C3-suiker (G3P)
De directe product van de Calvin-cyclus; drie koolstofatomen per molecule.
Aantal CO₂ nodig per G3P
Voor de synthese van 1 G3P moeten 3 moleculen CO₂ gefixeerd worden.
Omzetten van G3P naar glucose
Twee G3P-moleculen kunnen worden samengevoegd om één glucosemolecule (C6H12O6) te vormen.
ATP-gebruik in Calvin-cyclus
Voor 1 G3P-molecule die de cyclus verlaat worden 9 ATP-moleculen gebruikt.
NADPH-gebruik in Calvin-cyclus
Voor 1 G3P-molecule die de cyclus verlaat worden 6 NADPH-moleculen gebruikt.
ATP/NADPH bevoorrading
De lichtreacties leveren ATP en NADPH aan de Calvin-cyclus.
ATP/NADPH voor glucose
Voor de synthese van 1 glucose zijn 18 ATP- en 12 NADPH-moleculen nodig.