1/79
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
tussen welke 2 gewrichten zit de onderarm
ellebooggewricht en polsgewricht
hoe passeren de structuren (muv de n. ulnaris) tussen de boven en onder arm
door of in relatie met de fossa ovalis
hoe passeren structuren van de onderarm naar de hand (muv de n. radialis)
door of anterior aan de carpal tunnel
hoe passeert de n. ulnaris tussen de onder en bovenarm
passeert posterior aan de mediale epicondyle van de humerus
hoe passeert de n. radialis van de onderarm naar de hand
hij beweegt dorsaal rondom de pols en gaat aan de posterieure zijde de hand in
aan welke zijde is de radius smal en aan welke breed
smal aan de proximale zijde waar hij met de humerus scharniert
groot aan de distale zijde waar hij het polsgewricht vormt met de handwortelbeentjes
aan welke zijde is de ulna smal en aan welke breed
aan de proximale zijde breder
aan de distale zijde smaller
hoe bewegen de ulna en radius bij pronatie
het distale einde van de radius kan over het aangrenzende uiteinde van de ulna heen draaien
waardoor worden het anterieure en posterieure deel van de arm van elkaar gescheiden
lateraal intermusculair septum
interossaal membraan
bevestiging van de diepe fascia langs de posterieure grens van de ulna
waar loopt het laterale intermusculaire septum
van anterieure kant van de radius tot de diepe fascia die het ledemaat omgeeft
waar loopt het interossaal membraan
het verbindt de aangrenzende randen van de radius en de ulna met elkaar langs de gehele lengte
waar loopt de bevestiging van de diepe fascia
langs de posterieure grens van de ulna
waarvoor zorgen de spieren in het anterieure deel van de onderarm
flexie van de pols en vingers
pronatie van de hand
waarvoor zorgen spieren in het posterieure deel van de onderarm
extentie van de pols en vingers
supinatie van de hand
welke grenzen heeft de radius
3:
anterieur
posterieur
interossaal
welke oppervlakten heeft de radius
3:
anterieur
posterieur
lateraal
waarmee is de proximale schacht van de radius continue
de radiale tuberosity en de nek
wat zijn kenmerken van de anterieure grens van de radius
begint aan de mediale kant van het bot als een vervolg van de radiale tuberosity
in het bovenste 1/3 deel van het bot kruist het de schacht diagonaal (van mediale naar laterale zijde) —> als de oblique lijn van de radius
wat zijn kenmerken van de posterieure grens van de radius
die loopt alleen in het middelste 1/3 deel van het bot duidelijk
wat zijn kenmerken van de interossale grens van de radius
het is een scherpe grens
het is een bindingsplek voor het interossale membraan (wat de radius en ulna met elkaar verbindt)
wat geeft het midden van het laterale deel van de radius weer en waarvoor dient dit
een ovaal ruw deel (op het anders algemeen gladde bot)
is een aanhechtingsplek voor de pronator teres spier
welke vorm is het distale uiteind van de radius (erg uitgebreid)
heeft uitgerekte anterieure en posterieure oppervlakten en daardoor smalle mediale en laterale oppervalkten
wel een prominentie scherpe rand, die het laterale oppervlak vormt
waarmee wordt het posterieure deel van het distale uiteinde van de radius gekenmerkt
een grote knobbel —> de dorsale tubercule
waarvoor dient de dorsale tubercule
als plek voor de pees van een van de extensor spieren van de duim om aan te trekken
waarmee wordt het laterale deel van het distale uiteinde van de radius gekenmerkt
het laterale deel van de radius is diamantvormig en loopt distaal uit als een radiale styloid process
waarmee wordt het mediale deel van het distale uiteinde van de radius gekenmerkt
een prominent facet voor articulatie met het distale uiteinde van de ulna (de ulnar notch?)
waarmee wordt het distale einde van het bot (de radius) gemarkeerd
2 facetten voor articulatie met 2 handwortelbeentjes (carpaalbotten)
welke grenzen heeft de ulna
3:
anterior
posterior
interossaal
welke oppervlakten heeft de ulna
3:
anterior
posterior
lateraal
wat zijn kenmerken van de anterieure grens van de ulna
glad en afgerond
wat zijn kenmerken van de posterieure grens van de ulna
scherp en over de gehele lengte voelbaar
wat zijn kenmerken van de interossale grens
scherp
is de aanhechting voor het interossale membraan (die de radius met de ulna verbindt)
wat zijn kenmerken voor het anterieure oppervlak van de ulna
het is glad, behalve aan de distale kant —> daar zit een lineair ruw stuk
waarvoor dient het lineaire ruwe stuk op (de distale kant van het anterieure oppervalk van) de ulna
het is een aanhechting voor de m. pronator quadratus
wat zijn kenmerken voor het mediale oppervlak van de ulna
het is glad
wat zijn kenmerken voor het posterieure oppervlak van de ulna
wordt gekenmerkt door verschillende lijnen die verschillende regio’s van spieraanhechting op het bot onderscheiden
waardoor wordt het distale uiteinde van de ulna gekenmerkt
het is smal
afgeronde kop
ulnaire styloid process
waar zit de unaire styloid process
ontspringt aan de posteromediale zijde van de ulna en steekt distaal uit
delen van de kop van de ulna worden door kraakbeen bedekt. welke delen en welk type kraakbeen
het anterolaterale en distale deel van de ulna
door articulair kraakbeen
wat is de radiale kop
nummer 1
wat is de radiale nek
nummer 2
wat is de radiale tuberosity
nummer 3
wat is de oblique lijn
nummer 4
wat is de ulnaire notch
nummer 5
wat is de dorsale tubercule
nummer 6
wat zijn de 2 facetten voor articulatie met de carpaalbotjes
nummer 7 en 8
wat is de radiale styloid process
nummer 9
wat is de verruwing voor de verbinding van de m. pronator teres
nummer 10
wat is de tuberosity van de ulna
nummer 2
wat is de ulnaire styloid process
nummer 3
wat is de coronoid process
nummer 5
wat is het olecranon
nummer 1
wat is de trochlear notch
nummer 6
wat doet de fibreuze articulaire schijf
scheidt het radio-ulnaire gewricht van het polgewricht
waar zit het distale radio-ulnaire gewricht
tussen het articulerende oppervlak van de kop van de ulna en de ulnaire notch op het uiteinde van de radius
waar zit de fibreuze articulaire schijf
is driehoekig
top verbonden aan een ruwe inkeping van de ulna —> de styloid process en het articulaire oppervlak van de kop (zie nummer 4)
basis verbonden aan de hoekige rand van de radius —> tussen de ulnaire inkeping en het articulaire oppervlak van de handwortelbeentjes
waar zit het synoviale membraan van het distale radio-ulnaire gewricht
het is verbonden aan de randen van het distale radio-ulnaire gewricht
op het externe oppervlak bedekt door fibreus gewrichtskapsel
wat is het interossale membraan en wat doet het
het is een dun fibreus blad
verbindt de radius en de ulna
hoe lopen collageenvezels in het interossale membraan
lopen voornamelijk inferieur van de radius naar de ulna
waar zit de vrije bovengrens van het interossale membraan
net inferieur aan de radiale tuberosity
waar passeren vaten het interossale membraan
superieur aan de bovenste bovengrens of door de inferieure opening
wat is de functie van het interossale membraan
verbinden van de radius en de ulna zonder pronatie en supinatie te verhinderen
aanhechtingsplek voor spieren in de anterieure en posterieure compartimenten
(orientatie van de vezels in hetmembraan consistent met) rol om krachten van de radius naar de ulna over te geven —> en ook overgeven krachten van de hand naar de humerus
wat gebeurt er met de radius bij de elleboog en het distale uiteinde wanneer er pronatie plaatsvindt
bij de elleboog is er rotatie van de radius
aan het distale uiteinde beweegt de radius anterieur over de ulna
waar tegen glijdt / beweegt / draait de radius in het ellebooggewricht bij pronatie
het superieure articulaire oppervlak van de radius draait
het articulaire oppervlak aan de zijkant van de kop glijdt tegen de radiale inkeping / notch van de ulna, aangrezende gebieden van de joint capsule en anulaire ligamenten van de radius
wat glijdt er van de radius en waarover in het distale radio-ulnaire gewricht
de ulnaire inkeping / notch in de radius glijdt anterieur over het bolle oppervlak van het hoofd van de ulna heen
waardoor worden de radius en ulna bij elkaar gehouden tijdens de pronatie en supinatie
het anulaire ligament van de radius bij het proximale radio-ulnaire gewricht
het interossale membraan tussen de lengten van de radius en de ulna
de articulaire schijf bij het distale radio-ulnaire gewricht
welke 2 spieren zorgen voor supinatie
biceps brachii
supinator
wat gebeurt er met de spieren die voor supinatie zorgen
de pezen van de m. biceps brachii en de m. supinator zijn bij de pronatie om het proximale deel van de radius gedraaid
door samen te trekken wikkelen ze van het bot af en dit zorgt voor supinatie
waarvoor zorgt de biceps brachii
supinatie van de hand
flexie van het ellebooggewricht
wanneer werkt de biceps brachii het best met supinatie
wanneer de onderarm in flexie is
waar zit de m. supinator
in het posterieure deel van de onderarm
van waaruit ontstaat de m. supinator
vanaf de supinator crest (op de ulna) en de laterale epicondyle (van de humerus)
en vanaf de ligamenten die met het ellebooggewricht geassocieerd zijn
tot waar komt de m. supinator
hij kromt zich rond het posterieure en laterale oppervlak van het bovenste 1/3 deel van de radius om aan de oblique lijn te kunnen hechten
welke 2 spieren zorgen voor pronatie
pronator teres
pronator quadratus
van waar tot waar loopt de m. pronator teres
vanaf de mediale epicondyle van de humerus
tot ongeveer halverwege de schacht van de radius op het laterale oppervlak
van waar tot waar loopt de m. pronator quadratus
bevindt zich tussen de anterieure oppervlakten van de distale uiteinden van de radius en de ulna
wat gebeurt er met de spieren die voor pronatie zorgen
ze zitten in het anterieure deel van de onderarm. wanneer ze samentrekken, trekken ze het distale deel van de radius over de ulna, wat leidt tot pronatie
wat zorgt er voor het behouden van de positie van de handpalm over een bepaalde as
wat abductie aan het distale uiteinde van de ulna
welke spier zorgt voor de abductie aan het distale uiteinde van de ulna, waardoor de handpalm positie over een bepaalde as behouden blijft
de m. anconeus
waar zit de m.anconeus
in het posterieure deel van de onderarm
loopt van de laterale epicondyle tot het laterale oppervlak van het proximale uiteinde van de ulna