H1: Wat is psychologie?

0.0(0)
studied byStudied by 1 person
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/77

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

78 Terms

1
New cards

Definitie van psychologie

  • Psychologie is een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij de gedragsevidentie gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die aan dat gedrag ten grondslag liggen. Er wordt gebruik gemaakt van theorieën en modellen.

  • Geen exacte wetenschap!

2
New cards

Oorsprong psychologie (ontw die het mogelijk hebben gemaakt)

  • Oorsprong: filosofie

    • Socrates, Plato, Aristoteles (4e-5e eeuw bc)

    • Rede/intuïtie, vooral over het eigene/de ziel van de mens. De ziel gehoorzaamd andere niet aardse wetmatigheden (= geloof).

    • Geen wetenschappelijke studie of observatie van het gedrag en mentale processen, wel axioma’s (sofa science).

  • 21e eeuw: neurowetenschappen!

    • Heeft een super lange geschiedenis.

3
New cards

De wetenschappelijke revolutie

Een nieuwe manier van denken

  • De oude Grieken en de kerk gingen gewoon af op intuïtie en goddelijke ingeving

  • Vanaf de 16e-17e eeuw gingen mensen in Europa hun kennis baseren op systematische observatie

    • BOEM! de wetenschappelijke revolutie!

4
New cards

Copernicaanse revolutie

  • Origineel dacht men dat de mens het centrum van het universum was en dus niet onderworpen werd aan natuurwetten maar daar kwam er na een tijdje verandering in.

    • In de 16e eeuw merkte men dat de kalender achter liep, dit deed Copernicus denken dat de aarde misschien niet het centrum van het universum is.

  • De axioma’s worden in vraag gesteld en maken plaats voor nieuwe kennis die uit observaties en experimenten word gehaald.

5
New cards

Het ontstaan van 2 culturen

Wetenschap en macht

  • De wetenschappelijke vooruitgang is groter in niet katholieke landen dan in katholieke landen aangezien deze landen minder controle en afbraak ervaarden van de kerk. Dit leidt tot 2 culturen.

    • De klassieke humanistische cultuur (α)

    • De natuurwetenschappelijke cultuur (β)

6
New cards

1ste “psychlogische” experimenten

Begonnen bij een persoonlijke fout bij het observeren van de beweging van de hemellichamen

  • snelheid van neurale transmissie: 30m/s of +/-100 km

  • Weber: psychofysica

    • Hoe ervaren we fysische stimuli?

  • Young: trichromatische theorie van kleurperceptie (RGB)

    • Er zijn 3 soorten kleurreceptoren in ons ook (Rood, Groen, Blauw).

7
New cards

Psychologische pioniers uit de lage landen

  • Quetelet: veel menselijke eigenschappen volgen een bepaalde curve (de normaalverdeling)

  • Plateau: kleurperceptie

  • Donders: mentale chronometrie

8
New cards

Mentale chronometrie

  • Het gaat hier niet over hoe de mentale processen werken, wel over hoe lang het duurt. Dit berekende hij via experimenten over de verwerkingstijd.

  • Stimulusdiscriminatie

    • Hoe lang duurt het om te reageren op een stimulus als je een andere stimulus moet negeren?

  • Responsselectie

    • Hoe lang duurt het om te reageren op een stimulus als je moet kiezen tussen verschillende opties?

  • Subtractiemethode

    • Een methode om het verschil tussen 2 staten (de controleconditie en de proef) te berekenen door ze van elkaar af te trekken. Deze methode wordt tot op de dag van vandaag nog steeds gebruikt binnen de cognitieve psychologie.

9
New cards

De evolutietheorie

Darwin: the origin of species

  • Natuurlijke selectie

    • Degene die het best aangepast is aan zijn omgeving (de beste “fit”) overleeft, dit is niet altijd de sterkste.

  • Volgens hem evolueerden mensen uit dieren waardoor we mensen dus ook op de natuurwetenschappelijke methode kunnen bestuderen.

10
New cards

Ontwikkelingen binnnen de filosofie: Descartes (17e eeuw)

  • Platonisch dualisme

  • Rationalisme

  • Nativisme

  • Mechanische visie

11
New cards

Platonisch dualisme

De geest en het lichaam zijn 2 aparte zaken. Het lichaam heeft geen invloed op de geest maar de geest heeft wel invloed op het lichaam! De geest is de vrije wil en de kern van het denken terwijl het lichaam gewoonweg een omhulsel is.

12
New cards

Rationalisme

Ware kennis is gebaseerd op rede

13
New cards

Nativisme

Alle kennis die we hebben is afgeleid uit aangeboren kennis.

14
New cards

Mechanische visie

Het universum is een machine, het lichaam is deel van deze machine, deze kunnen op een natuurwetenschappelijke manier onderzocht worden maar de geest is geen machine en kan dus niet op een natuurwetenschappelijke manier onderzocht worden.

15
New cards

Empirisme

  • Komt in de plaats van het nativisme

    • Ontstaan van het nature-nurture debat

  • De kennis die we hebben komt voort uit zintuigelijke ervaringenen associaties van ideeën. Volgens deze visie is de mens dus niet geboren met kennis maar moet men dingen meemaken om kennis te verwerven

  • John Locke: tabula rasa

16
New cards

Tabula rasa

  • John Locke

  • De mens als onbeschreven blad, hij wordt geboren zonder enige kennis maar wordt gevormd door ervaringen en herinneringen.

  • Het complete omgekeerde van Descartes.

17
New cards

De psychologie als nieuwe wetenschap: Wundt

  • eerste psychologische labo

    • Het startpunt van de wetenschappelijke psychologie. Het is gedaan met introspectie, maak plaats voor onderzoek in een labo enal.

  • fysiologische psychologie

18
New cards

De psychologie als nieuwe wetenschap: centrale logica

Introspectie

  • Innere Wahrnemung

    • Van binnenuit naar het eigen bewustzijn kijken.

    • Gelijk de sofa science van de oude Grieken.

  • Experimentelle Selbstbeobachtung

    • In een gestandaardiseerde omgeving geeft een participant eenvoudige kwantificeerbare antwoorden.

19
New cards

Structuralisme

  • Deze 1ste psychologische stroming

  • Ontstaan uit het werk van Wundt.

  • Titchner: elk proces opdelen in elementaire elementen.

  • Bewuste ervaringen zijn een combinatie van sensaties, beelden en gevoelens.

20
New cards

Gestaltepsychologie

  • Tegenbeweging van structuralisme.

  • Naar elementaire componenten kijken is zinloos omdat perceptie meer is dan een reeks van afzonderlijke sensaties. Mensen nemen de omgeving waar in gestalten (gehelen/patronen)

21
New cards

Functionalisme

  • Toegepaste psychologie in de plaats van fundamenteel onderzoek. Er wordt onderzoek gedaan in functie van de mens. Door Darwin is er een interesse in individuele verschillen en men gaat afwijkingen detecteren.

  • Volgens William James zijn mentale processen “a stream of conciousness”.

22
New cards

Behaviorisme

  • Een stroming geïnspireerd door de evolutieleer en het functionalisme. Men focust op observeerbaar, meetbaar gedrag in de plaats van het bewustzijn. Er is geen sprake van introspectie, dat is veel te subjectief.

  • De black-box theorie

  • Watson, Thorndike en Skinner (belangrijke figuren in het behaviorisme) onderzoeken samen onder welke omstandigheden we gedrag gaan leren.

23
New cards

Black-box theorie

Het bewustzijn is onbelangrijk, sommige behavioristen zoals Skinner zeggen zelfs dat er niets is in het hoofd. De stimulus (S) komt direct na de reactie (R), wat ertussen gebeurt is tussen jou en god.

<p><span>Het bewustzijn is onbelangrijk, sommige behavioristen zoals <strong>Skinner</strong> zeggen zelfs dat er niets is in het hoofd. De stimulus (S) komt direct na de reactie (R), wat ertussen gebeurt is <em>tussen jou en god.</em></span></p>
24
New cards

Voorwaarden voor de behavioristische methode

  • Kennis komt uit directe observaties.

  • Het proces moet repliceerbaar zijn om zo operationele definities te bekomen.

  • Er wordt gebruik gemaakt van afhankelijke en onafhankelijke variabelen (S-R)

  • De relatie tussen S en R wordt als een “wet” beschreven zoals in de exacte wetenschappen.

25
New cards

Psychoanalyse

  • De tegenbeweging van het behaviorisme

  • Freud als grondlegger

  • Het bewustzijn/gedrag is een oppervlakkig fenomeen, het onderbewuste is de oorsprong van de persoonlijkheid/stoornissen.

  • Hermeneutische beweging

26
New cards

Hermeneutische beweging

Het interpreteren van het verleden is introspectief en filosofisch, het sluit aan bij de “sofa science”. De nadruk ligt op het begrijpen van een bepaald fenomeen, niet op het verklaren ervan.

27
New cards

Verschillende onderzoeksgeboieden hebben hetzelfde studiegebied

  • De natuurwetenschappelijke methode is superieur maar introspectie is ook belangrijk, vooral voor de gestaltepsychologie.

  • Er is spanning tussen de wetenschappelijke en hermeneutische benadering maar er is wel een eensgezindheid dat psychologie meer is dan feitelijke intuïtieve kennis

28
New cards

Onderzoeksmethoden in de psychologie

  1. Literatuurstudie

  2. Beschrijvend onderzoek

    1. Naturalistische observatie

    2. Vragenlijsten

    3. Interviews

    4. Opiniepeilingen

    5. Psychologische tests

    6. Archiefdata

    7. Gevalstudies/case studies

    8. Kwalitatief onderzoek

  3. Correlationeel onderzoek

  4. Experimenteel onderzoek

29
New cards

Onderdelen van de literatuurstudie

  1. De onderzoeksvraag

  2. De literatuurstudie zelf

30
New cards

De onderzoeksvraag

  • Duidelijk en gedetailleerd omschreven

  • Gebaseerd op theorie

    • Een samenhangend geheel van ideeën als verklaring van fenomenen, dit is het gevolg van jarenlang onderzoek.

  • Gebaseerd op inval

    • Een idee door toevallige observatie, gesprekken met vrienden…

31
New cards

De literatuurstudie

  • 95% van het onderzoek is al gedaan

    • Het helpt de onderzoeksvraag te specialiseren

    • Het zorgt ervoor dat je gekende valkuilen kan vermijden

  • Op websites zoals WoS (web of science)

  • Nauwkeurige observaties en beschrijvingen

    • Weinig subjectieve ervaringen en intuïties

  • Voorspellingen en verklaringen

  • Er zijn 3 informatiebronnen in artikels:

    • De operationalisering

      • Welke variabelen gaan we meten? Welke procedure zullen we volgen? Hoe meten we variabelen?

    • De proefgroep

      • Wie wordt er getest?

      • Dit is belangrijk voor de generaliseerbaarheid (externe validiteit).

    • Keuze onderzoekstechniek

    • Dit is belangrijk voor repliceerbaarheid.

32
New cards

Beschrijvend onderzoek

  • Het doel is om betrouwbare, correcte gegevens te verzamelen over een onderwerp om het beter te kunnen begrijpen.

  • Het is accuraat maar je kan niet meer weten dan de zaken die je onderzocht hebt.

33
New cards

Naturalistische observatie

  • Het gedrag wordt op een systematische manier geobserveerd in een natuurlijke context.

  • Voordelen:

    • Je krijgt de context van echt gedrag mee.

    • Het is een goed startpunt voor meer gericht onderzoek.

  • Nadelen:

    • De scoringscriteria is vaak te vaag

    • De complexiteit van de data

    • Reactiviteit

34
New cards

Reactiviteit

  • Mensen en dieren gaan zich vaak anders gedragen in de nabijheid van observators, camera’s…

  • Camera’s, observators… moeten dus onzichtbaar zijn/opgaan in de context zijn zodat ze niets beïnvloeden

35
New cards

Vragenlijsten

  • Vragen aan mensen die ervaring hebben met het onderwerp.

  • Wordt vaak gebruikt als aanvulling op eerdere observaties.

  • Individuele vragen worden vaak gecombineerd in schalen (bv. Likert schaal).

  • Voordelen:

    • Anoniem

    • Mensen kunnen het op hun eigen tempo invullen

    • Zorgt voor een snelle dataverwerking

  • Nadelen:

    • Het is subjectief

    • Sociale wenselijkheid

36
New cards

Sociale wenselijkheid

Mensen passen hun antwoorden aan aan wat ze denken dat anderen willen horen en zijn dus niet eerlijk.

37
New cards

Interviews

  • Open, gerichte, mondelinge vragen in interactie met de bevraagde.

  • Kan op 2 manieren verlopen

    • Gestructureerd

      • Vaste vragen met een vaste volgorde

    • Ongestructureerd

      • Vaste vragen maar er is een mogelijkheid om bijvragen te stellen en door te vragen aan de hand van de antwoorden.

  • Voordelen:

    • Gedetailleerder dan vragenlijsten

    • De mogelijkheid tot doorvragen (ongestructureerd)

    • Er kunnen nieuwe variabelen geïdentificeerd worden bij nieuwe onderwerpen.

  • Nadelen:

    • Sampling bias

    • Generaliseerbaarheid

    • Sociale wensbaarheid

    • Geen anonimiteit

    • Moeilijk vergelijkbaar (ongestructureerd)

    • Tijdsintensief

38
New cards

Sampling bias

Bepaalde mensen hebben meer kans om aan bod te komen.

39
New cards

Opiniepeilingen

  • Korte, snelle inventaris van de opinies over een onderwerp bij een grote, representatieve steekproef.

  • Gaat vaak over sociale thema’s, politiek, volksbevragingen…

  • Nadelen:

    • Sociale wenselijkheid

    • Non-respons bias

    • Het is moeilijk om te weten of de resultaten representatief zijn

    • De vraagstelling kan de antwoorden beïnvloeden (bv. push-polls)

40
New cards

Non-respons bias

Mensen kunnen kiezen om niet te antwoorden, diegenen die wel antwoorden kunnen drastisch anders denken dan die dat niet antwoorden.

41
New cards

Psychologische tests

Meten (kwantificeren) menselijke eigenschappen en vaardigheden aan de hand van gestandaardiseerde tests.

42
New cards

Gestandaardiseerde tests

  • Betrouwbare tests die ontwikkeld zijn na zorgvuldig vooronderzoek.

  • Het maken van deze tests duurt zeer lang.

  • bv. IQ-tests, persoonlijkheidstesten…

43
New cards

Archiefdata

Het analyseren van bestaande data.

44
New cards

Gevalstudies/case studies

  • Een intensief gedetailleerd onderzoek over 1 persoon/gebeurtenis/geval.

  • Heeft als doel om algemeen geldende principes te identificeren.

  • Vaak het startpunt van verder onderzoek.

  • Freud is de kin of case studies

  • Nadeel:

    • Het is niet generaliseerbaar

45
New cards

Kwalitatief onderzoek

  • Hermeneutisch geïnspireerd

    • Het gaat meer om het begrijpen van zaken, minder om het verklaren ervan.

  • Er is een focus op diepgaande analyse en interpretatie.

    • Individueel of in een focusgroep

  • Nadelen:

    • De subjectiviteit van de onderzoeker (wat hoort er wel of niet bij het thema)

    • Het is niet altijd generaliseerbaar

    • Het is heel intensief

46
New cards

Correlationeel onderzoek

  • We proberen begrip te krijgen in achtergronden en fenomenen.

    • Dit doen we door verbanden te leggen tussen waarnemingen.

  • Correlatie is de samenhang tussen 2 variabelen.

    • Elk veranderlijk kenmerk kan gemeten worden

  • Correlatie is niet causatie!

    • Het verband tussen 2 variabelen wordt aangetoond, niet dat de ene de andere veroorzaakt.

47
New cards

Correlatiecoëfficiënt

  • Helpt ons het ene variabele voorspellen op basis van de andere.

  • Getal tussen -1 en 1

    • Hoe dichter bij 0, hoe zwakker het verband

    • Positieve correlatie (boven 0): als de ene stijgt, stijgt de andere ook

    • Nulcorrelatie (0): ze hebben niets met elkaar te maken

    • Negatieve correlatie (onder 0): als de ene stijgt, daalt de andere

48
New cards

Experimenteel onderzoek

  • Oorzakelijke verbanden

  • Heeft dezelfde onderwerpen als correlationeel onderzoek maar gaat anders tewerk.

  • Actief manipuleren van variabelen en het effect ervan observeren.

    • Er wordt maar 1 variabele gemanipuleerd de rest verandert NIET.

  • Voordelen:

    • Causaliteit wordt onderzocht

    • Controle

    • Het is repliceerbaar

    • Het is betrouwbaar

  • Nadeel:

    • In sommige situaties is manipulatie niet mogelijk

49
New cards

Fasen van experimenteel onderzoek

  • De literatuurstudie, deze gebeurt voor het experiment.

  • De hypotheseformulering

    • Een voorspelling op basis van een theorie die in een experiment getoetst wordt.

    • Vereist een beter begrip van het fenomeen van achteraf verklaren.

  • De hypothese in een experiment gieten

    • Onafhankelijke variabelen

      • Wat er gemanipuleerd wordt

    • Afhankelijke variabelen

      • Meten het effect van de manipulatie

    • Controlevariabelen

      • Deze worden constant gehouden

  • Date verzamelen en analyseren

    • Tellen, meten

    • Statistisch significant?

      • Is het verschil groot genoeg om betekenisvol en betrouwbaar te zijn?

  • De hypothese evalueren (en terugkoppeling naar de theorie

    • Verificatie

    • Falsificatie

      • Als er tegenbewijs gevonden is

50
New cards

Kritiekpunten op onderzoek

  • Er is een mogelijkheid op researcher bias

  • Is er voldaan aan interne validiteit?

    • Zijn de oorzaak-gevolg relaties gerechtvaardigd?

    • Zijn er storende variabelen, confounds aanwezig?

    • Experimenteel onderzoek heeft meer interne validiteit dan correlationeel onderzoek en case studies

  • Is er voldaan aan externe validiteit?

    • Is het repliceerbaar/herhaalbaar?

    • Is de populatie generaliseerbaar?

    • Is er ecologische validiteit?

      • Sluit de studie aan bij hoe het gedrag er in real-life uit ziet?

51
New cards

Researcher bias

De antwoorden worden bewerkt naar de verwachtingen van de onderzoeker.

  • Als de perceptie van de onderzoeker de interpretatie beïnvloed.

52
New cards

Meta-analyse

De verzameling van een groot aantal studies/participanten die samengevat wordt.

53
New cards

Effectgroottes

  • Gebruiken we om het relatief belang van de systematische component te schatten

  • d

  • Hoe groter, hoe sterker het systematisch effect

  • Hoe lager, hoe sterker het toevalscomponent

  • De mens is niet voorspelbaar: d is noot 1

<ul><li><p>Gebruiken we om het <strong>relatief belang</strong> van de systematische component te schatten</p></li><li><p>d</p></li><li><p>Hoe <strong>groter</strong>, hoe sterker het <strong>systematisch effect</strong></p></li><li><p>Hoe <strong>lager</strong>, hoe sterker het <strong>toevalscomponent</strong></p></li><li><p>De mens is <strong>niet voorspelbaar</strong>: d is noot 1</p></li></ul><p></p>
54
New cards

Voorschriften van ethische commisies (APA) voor mensen

  • Geen lichamelijke of psychische schade, stress moet mild zijn in verhouding met de waarde van de kennis.

  • Informed consent

  • Recht om te stoppen zonder nadeel

  • Anonieme opslag en rapportering

  • Debriefing

  • Elke instelling heeft toezicht van een ethische commissie

55
New cards

Informed consent

Voorafgaande geïnformeerde toestemming.

56
New cards

Debriefing

Achteraf het onderzoek specifieker uitleggen (zeker bij misleiding)

57
New cards

Voorschriften van ethische commisies (APA) voor dieren

  • Schone omgeving

  • Geen onnodige pijn

58
New cards

Dualisme

  • De scheiding van het lichaal en de geest.

  • De geest is onafhankelijk van het lichaam. Dit wilt zeggen dat de geest het lichaam kan beïnvloeden maar het omgekeerde is niet mogelijk.

59
New cards

4 manieren waarop de biologie een rol speelt bij de psychologie

  • Het centrale zenuwstelsel (CZS)

  • Het lichaam

  • Erfelijkheid

  • De invloeden uit de menselijke evolutie

60
New cards

Beïnvloeding van problemen met het CZS op gedrag

  • Gelokaliseerde letsels zorgen voor specifieke pathologieën (bv. Broca)

  • Algemene hersenaandoeningen (bv. Alzheimer)

  • Ondervoeding (bv. ondervoeding tijdens de zwangerschap resulteert in een lager IQ bij het kind)

  • Medicatie kan voor de verlichting van psychische pathologieën zorgen (bv. serotonine toedienen helpt bij depressies)

61
New cards

Invloed van het lichaal op de geest

  • Honger, dorst, seksuele driften beïnvloeden gedrag.

  • Pijn kan gedachten en gevoelens beïnvloeden.

  • Te weinig zonlicht verhoogd de kans op neerslachtigheid.

  • Meer lichaamsbeweging heeft een positieve invloed op humeur.

62
New cards

Manieren waarop de invloed van genen op zaken zoals IQ, persoonlijkheid, motriek… onderzocht wordt

  • Tweelingenonderzoek

  • Adoptiestudies

  • Stamboomonderzoek

63
New cards

Tweeelingenonderzoek

  • Onderzoek waarbij men eeneiige tweelingen met twee-eiige tweelingen vergelijkt.

  • Men onderzoekt de correlatie tussen de variabelen.

    • Dit is een getal tussen -1 en 1.

    • Hoe verder van 0, hoe sterker het verband

64
New cards

Adoptiestudies

  • Men vergelijkt de kenmerken van kinderen met die van hun adoptie ouders en die van hun biologische ouders.

  • Hier zoekt men ook naar de correlatie tussen 2 variabelen.

    • Als er een link is met de biologische ouders is er eerder kans op overerving.

    • Als er een link is met de adoptieouders is er eerder sprake van een sociaal leerproces

65
New cards

Stamboomonderzoek

Men bekijkt eigenschappen over generaties heen.

66
New cards

Invloeden vanuit de menselijke evolutie

  • Iedereen beschikt over een aantal aangeboren eigenschappen. Deze genetische eigenschappen werden doorgegeven via de ouders.

  • De evolutiepsychologie biedt een verklaring voor gedrag vanuit de evolutieleer

    • Deze onderzoekt bijvoorbeeld waarom ze voor bepaalde eigenschappen gaan bij de keuze van een partner.

67
New cards
<p><strong>De cognitieve kaart</strong></p>

De cognitieve kaart

Ratten die vrij mochten rond lopen in een kooi. De volgende dag moesten ze van het begin van de kooi naar het einde raken maar deze keer waren er blokkades.

  • De meeste ratten konden meteen, zonder te oefenen, naar de andere kant, ze hadden een “mentale kaart” gevormd. Dit wil zeggen dat ze kunnen leren en denken, zelfs als ze niet beloond worden.

68
New cards

Het belang van de computer voor waarom het behavirisme niet is blijven bestaan

  • Descartes vergelijkt de mens (lichaam) met een machine.

    • Homunculus “de geest in de machine”

  • Ontdekking van informatiefeedback (de nagestreefde toestand vergelijken met de huidige toestand)

    • De gelijkenis tussen de mens en een machine wordt nog groter, de mens is een doelgericht “organisme” zonder homunculus!

  • De verdere ontwikkeling van de pc voor informatieverwerking

    • Zorgt voor een paradox: techniekers ontwikkelen een systeem waarvan behavioristen het ontstaan ontkennen.

    • Er worden programma’s geschreven die menselijk gedrag nabootsen.

69
New cards

Homunculus

  • Descartes

  • “De geest in de machine”

  • De vrije wil is een klein wezentje die doelgericht gedrag stelt door de machine te besturen.

70
New cards

De mens is een sociaal wezen

  • Milgram: 6 degrees of seperation (volgens meta/facebook is het voor hun gebruikers nog maar 3.5 degrees of seperation)

  • De meeste contacten tussen mensen gebeuren niet met willekeurige personen.

    • Er is een sterke intragroepsbeïnvloeding die tot socioculturele verschillen leidt.

71
New cards

5 dimensies waarop culturen verschillen volgens Hofstede

  1. Individualisme

  2. Macht

  3. Onzekerheid

  4. Masculiniteit

  5. Oriëntatie

  • De generaliseerbaarheid van dit onderzoek is in vraag te stellen tho.

    • Het is gebaseerd op WEIRD people waardoor het enkel van toepassing is op Westerse, blanke bevolkingen.

      • Western

      • Educated

      • Industrialized

      • Rich

      • Democratic

72
New cards

WEIRD people

  • Western

  • Educated

  • Industrialized

  • Rich

  • Democratic

73
New cards

Het nature-nurture debat

  • Sociaal-culturele factoren vormen in veel onderzoeken die de vraag over de oorzaak van gedrag behandelen de tegenpool van erfelijkheid.

    • bv. geslachtsverschillen: biologisch of is er sprake van een socio-culturele invloed?

      • Veel geslachtverschillen zijn doorheen de eeuwen verkleind, dit is vooral zo in landen die veel aandacht hebben voor meisjesonderwijs.

  • Nature/nurture is vaak confounded maar de combinatie van tweeling- en adoptiestudie kan de oplossing hiervoor bieden

    • Dit is echter zeldzaam en er is nog steeds geen garantie op een sterk verschillende nurture.

74
New cards

Het biopsychosociale model

Dit model heeft aandacht voor de bijdrage van 3 factoren (socioculturele context, cognitie en biologie) en zegt dat er interactie tussen de 3 mogelijk is.

75
New cards

Het biopsychosociale model in de geneeskunde

Tegenover het biopsychosociale model staat het biomedische model: dit model heeft voornamelijk aandacht voor het biologische aspect.

  • Dit model is hardnekkig aanwezig binnen de geneeskunde en de media.

  • Er wordt hier niet genoeg naar de psychische toestand van de persoon gekeken!

76
New cards

Toepassing biopsychosociale model: agressief gedrag bij de mens

  • Biologisch: tweeling- en adoptiestudies wijzen aan dat agressief gedrag +-50% biologische bepaald wordt door hormonale signalen.

  • Cognitief: bekrachtiging en observerend leren in combinatie met het beperkte beschikken over oplossingsstrategieën.

  • Socio-cultureel: interacties met anderen

77
New cards

Psychologisering

  • Het toegenomen belang van de psychologische variabelen en verklaringen in menselijke relaties.

  • Voordelen

    • Kennis delen (pathologieën, onderwijs, arbeidsmarkt…)

    • Een (meer) accurate voorstelling van psychologische problemen in de media.

  • Nadelen

    • De populariteit van psychologie als pseudowetenschap stijgt ook.

      • Literatuur (bv. “psychologie” onderdeel in de Fnack()

      • Stereotypering in films (bv. DIS in de film “split”)

      • Rechtspraak

        • Bv. het gebruik van leugendetectors: 40% van de antwoorden zijn vals positief, toch worden ze nog gebruikt in crimineel onderzoek!

    • Risico op wantoestanden

      • Als mensen met serieuze psychologische problemen naar mensen zonder psychologische opleiding gaan voor “therapie” kan het gebeuren dat deze mensen zich alleen maar slechten zullen voelen.

78
New cards

Het beeld van de psycholoog

  • Er zijn veel misverstanden en een gebrek aan kennis over psychologie en het beroep “psycholoog”.

  • Mensen denken dat psychologie gemakkelijk is, exacte wetenschappen worden door de meesten als veel moeilijker ingeschat. Dit is deels zo omdat niet veel mensen psychologische vakken krijgen in het secundair onderwijs. terwijl Frans, wiskunde, natuurwetenschappen… wel algemene vakken zijn.

    • Men kan de moeilijkheid moeilijk inschatten omdat ze er nooit mee in direct contact zijn gekomen