Geschiedenis examencommissie derde graad

studied byStudied by 34 people
0.0(0)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 284

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

285 Terms

1
Wanneer begon en eindigde de Prehistorie + gebeurtenis
Alles tot en met ca.3500v.c Neolithische revolutie
New cards
2
Wanneer begon en eindigde het oude nabije oosten+ gebeurtenis
van 3500v.c tot 800v.c Uitvinding van het geschrift
New cards
3
Wanneer begon en eindigde de klassieke oudheid+ gebeurtenis
van 800v.c tot 476 Stichting van Rome
New cards
4
Wanneer begon en eindigde de middeleeuwen+ gebeurtenis
van 476 tot 1453 Val van het West-Romeinse rijk
New cards
5
Wanneer begon en eindigde de nieuwe tijd + gebeurtenis
1453-1789 Columbus ontdekt Amerika
New cards
6
Wanneer begon en eindigde de nieuwste tijd + gebeurtenis
1789-1945 Franse revolutie
New cards
7
Wanneer begon de eigen tijd + gebeurtenis
1945 Einde wereld oorlog 2
New cards
8
Hoe werken de historische periodes in china
Hun geschiedenis wordt opgedeeld volgens dynastieen vernoemd naar machthebbers. Pas vanaf de 20e eeuw zijn er overeenkomsten met de Westerse periodisering.
New cards
9
Hoe werken de historische periodes in Het Midden Oosten
Ook opgedeeld in periodes maar de kalender is anders door de islam
De vroegmoderne en de moderne periode van het Midden-Oosten hebben parallellen met de westerse geschiedenis
New cards
10
Wat gebeurde er in het jaar 570
De geboorte van de profeet Mohammed
New cards
11
Wat gebeurde er in het jaar 800
Karel de Grote wordt gekroond
New cards
12
Wat gebeurde er in het jaar 1066
Engeland wordt veroverd door de Normandiërs
New cards
13
Wat gebeurde er in het jaar 1450
De boekdrukkunst wordt uitgevonden
New cards
14
Wat gebeurde er in het jaar 1492
Amerika werd ontdekt
New cards
15
Wat gebeurde er in het jaar 1519
Begin regering van keizer Karel V
New cards
16
Wat gebeurde er in het jaar 1568
De val van Antwerpen
New cards
17
Wat gebeurde er in het jaar 1643
Lodewijk XIV komt aan de macht
New cards
18
Wat gebeurde er in het jaar 1750
Begin van de industriële revolutie
New cards
19
Wat gebeurde er in het jaar 1776
Amerika werd onafhankelijk
New cards
20
Wat gebeurde er in het jaar 1789
De franse revolutie
New cards
21
Wat gebeurde er in het jaar 1804
Napoleon komt aan de macht
New cards
22
Wat gebeurde er in het jaar 1830
België wordt onafhankelijk
New cards
23
Wat gebeurde er in het jaar 1865
Slavernij wordt afgeschaft in de VS
New cards
24
Wat gebeurde er op 6 augustus 1945
Amerika laat een atoombom vallen op Hiroshima
New cards
25
Wat gebeurde er in het jaar 1989
De val van de Berlijnse muur en de instorting van het communisme
New cards
26
Wat gebeurde er op 11 september 2001
9/11
New cards
27
Wat is het Ancien Regime
Het verwijst naar een periode voor de Franse revolutie waarbij Frankrijk bestuurd werd door absolute vorsten.

Met andere woorden, De vorst stond volledig boven de bevolking en regeerde alleen

dit was bepaald door God.
New cards
28
Wat waren de gevolgen van de opkomst van Napoleon op korte middellange en lange termijn
Korte: Groote delen van Europa komen onder Frankrijk.

Middellange: Het ontstaan van het Verenigd Koninkrijk der
Nederlanden

Lange: België ontstaat.
New cards
29
Wanneer is er sprake van continuïteit en geef een voorbeeld
Er is sprake van continuïteit als een situatie niet verandert.
Vb: Na de Napoleontische oorlogen is aan Zwitserland de eeuwige neutraliteit opgelegd, een eeuw later, tijdens de Eerste en Tweede wereldoorlog bleef Zwitserland neutraal.
New cards
30
Wanneer is er sprake van verandering en geef een voorbeeld
Wanneer een situatie verandert is er sprake van Discontinuïteit of verandering.
Vb: Een land dat veel veroverd en daardoor groter wordt.
New cards
31
Wanneer zijn we gegaan van Jages-verzamelaars naar een landbouwsamenleving en waarom
De overgang kwam door de ontdekking van de landbouw. Dit gebeurde niet overal op hetzelfde moment. Het gemiddeld beginpunt wordt vaak als 8000v.c genomen.
New cards
32
Wanneer zijn als samenleving veranderd van een landbouwsamenleving naar een industriële samenleving
Na de industriële revolutie 1780-1850
New cards
33
Wanneer zijn we als samenleving veranderd van een industriële samenleving naar een postindustriële samenleving
Deze overgang was een gevolg van de digitale revolutie rond 1970.
New cards
34
Wat zijn de kenmerken van een Jagers-Verzamelaars samenleving
Het is de vroegste samenlevingsvorm van de mens.
Het zijn vaak kleine groepen nomaden met een beperkte materiele cultuur.
Hun technologie is gericht op overleven
Mannen en vrouwen hebben specifieke taken
Klein verschil kwa uiterlijk tussen mannen en vrouwen
1 leider
Traditie is belangrijk
New cards
35
Wat zijn de kenmerken van een landbouwsamenleving
Kleine dorpjes.
Bevolkingstoename door verbeterde landbouwtechnieken (meer eten)
Meer bevolking --> niet iedereen moet landbouw doen andere jobs ontstaan.
Ontwikkeling van een materiele cultuur
Mannen en vrouwen hebben specifieke taken
Soort bestuur ontstaat door het leven in dorpen.
Vrouwen hebben hierin geen inspraak
New cards
36
Wat zijn de kenmerken van een industriële samenleving
economie wordt gedreven door de industrie
Er is een afname van sociale ongelijkheid
Er zijn grootte verschillen in de behandeling van vrouwen en mannen
Het onderwijs wordt gedemocratiseerd na de Tweede Wereldoorlog
New cards
37
Wat zijn de kenmerken van een postindustriële samenleving
Economie wordt gedreven door de dienstensector
Wij evolueren naar een kennismaatschappij
er is veel aandacht voor technologie
Mannen en vrouwen zijn Officieel gelijk
Nieuwe gezinsvormen
Nieuwe vormen van ongelijkheid naast armoede
New cards
38
Wat zijn de 4 maatschappelijke domeinen
Cultuur, Politiek, sociaal, economisch
New cards
39
Verschillen tussen stedelijk en ruraal
Er zijn enorme verschillen in attitudes, bestuur, innovatiebereidheid, mogelijkheden om handel te voeren.
Mensen op het platteland zijn vaak conservatief. Ze houden graag alles zoals ze het kennen.
In de stad zijn mensen vrijer omdat er veel minder sociale controle is (in een dorp kent iedereen elkaar, in een stad niet)
en dit leidt vaak tot een meer open houding tegenover nieuwe ideeën, gebruiken,
New cards
40
Continentaal versus maritiem
Toegang tot de zee is een groot voordeel: transport over zee is goedkoper dan transport over land. De zee
creëert kansen voor handel. Een maritieme natie (een natie met toegang tot een zee) is handelsgericht, zoals
de Nederlanden. In continentale gebieden ligt de nadruk niet op handel, maar op productie. Het is lastiger
om goederen te importeren en vooral duurder.
New cards
41
Centraal/centrum versus grensgebied/periferie
Het centrum van een natie is de plaats waar de bestuurders ervan zich bevinden. De plek waar de overheid
zich bevindt, is moderner en luxueuzer, want de overheid investeert gemakkelijk in haar eigen comfort en
wil haar macht zichtbaar maken met mooie gebouwen, goede wegen

De periferie omvat alle gebieden
rond het centrum. Hoe verder van het centrum hoe slechter de wegen en de accommodatie.
New cards
42
lokaal
een klein gebied, gewoonlijk steden en gemeenten
New cards
43
Regionaal
regionaal: een groter gebied, maar kleiner dan het hele land. (een/meer provincies, streek, gewest ...)
New cards
44
Nationaal
Een volledig land
New cards
45
Mondiaal
De wereld
New cards
46
alliantie
Een alliantie is een verdrag tussen staten, zakenpartners of individuen. Twee (of meer) partijen maken
concrete afspraken waar ze allebei (allemaal) voordeel van hebben.
New cards
47
antiklerikaal:

tegen de Kerk en de clerus, in het bijzonder tegen de invloed of macht die de clerus heeft in de politiek, de
samenleving, het onderwijs...
New cards
48
Klerikaal
  1. behorend tot de clerus

  2. houding van iemand die de invloed van de clerus in de maatschappij wil bevorderen

  3. voor de Kerk

New cards
49
Cijns
Belastingen
New cards
50
coalitie
samenwerkingsverbond tussen partijen om een gezamenlijk doel na te streven.
New cards
51
demografie
Kwantitatieve eigenschappen van de bevolking: hoe groot, hoeveel mannen, hoeveel vrouwen, hoeveel
overlijdens, hoeveel geboortes ...
New cards
52
dynastie
koningshuis, reeks heersers uit één familie
New cards
53
federalisering
Het proces waarbij bevoegdheden van deelstaten (in België gewesten en gemeenschappen) worden
overgeheveld naar de federale staat.
New cards
54
genocide
Volkenmoord, de misdaad van stelselmatige en opzettelijke uitroeiing van een etnische groep, of van een
deel daarvan.
New cards
55
globalisering
Het proces van wereldwijde economische, politieke en culturele integratie. Overal ter wereld vindt men
dezelfde producten, merken, winkels,...
New cards
56
holocaust
de systematische vernietiging van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog
New cards
57
imperialisme
Het streven van een staat om een groot rijk op te bouwen door andere staten of gebieden van andere
volkeren te veroveren.
New cards
58
kapitalisme
Economisch systeem waarbij de grond en de bedrijven eigendom zijn van ondernemers. De ondernemers
willen zo veel mogelijke winst maken.
New cards
59
dekolonisatie
De afbraak van het kolonialisme. Kolonies worden onafhankelijke staten.
New cards
60
monarchie
: regeringsvorm, land geleid door een koning
New cards
61
natie
Een natie is een groep personen die oorsprong, geschiedenis, taal en zeden gemeen hebben. Die groep is
niet noodzakelijk beperkt tot de grenzen van een land. Wanneer de bevolking van een staat ook een natie
is, spreken we van een natiestaat.
New cards
62
rechtsstaat
Een staat waarin de rechten van de burgers zijn vastgelegd in een grondwet. Staat waarin de overheid in de
uitoefening van haar macht beperkt wordt door het recht.
New cards
63
verzorgingsstaat
Staat waarin de overheid door sociale wetten en verzekeringen zorgt voor alle bewoners van het land. Ook probeert de overheid de welvaart te vergroten en de kwaliteit van het leven te verhogen.
New cards
64
conjunctuur

Soms groeit de economie sterk, soms groeit ze amper en soms neemt ze zelfs af. Dit gaat in periodes.
Periodes met een toename van de groei, worden afgewisseld door periodes met een afname van de groei.
De opeenvolging van die periodes van toenemende en afnemende economische groei is de
conjunctuurcyclus.
New cards
65
implosie
ineenstorting
New cards
66
Beschaving
De ontwikkeling van een volk
New cards
67
Censuur:
Beperking voor vrijheid (zoals vrije meningsuiting)
New cards
68
Conservatief:
)
Gebaseerd op behoudt (geen verandering)
New cards
69
Democratie:
Staatsvorm waarin (een vertegenwoordiging van) het volk de hoogste macht heeft en een
overwegende invloed heeft op het regeringsbeleid.
New cards
70
Economische crisis:
Periode waarin het heel slecht gaat in de economie (bv. Beurscrash van Wall Street, grote
inflatie, grote werkloosheid, ...),
New cards
71
klassenmaatschappij
Verschillende posities in de maatschappij bv. Arm en rijk
New cards
72
Interbellum
Periode tussen WO1 en WO2
New cards
73
Grondwet
belangrijkste wet van het land.
New cards
74
Moderniteit
De periode van het modernisme, een verzamelnaam voor vernieuwende stromingen in de
kunsten en de westerse maatschappij tijdens de eerste helft van de 20e eeuw
New cards
75
Mondialisering:
Synoniem voor globalisering
New cards
76
Oppositie:
Alle politieke partijen die tegen de uitvoerende macht zijn gekant.
New cards
77
Politiek:
Bestuur van een land, provincie of stad
New cards
78
Propaganda:
Reclame voor bepaalde ideeën en/of activiteiten van een politieke partij
New cards
79
Rechtsstaat:
Een staat waarin de rechten van de burgers zijn vastgelegd in een grondwet. Staat waarin de
overheid in de uitoefening van haar macht beperkt wordt door het recht.
New cards
80
Republiek:
Regeringsvorm doordat het staatshoofd door de bevolking wordt gekozen.
New cards
81
Secularisatie:
Dalende invloed van godsdienst, handeigen van staat/organisaties/... niet meer onder
invloed van kerk.
Dalende invloed van godsdienst,
New cards
82
Vakbond:
Vereniging voor arbeiders die opkomt voor de rechten van arbeiders
New cards
83
Zelfbeschikking:
De mogelijkheid om over zichzelf en het eigen lichaam en leven te beslissen
New cards
84
Aanleiding:

De reden voor een gebeurtenis. Iets wat iets laat gebeuren
New cards
85
Belang:
Iets wat je belangrijk vindt omdat het voordelig of nuttig is
New cards
86
Breuk(lijn):
Sociologische term voor verdeeldheid in de maatschappij
New cards
87
Conjunctuur:
Afwisselende periodes van economische groei (goede en slechte)
New cards
88
Doel:
Iets dat je probeert te realiseren
New cards
89
Evenement:
Gebeurtenis
New cards
90
Evolutie
Geleidelijke ontwikkeling over lange termijn
New cards
91
Gevolg:
Iets dat door en na iets gebeurt
New cards
92
Implosie:
Ineenstorting.
New cards
93
Mentaliteit:
Het denk- en gedragspatroon van een persoon of sociale groep
New cards
94
Middel:
Middel:
Iets om een doel te bereiken
New cards
95
Motief:
Reden waarom je iets doet
New cards
96
Proces:
Verloop van een geleidelijke verandering
New cards
97
Revolutie:
Grote verandering vooral in de manier waarop een land bestuurd wordt (op korte termijn)
New cards
98
Samenhang:
Situatie waarin of manier waarop dingen verband met elkaar houden
New cards
99
Bevoegdheid:
Het bezitten van toestemming om een handeling te mogen verrichten
New cards
100
Bruikbaarheid
Mate waarin het systeem geschikt is voor gebruik
New cards

Explore top notes

note Note
studied byStudied by 1062 people
705 days ago
4.8(4)
note Note
studied byStudied by 4 people
58 days ago
5.0(3)
note Note
studied byStudied by 20 people
775 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 47 people
834 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 12 people
833 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 45 people
818 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 5 people
654 days ago
5.0(1)
note Note
studied byStudied by 67 people
420 days ago
5.0(1)

Explore top flashcards

flashcards Flashcard (106)
studied byStudied by 1 person
714 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (31)
studied byStudied by 4 people
91 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (74)
studied byStudied by 16 people
841 days ago
5.0(2)
flashcards Flashcard (167)
studied byStudied by 6 people
393 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (81)
studied byStudied by 272 people
468 days ago
4.5(2)
flashcards Flashcard (37)
studied byStudied by 173 people
841 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (36)
studied byStudied by 10 people
91 days ago
5.0(1)
flashcards Flashcard (62)
studied byStudied by 14 people
42 days ago
5.0(1)
robot