Duits voor 4de jaar (imagine) (if ninja got a low taper fade)

anziehen

aantrekken / aankleden

Apotheke

apotheek

Arm

arm

Arzt

dokter

Ärztin

dokter (vr)

ausruhen

uitrusten

aussehen

eruitzien

ausziehen

uittrekken / uitkleden

Bauch

buik

Bein

been

blass

bleek

blond

blond

Boden

grond

braun

bruin

dünn

dun / mager

erkranken

ziek worden

Finger

vinger

Fuß

voet

Gesicht

gezicht

grau

grijs

groß

groot

gut gehen

goed gaan

Haar

haar

Hand

hand

Handtuch

handdoek

hässlich

lelijk

hübsch

knap

ihr

haar

ihre

haar

klein

klein

Kopf

hoofd

Körper

lichaam

krank

ziek

Krankenhaus

ziekenhuis

Krankenpfleger

verpleger

Krankenpflegerin

verpleegster

Krankenschwester

verpleegster

Krankenwagen

ziekenwagen

kurz

kort

lang

lang

laut

luid

Mund

mond

Ohr

oor

Operation

operatie

passieren

gebeuren

Pflege

verzorging

Rücken

rug

ruhig

rustig

Sanitäter

paramedicus / persoon met kennis van EHBO

Sanitäterin

paramedicus / persoon met kennis van EHBO (v)

schlafen

slapen

schlank

slank

schlecht gehen

slecht gaan

Schmerztablette

pijnstiller

Schnupfen

verkoudheid

schön

mooi

schwarz

zwart

sein

zijn

seine

zijn

sich gut fühlen

zich lekker voelen

sich nicht so gut fühlen

zich niet zo lekker voelen

süß

lief / flink

Termin

afspraak / consultatie

umziehen

omkleden

verändern

veranderen

Verletzung

verwonding / wonde

vollschlank

volslank

vorbei kommen

langs komen

waschen

wassen

Zahn

tand

Zähne putzen

tanden poetsen

zart

tenger / teer / zacht