1/122
Na klar!
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
ausgeben für
uitgeven aan
aussehen
eruitzien
bekommen
krijgen
brauchen
nodig hebben
die Farbe
de kleur
das Geschenk
het geschenk
es gibt
er is/er zijn
heute
vandaag
die Klamotten
de kleding
Österreich
Oostenrijk
die Schweiz
Zwitserland
das Taschengeld
het zakgeld
dunkel
donker
das Erdgeschoss
de begane grond
erfolgreich
succesvol
der Friseur
de kapper
das Kaufhaus
het warenhuis
die Kleidung
de kleding
der Kunde
de klant
die Marke
het merk
die Möbel
de meubels
der Schmuck
de sieraden
die Sonnenbrille
de zonnebril
täglich
dagelijks
gestreift
gestreept
der Hanschuh
de handschoen
die Handschuhe
de handschoenen
das Hemd
het overhemd
die Hemden
de overhemden
die Hose
De broek
die Hosen
De broeken
die Jacke
De jas
die Jacken
De jassen
kariert
geruit
das Kleid
de jurk
die Kleider
de jurken
der Pullover
de truien
die Pullover
de truien
der Rock
de rok
die Röcke
de rokken
der Schuh
de schoen
die Schuhe
de schoenen
der Stiefel
de laars
die Stiefel
de laarzen
Kann ich helfen?
Kan ik helpen?
Ich möchte gern eine Jeans.
Ik zou graag een spijkerbroek willen.
Nein danke, ich sehe mich nur um.
Nee bedankt, ik kijk alleen rond.
Haben Sie die Bluse auch in Größe 40?
Heeft u deze bloes ook in maat 40?
Ja, aber nur in Dunkelblau/Rosa.
Ja, maar alleen in donkerblauw/roze.
Kann ich diese Hose anprobieren?
Kan ik deze broek passen?
Na klar. Da ist die Umkleidekabine.
Natuurlijk. Daar is het pashokje.
Kann ich mit Karte bezahlen?
Kann ik pinnen?
Nein, leider nicht. Nur bar.
Nee, helaas niet, alleen contant.
Na klar.
Natuurlijk.
Was hast du gekauft?
Wat heb je gekocht?
Ich habe Turnschuhe und Socken gekauft.
Ik heb sportschoenen en sokken gekocht.
Wie viel kostet die Jogginghose?
Hoeveel kost de trainingsbroek?
Sie kostet zwanzig Euro. Das ist sehr billig/preiswert/günstig.
Die kost twintig Euro. Dat is erg goedkoop.
Kann ich den Schal umtauschen?
Kan ik de sjaal omruilen?
Ja, innerhalb von zwei Wochen mit Kassenbon.
Ja, binnen twee weken met kassabon.
Wie finden Sie die Schuhe?
Hoe vindt u de schoenen?
Sie sind sehr bequem, aber zu teuer.
Ze zijn zeer comfortable maar te duur.
Sie sind zu eng.
Ze zijn te krap.
Was trägst du heute?
Wat draag je vandaag?
Heute habe ich eine Hose und ein T-Shirt an.
Vandaag heb ik een broeken een T-shirt aan.
Ich trage einen Pullover, einen Rock und einen Gürtel.
Ik draag een trui, een rok en een riem.
ab
vanaf
aber
maar
einkaufen
winkelen
früher
vroeger
genug
voldoende
das Handy
het mobieltje
die Jugendlichen
de jongeren
lieben
houden van
möglich
mogelijk
die Schulsachen
de schoolspullen
die Seite
de kant
der Urlaub
de vakantie
einfach
eenvoudig
die Einkaufsstraße
De winkelstraat
etwas
iets
fertig
klaar
der Laden
de winkel
leihen
Lenen
nur
alleen maar
die Party
het feestje
später
Later
trotzdem
toch
wünschen
wensen
zu
te
am Montag
op maandag
der Montag
maandag
der Dienstag
dinsdag
der Mittwoch
woensdag
der Donnerstag
donderdag
der Freitag
vrijdag
der Samstag
zaterdag
der Sonntag
zondag
unter der Woche
door de week
Am Wochenende
In het weekend