5 aardrijkskunde : examen woordenschat

astronomische eenheid

afstand aarde-zon (AE)

elektromagnetisch spectrum

geheel van stralingen van alle golflengten

lichtjaar

afstand die het licht aflegt in 1 jaar

zonnestelsel

de zon met planeten eromheen

exoplaneet

een planeet buiten ons zonnestelsel

quasar

een quasi-stellaire radiobron =verst verwijderde sterrenstelsel

ecliptica

vlak beschreven door de aarde in haar baan om de zon

maan

een hemellichaam dat om de planeet draait

oortwolk

reservoir van kometen op 1 tot 2 lichtjaar van de zon

planeet

een hemellichaam dat rond de zon draait

planetoïde

brokstuk behorende tot de planeetoïdengordel

astrologie

leer over sterren

dagboog

boog beschreven door een hemellichaam aan de hemelkoepel overdag

galaxie

verzameling van sterren in een zekere structuur (=sterrennevel)

geografische coördinaten

lengte- en breedteligging op aarde

meteoor

lichtverschijnsel dat optreedt als een klein object uit de ruimte, verbrandt in de atmosfeer

meteoriet

een klomp materie uit de ruimte , die de val door de aardse atmosfeer heeft overleefd en op aarde is gevallen

sterrenbeeld

een reeks sterren waarin een bepaald beeld kan worden gezien

vallende ster

een populaire naam voor meteoor

zenit

schedelpunt loodrecht boven het hoofd van de waarnemer

AU

afstand tussen de aarde en de zon

lichtspectrum

golflengten van het elektromagnetisch spectrum die door de atmosfeer dringen

zwart gat

plek waar de zwaartekracht zo sterk is dat zelf niet licht kan ontsnappen

een magnetar

de sterkste magnetisch geladen ster

supernova

ontploffing van een grote ster waar heel veel licht en energie vrijkomt

zonnewind

straling van geladen deeltjes

fotonen

massaloze deeltjes waarvan de energie gekoppeld is aan de golflengten en de frequentie van de straling