Looks like no one added any tags here yet for you.
Graag
to like to
Leuk
nice/fun
Ik vind "x" leuk
I think "x" is nice/fun
Ik hou van pizza
I love pizza
Thirteen (translate to Dutch and provide spelling)
dertien
fourteen (translate to Dutch and provide spelling)
veertien
fourty (translate to Dutch and provide spelling)
veertig
eighty (translate to Dutch and provide spelling)
Tachtig
optellen
to add
aftrekken
subtract
vermenigvulden
multiply
delen
divide
leeftijd
age
What is syntax rule of a simple Dutch sentence?
Subject - Verbum - Tijd/Manier/Plaats (maar de verbum staat altijd in de tweede positie)
Ik ga morgen met de trein naar Amsterdam (provide inversion)
Morgen ga ik met de trein naar Amsterdam
Leerlingen
students
Boodschappen
groceries
gang, de
corridor
aardig
nice, friendly
regelmatig
regularly
Bos/bossen
forest, forests
wandelen
hiking
Postzegels
postage stamps
keer
time, occasion
Wie
who
wat
what
waroom
why
hoe laat
At what time?
waneer
when
waar
where
hoe
how
Welk/welke
Which (het/de) --> Welk (het) Welke (de)
Hoeveel
how many
Ik geef dat/deze... (to you) --> translate brackets in Dutch
aan jou
Opa/Oma
Grandpa/ma
Moeder
mother
Vader
father
broer
brother
zus
sister
oom
uncle
tante
aunt
kleinzoon/dochter/kind
Grandson/daughter/child
neef
nephew
Nicht
niece
Schoonzus
sister-in-law
Zwager
brother-in-law
Grappig
funny
Sportief
sporty
Netjes
tidy
Precies
exactly, exact
zelfverzekerd
confident
ijverig
hard-working
snel
fast
snelheid
speed
slim
smart
sterk
strong
druk
busy
Difference between (heeft druk) and (is druk)
heeft druk = is is busy (hectic schedule e.g.) Is druk (occupied)
Lui
lazy
vrolijk
cheerful
pessimistisch zijn
pessimistic
Romanitsch
romantic
emotioneel
emotional
dom
dumb
rustig
quiet, calm
gemeen
mean(being mean)
Optimistisch
optimistic
realistisch
realistic
onzeker
insecure/uncertain
nuchter
down-to-earth
plaatje
picture
somber
miserable
postuur
posture
(give the negative) Iets
niets
(give the negative) Alles
niets
een (give the negative)
geen
de/het (give the negative)
niet
Iemand (give the negative)
niemand
iedereen (give the negative)
niemand
altijd (give the negative)
nooit
ergens (somewhere)
nergens (nowhere)
overal (everywhere)
nergens (nowhere)
ja (give the negative)
nee
helemaal
completely, absolutely
erg
very
beste wel
fairly/quite
een beetje
a bit
niet zo
not so (much/good etc...)
helemaal niet
not at all, absolutely not
afspreken
to make an appointment/deal
weggaan
to leave
binnenkomen
to enter
meenemen
to take along
optillen
to lift up
vertellen
to tell
geloof
belief
herhaal
to revise / repeat
time telling exercise: 16:35
vijf over half vijf 's middags
time telling exercise: 12:30
half èèn 's middgas
time telling exercise: 9:45
Kwart voor tien 's morgens