Looks like no one added any tags here yet for you.
el viaje de negocios
de zakenreis
relaciona
verbind
siguiente
volgende
el parador
Spaans staatshotel
el mirador
het uitzichtpunt
el océano Atlántico
de Atlantische Oceaan
la hora (h)
het uur; de tijd
el garaje
de garage
el minibar
de minibar
el gimnasio
de sportschool
la piscina
het zwembad
el spa
het welnessresort
el campo de golf
het golfterrein
la calefacción
de verwarming
el aire acondicionado
de airconditioning
la televisión vía satélite
de satelliettelevisie
pensar (ie)
denken
para ti
voor jou
cuando
wanneer
reunid
verzamel (gebiedende wijs)
el ocio
de vrije tijd
la actividad de tiempo libre
de vrijetijdactiviteit
lo que hacen estas personas
wat deze mensen doen
así que
zodat, dus
descansar
uitrusten
el libro
het boek
poner (g) la televisión
de televisie aanzetten
a veces
soms
jugar (ue) al tenis
tennissen
los fines de semana
de weekenden
hacer (g) senderismo
wandelen (in de bergen)
los dos
wij beide
el/la pequeño/
a empresario/
excepto
behalve
salir (g) en bicicleta
gaan fietsen
nadar
zwemmen
hacer (g) footing
hardlopen
salir (g) con amigos
met vrienden uitgaan
la dietética
de voedingsleer
clasifícales
orden ze
añade
voeg toe
alguno/-a más
nog een
decir (yo digo)
zeggen
poner (g)
zetten, leggen
venir (g, ie)
komen
escribe
schrijf (gebiedende wijs)
tener (g, ie)
hebben
tampoco
ook niet
yo sí
ik wel
la preferencia
de voorkeur
le encanta la playa
hij/zij is gek op het strand
encantar
gek zijn op
la excursión
het uitstapje, de excursie
molestar
storen
el ruido
het lawaai; het geluid
faltar
missen, ontbreken
(a mí) me
mij; ik
(a ti) te
jou; jij
(a él/ella/usted) le
hem, haar, u; hij, zij, het
(a nosotros/as) nos
ons; wij
(a vosotros/as) os
jullie
(a ellos/ellas/ustedes) les
hen; zij; u (meervoud)
la tranquilidad
de rust
la zona
het gebied
hablad
praat (gebiedende wijs)
el tema
het thema
en grupo
met een groep
hacer (g) camping
kamperen
exótico/a
exotisch
el/la compañero/
a de viaje
el destino
de bestemming
la reunión de negocios
de zakenbijeenkomst
llamar
opbellen
la ficha de cliente
de klantenkaart; hier: de klantgegevens
la persona de contacto
de contactpersoon
las soluciones informáticas
de softwareoplossingen
la habitación
de kamer
la (habitación) doble
de tweepersoonskamer
la (habitación) individual
de eenpersoonskamer
la fecha
de datum
el catering
de catering
otros
hier: overig
enviar (í)
opsturen
ordena
zet in de juiste volgorde
comprobar (ue)
bewijzen; hier: controleren
¿Para qué fechas?
Voor welke data?
disponer (g) de
beschikken over
si
of
está incluido/a
het is inbegrepen
¿En qué puedo ayudarle?
Waarmee kan ik u helpen?
quería (querer)
ik zou graag
el proyector
de beamer
muchas gracias
hartelijk dank
exterior
aan de buitenkant; hier: aan de straat
interior
aan de binnenkant; hier: aan de binnenplaats (woning)
ruidoso/a
luid, hard
la ducha
de douche
el baño
het bad
más frecuente
meest voorkomend
frecuente
veel voorkomend