Stationstoets

0.0(0)
studied byStudied by 3 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/127

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

128 Terms

1
New cards
D mond en farynx paard
**Sluiting van lippen en mond**

Normaal: lippen zijn goed gesloten

* Afhangen van een lip: paralyse van n. facialis, oude paarden
* Mond open: paralyse van n. trigeminus, sterke zwelling van de tong, corpora aliena in de mondholte

\
**Speekselsecretie**

Normaal: er loopt geen speeksel uit de mond

* Valse speekselvloed: normale hoeveelheid speeksel gevormd, dier is niet in staat dit weg te slikken
* Echte speekselvloed: verhoogde speekselproductie, normaal slikproces
* Verminderde speekselsecretie: aandoeningen die gepaard gaan met uitdroging (bv. diarree)

\
**Mondholte**

Mond openen op dezelfde manier als bij het algemeen onderzoek:


1. Open de mond door de bovenlip naar boven te trekken
2. Pak met je andere hand de tong vast, en trek deze naar buiten

\
Beoordeel op:

* Weerstand bij het openen
* Geur: foetor ex ore
* Normaal: niet onaangenaam
* Rottingslucht: ontstekingsprocessen met weefselverval
* Ammoniak: verhoogd ureumgehalte in het bloed (komt zelden voor)
* Tanden en kiezen: afwijkingen
* Jonge leeftijd → tanden wisselen
* ‘Doppen’ op kiezen
* Staan te ‘pruimen’ → proppen maken
* Mondslijmvlies: verwondingen
* Vooral wang- en tongslijmvlies
* Jonge dieren → let op palatum durum
* Tong: verwondingen, verlammingen
* Corpora aliena: zelden bij paard

\
**Farynx**

Alleen de lnn. retrofaryngeales geven een aanwijzing over de farynx

(Slikreflex door een sonde naar binnen te brengen; inspectie/palpatie van orofarynx mbv mondsperder)

\
2
New cards
D oesophagus en maag paard
**Oesofagus**

Normaal: niet zichtbaar (links van trachea)

* Links in de hals: normale peristaltische golven bij slikken waarneembaar

\
Antiperistaltische golven waarneembaar bij maagoverlading

\
**Maag**

Niet te onderzoeken.

\
* Vulling onderzoeken mbv neussonde
* Rectaal onderzoek: bij hoge uitzondering is de maag te voelen bij een sterke uitzetting
* Verplaatsing van de milt te voelen → komt voor bij maagdilatatie
3
New cards
D abdomen paard
**Inspectie**

* Omvang
* Symmetrie
* Uitpuilingen

\
**Palpatie in de flank**

* Défense musculaire
* Deformiteiten

\
**Auscultatie** 

* Zo groot mogelijke projectie van het abdomen (bilateraal)
* Beoordeel de borborygmi op:
* Frequentie
* Geen borborygmi = geen peristaltiek
* Toonhoogte
* Aanwijzing voor de hoeveelheid gas in de darm
* Normaal: niet erg hoog
* Gas: hoog ‘pieng’ geluid
* Aard
* Droog
* Waterig (diarree)

\
**Undulatieproef**

* Bij een peervormige buikvorm → ascites?


1. Laat iemand in de onderflank tegen de buikwand aan tikken
2. Voel aan de andere kant of de golf te herkennen is

* Vals positief bij erg vette dieren of veel vocht ind e darmen

\
**Steelbandproef**

* Op plaatsen waar uitpuilingen zichtbaar zijn
* Uitvoering: percuteren met de vingers tijdens auscultatie
* Positief: hoogtonige ‘pieng-pieng’ geluiden → gas aanwezig
* Positief bij meteorismus (gasophoping) van het caecum of colon
4
New cards
D rectaal onderzoek paard
Voorzorgmaatregelen:


1. Het paard laten vasthouden (niet vastgebonden laten staan) en kalmerend laten toespreken
2. Een voorbeen (aan de kant van de onderzoeker) laten opnemen
3. Bij verzet een neuspraam op laten zetten
4. Zorgen dat er steeds zoveel ruimte achter de rug van de onderzoeker is dat deze gemakkelijk buiten ‘slagbereik’ van de achterbenen kan komen
5. Bij het onderzoek nooit vlak achter de achterbenen gaan staan, maar zijdelings ertegenaan
6. Gebruik een handschoen (hygiëne)

Denk aan de volgende dingen voor de veiligheid van het paard:

* De arm van de onderzoeker moet glad zijn gemaakt en glad blijven (glijmiddel)
* Alle feces die men na het voorzichtig overwinnen van de weerstand van de anus tegenkomt moeten worden verwijderd
* Geef mee met elke peristaltiekgolf van de darm

\
Beoordeel de volgende structuren:

* Spanning van de *sfincter ani*
* *Geslachtsorganen:* directe diagnostiek van geslachtsorganen, zijn ze beweeglijk in de buik opgehangen, vergroeid of plakkerig?
* *Urineblaas:* Op de bekkenbodem of net ervoor. Vooral bij mannen goed te voelen (vooral gevuld)
* *Aorta:* draai de hand om en tast de onderkant van de wervelkolom af. Vlak voor het bekken, hoog tegen de rug is een dikke, langzaam pulserende aorta te voelen
* *Bekkenbeenderen:* alleen als er aanleiding toe is
* Linke*rnier:* hoog tegen de rug aan, links van de mediaanlijn. Volg de aorta totdat je tegen de achterpool van de nier aanstoot. Beoordeel de grootte en consistentie
* *Voorste scheilswortel:* rechts van de linkernier, iets voor de aftakking van de a. renalis splitst de a. mesenterica cranialis zich in de voorste scheilswortel van de aorta af (hier kan bij een strongylus vulgaris infectie een wormaneurysma ontstaan). Er kan een verdikking in de scheilswortel gevoeld worden (mesenteriale lymfeknopen)
* *Milt:* vanaf de achterpool van de linkernier met de hand in de richting van de linkerbuikwand bewegen. Ter hoogte van de laatste rib kan de milt gevoeld worden. Normaal ligt de milt tegen de buikwand aan. Let op knobbels
* *Darmkanaal*
* *Colon descendens:* normaal gevuld met fecesballen. Als er gas in zit voel je er duidelijk 1 taenia oplopen
* *Linkerlagen van het colon ascendens met de flexura pelvina:* bij obstipatie kan het goed gevoeld worden.
* *Caecum:* als er meer gas in zit dan normaal zijn de taeniae als strakgespannen ‘strengen’ in de buik te voelen. De strengen lopen van beneden naar boven en zitten vast aan het dak van de buik
* *Rechter dorsale laag van het colon ascendens:* soms hoog in de buik rechts, voorbij de scheilswortel, met de vingertoppen aan te tippen. Dit kan alleen bij obstipatie in niet-grootte paarden
* *Dunne darm:* normaal niet te voelen. Bij overvulling met gas/vloeistof zijn dunnedarmlissen als fietsbanden te voelen. Als de dunne darm overvuld is tot aan de maag, kan je de kop van het caecum en duodenum voelen
5
New cards
C veneuze systeem paard
**Veneuze tensie**

Vena jugularis

* Inspecteer de jugulairgroeve als het dier met een normaal opgeheven hoofd staat
* Is de v. jugularis zichtbaar?
* Normaal: niet zichtbaar
* Palpeer de jugulairgroeve met 3 vingers
* Is de v. jugularis voelbaar?
* Stuwing van de v. jugularis + palperen


* Beoordeel hoe snel de tensie van de vene oploopt

\
Hypertensie

* Toegenomen druk
* Vat kan gerold worden
* Decompensatie van het hart, druk van buitenaf, afsluiting grote vene, verminderde negatieve thoraxdruk

Hypotensie

* Tensie loopt bij stuwen minder snel op
* Verminderde bloedaanvoer

\
**Venepols**

Tel de venepols van de v. jugularis 

* Opgeheven hoofd: normaal nog net zichtbaar bij de borstingang
* Hoofd omlaag: normaal over grotere delen van de v. jugularis zichtbaar

\
Pathologische venepols: insufficiëntie van de tricuspidalisklep

* Verhoogde veneuze tensie
* Grotere drukgolf dan normaal

\
**Oedeem**

* Voorkeursgebieden
* Op het laagste punt onder de buik (rond navel/tussen voorbenen), preputium
* Putje drukken → blijft staan
6
New cards
C hart paard
**Palpatie**

* Ictus cordis → 4e of 5e intercostaalruimte links
* Tijdens eerste harttoon

\
**Auscultatie**

Ga naast het dier staan en zet het voorbeen naar voren wanneer je gaat luisteren naar de pulmonalisklep

\
* Luisteren: Horizontale lijn in het midden tussen de schouder en olecranon
* Puntum maximum van linker mitralis klep → caudaal van de achtergrens van de m. triceps brachii
* Puntum maximum van pulmonale klep → craniale punt van lijn als linker voorpoot gestrekt is
* Puntum maximum van aorta klep → midden van de 2 andere punten
* Punctum maximum tricuspidalisklep → rechterzijde van het paard, iets voor het klepgebied van de aorta
* Beoordeel
* Regelmatigheid
* Volume/intensiteit
* Pathologische geluiden/geruis
* Tijdstip en tijdsduur
* Intensiteit
* Punctum maximum → welke klep?
**Palpatie**

* Ictus cordis → 4e of 5e intercostaalruimte links
  * Tijdens eerste harttoon

\
**Auscultatie**

Ga naast het dier staan en zet het voorbeen naar voren wanneer je gaat luisteren naar de pulmonalisklep

\
* Luisteren: Horizontale lijn in het midden tussen de schouder en olecranon
  * Puntum maximum van linker mitralis klep → caudaal van de achtergrens van de m. triceps brachii
  * Puntum maximum van pulmonale klep → craniale punt van lijn als linker voorpoot gestrekt is
  * Puntum maximum van aorta klep → midden van de 2 andere punten
  * Punctum maximum tricuspidalisklep → rechterzijde van het paard, iets voor het klepgebied van de aorta
* Beoordeel
  * Regelmatigheid
  * Volume/intensiteit
  * Pathologische geluiden/geruis
    * Tijdstip en tijdsduur
    * Intensiteit
    * Punctum maximum → welke klep?
7
New cards
R adembewegingen en bijgeluiden paard
**Adembewegingen**

* Beoordeel dezelfde dingen als bij OA (frequentie, diepte, type, ritme)
* Accessoire adembewegingen bij dyspneu: neusvleugelen, anusbewegingen

Soorten dyspneu

* Inspiratoir: wijde neusgaten, gestrekte hals- en kophouding, krachtige ribwandbewegingen met slappe buik
* Tracheastenose, CO-intoxicatie
* Expiratoir: abdominaal ademtype, verlengde expiratie, soms anusbewegingen. 
* Longemfyseem. 
* Gemengd: meest voorkomend. 
* Pneumonie, bronchitis, hydrothorax. 

**Bijgeluiden en Hoesten**

Hoest

* Frequentie
* Duur
* Moment waarop
* Omstandigheden waaronder
* Aard
* Pijnlijk: kort en onderdrukt
* Krachtloos/zwak: bij verzwakte dieren
* Vochtig: vochtig sputum aanwezig

Hoest opwekken door hard in de larynx te knijpen

\
Stridor

* Karakter
* In- of expiratoir
* Omstandigheden waaronder
* Volume (hoe hard?)

\
Bij de aanwezigheid van stridorgeluiden

* Afwisselend rechter- en linkerneusgat afsluiten
* Verschil: stridor nasalis → in welk neusgat?
* Geen verschil: diepere aandoening (stridor pharyngealis, stridor laryngealis, stridor trachealis)
* ‘Rauw’ geluid: larynx
* Snurken: farynx
8
New cards
R neus en sinussen paard
**Luchtstroom**

* Dorsale zijde van de handen voor de neus houden om ademhaling te voelen
* Beoordeel
* Geur
* Snelheid/sterkte
* Vergelijk beide neusgaten

\
**Neusuitvloeiing**

Open de neusgaten van het paard en beoordeel:

* Hoeveelheid
* Karakter
* Sereus, muceus, mucopurulent, purulent, ichoreus, hemorragisch, bloed, voedsel
* Kleur
* Unilateraal of bilateraal
* Omstandigheden waaronder

\
Normaal: geen neusuitvloeiing, enkele druppels sereus vocht in de neus is normaal

\
**Neusgangen**

Uitwendige inspectie

* Deformiteiten van het rostrale deel

\
Inwendige inspectie mbv een lampje + evt. inwendig palperen

* Bij een duidelijk verschil in luchtstroom of een stridor

\
**Nevenholten**

Sinus frontalis en sinus maxillaris

* Inspecteren
* Deformiteiten
* Palpatie
* Temperatuurverschil
* Pijn
* Crepitatie (geknetter/geknars)
* Benige afwijkingen
* Percussie
* Vergelijking van geluiden tussen rechter en linker sinussen
**Luchtstroom**

* Dorsale zijde van de handen voor de neus houden om ademhaling te voelen
* Beoordeel
  * Geur
  * Snelheid/sterkte
    * Vergelijk beide neusgaten

\
**Neusuitvloeiing**

Open de neusgaten van het paard en beoordeel:

* Hoeveelheid
* Karakter
  * Sereus, muceus, mucopurulent, purulent, ichoreus, hemorragisch, bloed, voedsel
* Kleur
* Unilateraal of bilateraal
* Omstandigheden waaronder

\
Normaal: geen neusuitvloeiing, enkele druppels sereus vocht in de neus is normaal

\
**Neusgangen**

Uitwendige inspectie

* Deformiteiten van het rostrale deel

\
Inwendige inspectie mbv een lampje + evt. inwendig palperen

* Bij een duidelijk verschil in luchtstroom of een stridor

\
**Nevenholten**

Sinus frontalis en sinus maxillaris

* Inspecteren
  * Deformiteiten
* Palpatie
  * Temperatuurverschil
  * Pijn
  * Crepitatie (geknetter/geknars)
  * Benige afwijkingen
* Percussie
  * Vergelijking van geluiden tussen rechter en linker sinussen
9
New cards
R thorax paard
**Inspectie**

* Vorm
* Dikte van de wand
* Deformiteiten

\
**Palpatie**

Palpatie van de zichtbare deformiteiten

\
**Auscultatie** 

Auscultatie in rust en tijdens geforceerde ademhaling

* Dorsaal + ventraal direct caudaal van de voorpoten luisteren → 6 plekken
* Auscultatie tijdens geforceerde ademhaling → neus blokkeren met hand
* Ausculteer ook de trachea ter vergelijking
* Gezond
* Inademing + eerste deel van uitademing zijn te horen
* Geluiden
* Normale ademgeluiden
* Verzwakte ademgeluiden
* Versterkte ademgeluiden
* Bronchiale ademgeluiden: als inspiratie en expiratie geluiden gelijk in volume en toonhoogte zijn + toonhoogte is vergelijkbaar met de toonhoogte van de trachea
* Aanvullende ademgeluiden

\n

**Percussie**

* Ontdekken wat de grenzen van het longpercussie oppervlakte zijn
* Percussie volgens de afbeelding
* Normale longgrenzen
* Craniaal: m. triceps brachii
* Dorsaal: rugstrekkers
* Caudaal: 16e rib/intercostaalruimte
* Ventraal: denkbeeldige rechte lijn tussen tuber coxae naar een punt een handbreedte (4-8 cm) boven het olecranon
* Beoordeel:
* Veranderingen in de grootte van het longpercussieveld
* Verkleining: verhoogde druk in het abdomen (bv. drachtigheid), hydrothorax
* Vergroting: longemfyseen, pneumothorax
* Karakter van de percussietoon
* Dempingsgebieden binnen het longveld: abcessen, tumoren, hernia diaphragmatica, etc.
* Pijnlijkheid van de percussie
* Afweerreacties, hoesten
**Inspectie**

* Vorm
* Dikte van de wand
* Deformiteiten

\
**Palpatie**

Palpatie van de zichtbare deformiteiten

\
**Auscultatie** 

Auscultatie in rust en tijdens geforceerde ademhaling

* Dorsaal + ventraal direct caudaal van de voorpoten luisteren → 6 plekken
* Auscultatie tijdens geforceerde ademhaling → neus blokkeren met hand
* Ausculteer ook de trachea ter vergelijking
* Gezond
  * Inademing + eerste deel van uitademing zijn te horen
* Geluiden
  * Normale ademgeluiden
  * Verzwakte ademgeluiden
  * Versterkte ademgeluiden
  * Bronchiale ademgeluiden: als inspiratie en expiratie geluiden gelijk in volume en toonhoogte zijn + toonhoogte is vergelijkbaar met de toonhoogte van de trachea
  * Aanvullende ademgeluiden

 \n 

**Percussie**

* Ontdekken wat de grenzen van het longpercussie oppervlakte zijn
  * Percussie volgens de afbeelding
  * Normale longgrenzen
    * Craniaal: m. triceps brachii
    * Dorsaal: rugstrekkers
    * Caudaal: 16e rib/intercostaalruimte
    * Ventraal: denkbeeldige rechte lijn tussen tuber coxae naar een punt een handbreedte (4-8 cm) boven het olecranon
* Beoordeel:
  * Veranderingen in de grootte van het longpercussieveld
    * Verkleining: verhoogde druk in het abdomen (bv. drachtigheid), hydrothorax
    * Vergroting: longemfyseen, pneumothorax
  * Karakter van de percussietoon
    * Dempingsgebieden binnen het longveld: abcessen, tumoren, hernia diaphragmatica, etc.
  * Pijnlijkheid van de percussie
    * Afweerreacties, hoesten
10
New cards
R larynx en trachea paard
Bij paarden palpeer je eerst de trachea, daarna de larynx (bij rund andersom)

* Palpatie van trachea
* Oppervlakkig: deformiteiten, vorm
* Dorsoventrale afplatting komt veel voor bij paarden
* Diep: drukpijnlijkheid
* Normaal: weinig gevoelig
* Palpatie van larynx 
* Drukgevoeligheid
* Met vingers aan weerszijden van de larynx druk uitoefenen
* Hoestbui of duidelijke pijnreactie: afwijkend
* Een hoest wordt opgewekt bij een gezond paard
11
New cards
N schedel en wervelkolom paard
**Inspectie**

* Schedel
* Vorm
* Positie
* Symmetrie
* Laesies
* Afzonderlijke onderdelen:
* oren, voorhoofd, sinus frontalis, musculatuur, oogleden, ogen, neusrug, neusvleugels, lippen
* Wervelkolom
* Symmetrie
* Abnormale krommingen
* Kyfose (bol)
* Lordose (hol)
* Scoliose (zijdelings)
* Spieratrofie

\
**Palpatie**

Oppervlakkig en diep. Let op:

* Deformiteiten
* Pijnreacties
* Crepitatie (botknarsen)
* Optredende spierspasmen
* Speciale aandacht voor het facetgewricht in de hals → vaak atrofische veranderingen

\
**Percussie**

Schedel, met percussiehamer op iedere wervel

* Hoofd → percussie met de vinger
* Halswervels → percussie met de vuist
* Rugwervels en kruis → percussie met de percussiehamer
* Bimanueel → 1 hand percuteert, andere hand palpeert de spieren
* Let op pijnreacties

\
**Passieve bewegingen**

Altanto-occipitale gewricht en halswervels

* Voorhouden van een wortel om zo het hoofd alle richtingen op te draaien
* Buiging van de hals naar de ribwand/flank moet mogelijk zijn
* Beoordeel:
* Verzet
* Beweeglijkheid
12
New cards
N houdingsreacties paard
**Stellreflexen**

Optische stellreflex


1. Draai het hoofd net zoals je bij het bekijken van de sclera doet
2. De ogen houden de oorspronkelijke stand aan bij het snel draaien van het hoofd

\
Labyrintaire/proprioceptieve stellreflex


1. Hoofd snel omhoog, naar beneden, naar links en naar rechts bewegen 
* Het dier kan evt. geblinddoekt worden om optische correctiemogelijkheden uit te schakelen
2. Het dier zal de bewegingen corrigeren

\
**Correctiereflexen**

Dubbeltreden


1. Pak het been op
2. Zet het met de voorzijde van de toon op de grond neer
3. Het paard corrigeert
4. Herhaal dit bij alle benen

\
Kruisreflex


1. Pak het been op
2. Kruis het been voorlangs het andere been en zet het op de grond
3. Het paard corrigeert

\
Huppelreacties


1. Pak het been op
2. Duw het paard de andere kant op (de kant van het been dat nog op de grond staat
3. Het paard zal een stap opzij zetten

\
Plaatsingsreacties

* Optische plaatsing


1. Loop met het paard aan een touw
2. Loop over een balk (op de grond) heen
3. Het paard zal over de balk heen stappen
* Tactiele plaatsing


1. Loop met het geblinddoekte paard aan een touw
2. Loop over een balk (op de grond) heen
3. Zodra de voorzijde van een voorvoet de balk raakt zal het paard de voet optillen en er overheen stappen

\
Oprichtreacties


1. Laat het paard opstaan vanuit liggende positie
2. Het paard strekt eerst zijn voorbenen
13
New cards
N cerebrale reflexen paard
**N. opticus**

Dreigreflex


1. Beweeg je vinger snel en loodrecht naar de cornea, zonder een voelbare luchtstroom te veroorzaken
2. Het paard zal zijn oog dichtknijpen en een afweerbeweging maken met zijn hoofd en hals

\
Pupilreflex


1. Sluit de oogleden even om de pupillen groot te maken
2. Schijn met een penlampje direct in het net geopende oog
3. De pupil zal verkleinen
4. Kijk of de pupil van het andere oog ook verkleind is

\
**N. trigeminus**

Palatum durum reflex 


1. Duw met beide duimen stevig op het palatum durum
2. Het paard zal zijn mond openen

\
Ooglidreflex


1. Raak voorzichtig de mediale ooghoek aan
2. het paard zal beide ogen dichtknijpen

\
(Corneareflex) → alleen bij dieren in coma 


1. Tik de cornea aan
2. De oogbol wordt actief teruggetrokken en de oogleden sluiten

\
Zuig- en kauwreflex (veulen)


1. Stop voorzichtig 1+ vingers in de mond van het paard

\
**N. vagus**

Slikreflex


1. Breng een sonde in
2. Het paard zal slikken

\
Hoestreflex


1. Oefen druk uit op de larynx of trachea
2. Het paard zal hoesten
14
New cards
N spinale reflexen paard
**Schoftreflex**


1. Knijp in de schoft
2. De rug en schoft buigen door

\
**Huidrimpelreflex (panniculusreflex)**


1. Raak de huid thv de thoracale wervels aan
2. De huid zal rimpelen

\
**Staartreflex**

Dit reflex wordt ook getest tijdens het algemene onderzoek (temperatuur)


1. Raak de onderzijde van de staart of het perineum aan
2. Het paard trekt de staart tegen het perineum

\
**Anusreflex**

Dit reflex wordt ook getest tijdens het algemene onderzoek (temperatuur)


1. Raak met een thermometer de anus aan
2. Contractie van de sfincter ani

\
**Scrotumreflex** 

Voer dit onderzoek uit in een warme omgeving. In een koude omgeving is de scrotumhuid al gerimpeld


1. Raak het scrotum aan
2. De scrotumhuid rimpels

\
**Kniepeesreflex (patellareflex)**

Voor dit reflex moet het dier in zijligging liggen.


1. Percuteer de kniepees eenmalig van een ontspannen been en lichtgebogen knie
2. Het paard strekt de knie

\
**Radialisreflex**

Voor dit reflex moet het dier in zijligging liggen.


1. Percuteer de m. extensor carpi radialis eenmalig van een volledig ontspannen voorbeen
2. Het paard strekt het been

\
**Buigreflex**

Voor dit reflex moet het dier in zijligging liggen.


1. Knijp in de kroonrand van de hoef
2. Het paard buigt het been
* Gekruiste strekreflex: aan 1 kant een buigreflex, aan de andere kant wordt het been gestrekt
* Spinale disfunctie
* Massale respons: het been blijft langdurig gebogen of alle extremiteiten, staart, anus en dergelijke contraheren
* Spinale disfunctie
* Postreflectoire clonus: na het toedienen van 1 prikkel voor onderzoek van het reflex treed de reflexactiviteit meerdere malen op
15
New cards
Pupilonderzoek paard
Benader het dier rustig en maak contact

Vergelijk beide ogen met elkaar tijdens alle handelingen

\
**Inspectie**

* Stand
* Vorm pupil
* Normaal: ovaal, met aan de rand druivenpitten
* Helderheid

\
**Pupilreflex**

Hetzelfde als bij neurologisch onderzoek


1. Sluit de oogleden even om de pupillen groot te maken
2. Schijn met een penlampje direct in het net geopende oog
3. De pupil zal verkleinen
4. Kijk of de pupil van het andere oog ook verkleind is (consensuele pupilreflex)
16
New cards
L voorbeen paard
**Inspectie**

Het paard moet vierkant staan → benen naast elkaar om de lichaamslast evenwichtig te verdelen

\
Let op:

* Houding van het paard → standafwijkingen
* Deformiteiten (verdikkingen/zwellingen)
* Inactiviteitsatrofie → langdurige/ernstige kreupelheden
* Verminderd gebruik van been
* Meer zichtbaar aan proximale spieren
* Chronische kreupelheid → spieratrofie kan ook bij de hoef ontstaan

\
**Palpatie**

*Staande been*

Let op:

* Deformiteiten
* Temperatuurverschillen

\
Oppervlakkige palpatie van boven naar beneden (schouder → hoef). Betast met beide handen alle belangrijke structuren

* Griffelbeenderen
* Buigpezen
* Tendo interosseus
* Kootgewricht
* Sesamschede
* Proximale sesambeentjes
* Kroonrand
* Hoefkraakbeenderen

\
*Opgenomen been*

Let op drukpijnlijkheid

\
Diepe palpatie van:

* Afzonderlijke buigpezen
* Diepe buigpezen palperen door met beide duimen tussen de hoefballen een diepe palpatie uit te voeren
* Tendo interosseus
* Proximale sesambeentjes
* Kootgewricht

\
**Percussie**

Gebruik een zachte rubberen percussiehamer

\
Percussie van:

* Radius
* Vanaf distale radius tot bovenaan de scapula
* Sesambeentjes
* Been opnemen bij de hoef
* Kootgewricht percuteren
* Ondervoet
* Been opnemen
* Rond het been, boven de hoef/onder het kootgewrichtpercuteren
17
New cards
L achterbeen paard
**Inspectie**

Paard moet vierkant staan

\
Been van boven naar beneden bekijken → let op:

* Deformiteiten
* Houding → standafwijkingen
* Inactiviteitsatrofie
* Spieren rond de heup → achter het paard staan (deformiteiten en standafwijkingen ook weer bekijken)

\
Tarsus schuin van voren inspecteren → goed zicht op dorso-mediale zijde

\
**Palpatie**

*Staande been*

Let op:

* Deformiteiten
* Temperatuurverschillen

\
Oppervlakkige palpatie vanaf de heup naar beneden

* Griffelbeenderen
* Buigpezen
* Tendo interosseus
* Kootgewricht
* Sesamschede
* Proximale sesambeentjes
* Kroonrand
* Hoefkraakbeenderen

\
*Opgenomen been*

Let op drukpijnlijkheid

\
Diepe palpatie van:

* Afzonderlijke buigpezen
* Tendo interosseus
* Proximale sesambeentjes

\
**Percussie**

Gebruik een zachte rubberen percussiehamer

\
Percussie van het onderbeen

* Sesambeentjes
* Spatplaats

\
**Onderzoek van de knie**

Inspectie van de knie

Oppervlakkige/diepe palpatie

* Overvulling van het kniegewricht
* Vorm en positie van de patella

3 rechte knieschijfbanden tussen patella en proximale tibia

\
**Onderzoek van de heup**

Oppervlakkige/diepe palpatie

* Vormveranderingen
* Pijnlijkheid

\
Percussie met de vuist
18
New cards
L hoefonderzoek paard
**Inspectie**

Bekijk alle hoeven en vergelijk deze onderling

\
Let op: 

* Symmetrie
* Nauw/wijd
* Steil/week
* IHOSKA’s

\
**Palpatie**

Palpeer de hoeven beiderzijds + de kroonrand.

* Let op pijnlijkheid en zwelling

\
Voel ook even naar de digitale pols (mediaal + lateraal)

\
**Percussie/visitatie**

Percussie: met een harde hamer op de hoefwand slaan (in eerste instantie van het belaste been)

* Been opnemen als het dier voortdurend verplaatst
* Vermijd de kroonrand
* Let op pijnreacties

\
Percuteer vervolgens ook de zoolvlakte en straal van het opgenomen been

* Let op de bouw van de hoef en straal en de hoedanigheid van het hoorn (hardheid, rotstraal, hoefkanker)

\
Visiteren: met tang in opgenomen hoef knijpen

\
* Alleen bij positieve bevindingen tijdens percussie
* Pijn lokaliseren
19
New cards
L passieve bewegingen paard
Been opnemen op verschillende manieren

\
**Voorbeen**


1. Neem het voorbeen op (met je rug richting het hoofd van het paard)
2. Beweeg het kootgewricht heen en weer, met de hand onder het onderbeen
3. Met de andere hand beweeg je de hoef heen en weer
4. Laat vervolgens het voorbeen tegen het bovenbeen steunen
5. Met 2 handen zacht roterende bewegingen van de hoef maken

Let op soepelheid en pijnreacties

\
**Achterbeen**


1. Neem het achterbeen op (met je rug richting het hoofd van het paard)
2. Laat het onderbeen van het paard tegen jouw bovenbeen rusten
3. Draai de hoef en maak extra bewegingen
20
New cards
L buigproeven voorbeen paard
*Ondervoet*


1. Neem het voorbeen van het paard op (met je rug naar het hoofd van het paard)
2. Laat de carpus van het paard op je bovenbeen rusten. Let erop dat je zelf een rechte rug houdt
3. Klem beide handen om de hoef heen. 1 hand gaat tussen de voorbenen door
4. Buig de hoef naar je toe en houdt dit 1 minuut vast
5. Monster het paard achteraf weer in een rechte lijn (draf). Is de kreupelheid toegenomen of hetzelfde gebleven?

\
*Carpus*


1. Neem het voorbeen van het paard op (sta naast het paard, met je gezicht richting de schoft)
2. Buig de carpus zo ver mogelijk terwijl je het onderbeen naar achter gestrekt laat met 2 handen eronder (“been dubbelvouwen”). Houdt dit 1 minuut vast.
3. Monster het paard achteraf weer in een rechte lijn (draf). Is de kreupelheid toegenomen of hetzelfde gebleven?
21
New cards
L buigproeven achterbeen paard
*Ondervoet*


1. Neem het achterbeen van het paard op (met je rug naar het hoofd van het paard)
2. Laat de tarsus van het paard om je bovenbeen rusten. Let erop dat je zelf een rechte rug houdt
3. Klem beide handen om de hoef heen. 1 hand gaat tussen de voorbenen door
4. Buig de hoef naar je toe en houdt dit 1 minuut vast
5. Monster het paard achteraf weer in een rechte lijn (draf). Is de kreupelheid toegenomen of hetzelfde gebleven?

\
*Tarsus*


1. Neem het achterbeen van het paard op (sta naast het paard, met je gezicht richting de heup)
2. Buig de tarsus zo ver mogelijk en houd dit 1 minuut vast. Doe 1 hand onder het onderbeen en laat de hoef met punt in andere hand steunen (metacarpus zo ver mogelijk strekken)
3. Monster het paard achteraf weer in een rechte lijn (draf). Is de kreupelheid toegenomen of hetzelfde gebleven?
22
New cards
D kop GD
**Inspectie**

* Kauwmusculatuur (atrofie, hypertrofie, asymmetrie)
* M. masseter: op de laterale oppervlakte van de ramus van de onderkaak
* M. temporalis: bovenop de kop
* Aansluiting van de lippen en bek
* Speekselen
* Deformiteiten

\
**Palpatie**

Palpeer de kauwmusculatuur (m. masseter en m. temporalis)

* Pijnlijkheid
* Consistentie
* Warmte
* Omvang

Palpeer vervolgens de speekselklieren

* Glandula mandibularis: de enige palpabele speekselklier
* (Glandula parotis)
* (Glandula sublingualis)
* (Glandula zygomatica)

\
**Mondholte**

Eerst kan het gebit bekeken worden door de bovenlip op te lichten. Let hierbij op:

* Volledigheid
* Melkgebit: 3I, 1C, 3P/3I, 1C, 3P
* Blijvend gebit: 3I, 1C, 4P, 2M/3I, 1C, 4P, 2M (na 5-7 maanden)
* Occlusie
* Normaal: schaargebit
* Incisale rand van de ondersnijtanden raakt de achterzijde van de bovensnijtanden
* Canini van de onderkaak sluiten juist tussen de derde incisivi en de canini van de bovenkaak
* Premolaren en molaren alternerend tov elkaar
* Tandplaque
* Tandsteen
* Abnormale bestanddelen tussen tanden/kiezen (haren, voedselresten)
* Beschadiging van elementen (fracturen, glazuurdefecten, etc)
* Mondslijmvlies/gingiva (roodheid, zwelling, bloedingen) 

\
Vervolgens wordt de mond volledig geopend:


1. Sta voor de hond en leg de linkerhand over de snuit 
2. Licht de bovenlip op met duim en wijsvinger
3. Plaats de duim en wijsvinger caudaal van de haaktanden
4. Oefen met de rechter wijsvinger druk uit op de snijtanden van de onderkaak
5. Het dier zal de bek openen
6. Om het meest caudale deel van de mondholte te bekijken verplaats je de rechterhand, zodat met wijs- en middelvinger de tongwortel naar beneden en craniaal kan worden geduwd.
7. De linkerhand wordt nu verplaatst zodat de snuit omvat wordt en de duim tegen het palatum durum rust

\
Beoordeel de mondholte nu op:

* Passieve bewegingen kaak
* Foetor ex ore
* Palatum durum
* Kleur
* Vochtigheid
* Bloedingen
* Laesies
* Intactheid van het gehemelte (gesloten)
* Deformiteiten (zwellingen, defecten)
* Tong
* Beweeglijkheid
* Kleur
* Aard van het oppervlak
* Aanwezigheid van papillen
* Gelokaliseerde dikten
* Corpora aliena
* Kijk ook onder de tong, door deze met 1 vinger opzij en omhoog te bewegen
* Slijmvlies van de onderkant van de tong
* Slijmvlies van de bodem van de mondholte
* Frenulum
* Voor een beter zicht van de onderkant kan je bij een geopende bek druk uitoefenen op de onderzijde (tussen de madibulatakken)
* Sublinguale speekselklier
* Speekselcysten
* Farynx: zichtbaar als de tongwortel met de vingers naar ventraal gedrukt wordt
* Isthmus faucium
* Palatum molle
* Tonsillen
* Normaal: niet zichtbaar bij volwassenen, wel bij jonge dieren met actief lymfeweefsel
* Als het wel zichtbaar is: grootte, kleur, vaatinjectie, regelmaat van het oppervlak, vorm
* Tongbeentjes: uitwendige palpatie bij een iets gestrekte hals
* Deformiteiten
* Pijnlijkheid
23
New cards
D hals en slokdarm GD
**Inspectie**

Inspecteer de linker hals vlakte

* Positie van de hals
* Gestrekte hals + laaggehouden kop: pijnlijkheid door slokdarmafwijking

\
Strek vervolgens de hals door voor de hond te staan en de snuit met 1 hand omhoog te bewegen

* Deformiteiten
* Dilatatie (zichtbaar bij de borstingang)
* Slokdarmverwijding: plaatselijke uitpuiling synchroon met de uitademing

\
**Palpatie**

Palpeer de linker hals vlakte. Normaal gesproken is de slokdarm niet palpabel

* Inhoud
* Klotsgeluiden: aanwezigheid van lucht en vocht
* Gebied in beweging brengen met het snel openen en sluiten van de hand of met een omvattende hand snel naar voren en achter bewegen
* Deformiteiten
* Obstructies → NIET sonderen
24
New cards
D abdomen GD
**Inspectie**

* Omvang
* Vorm

\
**Palpatie**

Palpatie wordt uitgevoerd bij het staande dier. De onderzoeker staat aan de korte zijde van de tafel, degene die de hond vasthoudt aan de lange zijde.

* Onderzoek systematische alle compartimenten, beginnend bij het dorsale epigastrium
* Palpeer bimanueel met de vingertoppen van de min of meer vlakke hand
* Beweeg van dorsaal naar ventraal en/of van ventraal naar dorsaal (zigzag patroon)
* Voor het onderzoek naar het hypogastrium ga je met je handen tussen de achterpoten door naar de buik
* Kleine hond/kat: houdt de rug vast met 1 hand en palpeer met de andere hand

\n

Oppervlakkige palpatie: druk de buikwand zo min mogelijk in

* Deformiteiten
* Overvulde darmlissen, abnormale dikten
* Spierspanning
* Hoog → verzet van het dier of pijn

\
Diepe palpatie

* 2 manieren
* Herhaald bewegen met de vingers van beide handen van oppervlakkig tot zo diep mogelijk
* Met de vingers van beide handen palperend zo veel mogelijk bij elkaar brengen om de vingers vervolgens naar dorsaal of ventraal te verplaatsen, waarbij de buikinhoud gedwongen wordt tussen de vingers door te gaan
* Abnormale structuren
* Orgaanvergroting
* Pijnlijkheid

\
Palpatie van individuele organen

* Nieren en urinewegen
* Caudale pool van de linker nier → omvangsvermeerdering?
* Blaas
* Grote hond: bimanuele palpatie vanaf dorsaal
* Kleine hond/kat: met een hand vanaf ventraal
* Oppervlakkige palpatie → vullingsgraad
* Diepe palpatie → deformiteiten, blaasinhoud
* Lever
* Normaal: niet palpabel
* Homogene vergroting: palpabel in ventrale epigastrium (oppervlakkige palpatie)
* Voortschrijdende vergroting: ook palpabel in mediale epigastrium (diepe palpatie)
* Milt
* Normaal: niet palpabel
* Vergroting: palpabel in ventrale en mediale mesogastrium (oppervlakkige palpatie) → verplaatsbaar
* Pancreas
* Normaal: niet palpabel
* Ovarium, uterus en prostaat
* Normaal: niet palpabel
* Maag
* Normaal: niet palpabel
* Gevuld: palpabel in epigastrium
* Darmkanaal
* Let op:
* Dikte van de wand
* Inhoud van het darmkanaal
* Lokale verdikkingen
* Pijnlijkheid
* Dunne darm (diepe palpatie): ‘soepele lisjes’ palpabel
* Dikke darm: stevige streng in het dorso-mediale meso- en hypogastrium
* Buiklymfeknopen
* Normaal: niet palpabel
* Mediale mesogastrium: mesenteriale lymfeknopen + rechter en middelste colonlymfeknopen
* Overgang van meso- naar hypogastrium: linker colonlymfeknopen

\
**Percussie**

Percussie wordt alleen uitgevoerd bij een toegenomen buikomvang

\
Vinger-op-vinger-percussie → 3-tal verticale lijnen over de wand van het mesogastrium


1. Leg een vlakke hand op de laterale buikwand achter de laatste rib (mesogastrium)
2. Tik met je andere hand op een vinger van de hand op de buikwand

\
Let op:

* Toonhoogte
* Tympanisch: gas
* Gedempt: vocht
* Lokale dempingen 
* Ruimte-innemende processen
* Horizontale dempingslijn
* Bevestigen door de hond opnieuw te percuteren in een andere positie (bv. zittend)
* Ascites → nieuwe positie nog steeds een horizontale depingslijn

\
**Auscultatie**

Ausculteer enkele minuten de ventrale buikwand en luister naar de borborygmi. Deze ontstaan alleen bij de aanwezigheid van gas en vloeistof in combinatie met peristaltiek

* Frequentie (normaal weinig frequent)
* Duur (normaal onderbroken)
* Sterkte (normaal niet luid)
* Toonhoogte (normaal laagtonig)

\
**Klotsgeluiden**

Deze geluiden zijn op te wekken als er in een afgesloten ruimte gas en een grote hoeveelheid vocht aanwezig is.


1. Met beide handen op de buikwand de buikinhoud snel op en neer te bewegen
2. Luister tegelijkertijd
* Oor dicht bij de buik houden
* Fonendoscoop tegen buikwand

\
Als er klotsgeluiden zijn, bepaal dan de locatie

* Epigastrium → maag
* Hele abdomen → dunne darm
* Medio-dorsale mesogastrium → colon

\
**Undulatie test**

Deze test wordt alleen uitgevoerd bij een toegenomen buikomvang


1. Sta achter het dier en leg een vlakke hand op een laterale zijde van de buikwand
2. Geef een kort, scherp tikje aan de andere laterale zijde
3. Positieve test: drukgolf is waar te nemen door de vlakke hand
25
New cards
D anus en omgeving GD
**Inspectie**

Een deel van dit onderzoek is al gedaan in het AO tijdens het temperaturen. Let vervolgens ook op de volgende punten:

* Verdikking van het gebied naast de staart ivm hernia perinealis
* Perianale fistels
* Circumanale tumoren
* Proglottiden van een lintworm
* Overvulling van anale zakjes

\
**Palpatie**

Houdt met een hand de staart omhoog en palpeer met de andere hand. Let vervolgens op:

* Toestand van de m. coccygeus en m. levator ani ivm hernia perinealis
* Normaal: gebied links/rechts naast de anus is stevig
* Vulling van de anale zakjes
* Verdikkingen
* Pijnlijkheid
26
New cards
C arterieel systeem GD
**Pols (AO)**

* Kwaliteit
* Kracht
* Equaliteit
* Vorm
* Vulling
* Regelmaat
* Symmetrie
* Uitval
* Frequentie


* Hond: 60-120/min

\
**Bloeddruk**

Manchet om een extremiteit

* Directe/bloedige methode
* Indirecte/onbloedige methode
27
New cards
C capillair systeem GD
**Sclera**

Bovenooglid omhoog trekken

* Kleur
* Episclerale vaatinjectie

\
**Conjunctiva**

Onderooglid omlaag trekken

* Kleur
* Vochtigheid
* Bloedingen
* Laesies

\
**Mondslijmvlies**

Lip optillen

* Kleur
* Vochtigheid
* Bloedingen
* Laesies
* CRT
28
New cards
C veneus systeem GD
**Vena jugularis (beiderzijds)**

Zit op hetzelfde niveau als de nek van de hond (borst-buikligging + gestrekte hals)

* Inspectie
* Normaal: niet zichtbaar
* Benoem hoe ver de venepols oploopt
* Benoem of de vene zichtbaar is zonder stuwen
* Palpatie
* Normaal: niet voelbaar
* Benoem of de vene voelbaar is zonder stuwen
* Stuwen (en tegelijkertijd palperen)
* N. jugularis loopt op tot halverwege de hals
* Inspecteer en benoem hoe snel de vene oploopt
* Palpeer en benoem of de vene voelbaar is na stuwen
* Inspecteer en benoem hoe snel de vene collabeert na stoppen van stuwen

\
**Oedemen**

Palpeer de predilectieplaatsen oppervlakkig. Bij oedeem is er een putje te drukken die enige tijd blijft bestaan

* Ventrale borst
* Ventrale buikwand
* Preputium
* Carpi
* Tarsi

\
**Levergrootte (palpatie)**

Palpeer het abdomen om de levergrootte te bepalen. Beweeg de rechterhand over de rechter ventrale ribwand naar caudaal

* Normaal: niet palpabel
* Verhoogde druk in veneuze systeem → leververgroting
* Rechts achter de ribboog, direct naast de mediaanlijn

\
**Undulatieproef** 

Ascites ontstaat bij een verhoogde centraal veneuze druk


1. Sta achter het dier en leg een vlakke hand op een laterale zijde van de buikwand
2. Geef een kort, scherp tikje aan de andere laterale zijde
3. Positieve test: drukgolf is waar te nemen door de vlakke hand

\
**Vena saphena**


1. Leg de patiënt in zijligging (rechts of links)
2. Meet de afstand van het sternum tot de tafel en van het dorsale uitsteeksel van Th7 tot de tafel
3. Tel deze waarden op en deel het door 2 → nulniveau voor de bepaling van de centraal veneuze druk
* Dit in ongeveer de positie van het rechter atrium
4. Til de achterpoot zo op dat de v. saphena op de gevonden hoogte gebracht wordt
* De v. saphena verliest tensie en collabeert binnen 5cm boven de referentiewaarde
5. Als het vat niet collabeert til je de poot nog verder op totdat het vat wel collabeert
* De hoogte geeft een indruk van de mate van veneuze drukverhoging
29
New cards
C hart GD
**Inspectie**

Sta aan de zijkant, iets caudaal van de hond

* Plaats ictus cordis
* Intensiteit

\
**Palpatie**

Sta achter het dier en palpeer bimanueel

* Intensiteit
* Normaal: links krachtiger dan rechts
* Plaats → welke intercostaalruimte
* Normaal: L 4e, 5e en 6e intercostaalruimte; R 3e, 4e en 5e intercostaalruimte
* Fremitus
* Normaal: geen fremitus
* Plaats: welke intercostaalruimte + hoogte op de thoraxwand

\
**Auscultatie**

Bij auscultatie van de linker thoraxwand sta je links achter het op de tafel geplaatste dier.

Bij auscultatie van de rechter thoraxwand sta je rechts achter het op de tafel geplaatste dier.

Beoordeel:

* Hartfrequentie
* Hond: 60-120 per minuut
* Kat: 120-180 per minuut (kan door opwinding iets stijgen)
* Polsuitval
* Er moeten evenveel polsslagen te voelen zijn als hartslagen te horen zijn
* Hartritme
* Regelmaat
* Harttonen
* Vergelijk de 1e en 2e harttoon
* Vergelijk de 2e met de volgende 2e harttoon
* Verhouding tussen de 1e en 2e harttoon
* Aanwezigheid 3e en/of 4e harttoon
* Bijgeruisen
* Cardiaal of extracardiaal
* Klepgebieden
* Mitralisklep: L 5e intercostaalruimte
* Aortaklep: L 4e intercostaalruimte
* Pulmonalisklep: L 3e intercostaalruimte
* Tricuspidalisklep: R 4e intercostaalruimte
* Intensiteit → punctum maximum
* Kwaliteit
* Blazend, piepend, rauw, muzikaal, etc.

\
**Percussie**

Dit wordt alleen uitgevoerd als er geen beeldvormende techniek voorhanden is.


1. Hang over het dier heen
2. Vinger-op-vinger methode, begin links
* Verticale percussielijn craniaal van de 6e intercostaalruimte
3. Stel de relatieve en absolute hartdemping vast
* Relatief: net onder de schouderlijn
* Absoluut: L 4cm vanaf het sternum; R 3cm vanaf het sternum
**Inspectie**

Sta aan de zijkant, iets caudaal van de hond

* Plaats ictus cordis
* Intensiteit

\
**Palpatie**

Sta achter het dier en palpeer bimanueel

* Intensiteit
  * Normaal: links krachtiger dan rechts
* Plaats → welke intercostaalruimte
  * Normaal: L 4e, 5e en 6e intercostaalruimte; R 3e, 4e en 5e intercostaalruimte
* Fremitus
  * Normaal: geen fremitus
  * Plaats: welke intercostaalruimte + hoogte op de thoraxwand

\
**Auscultatie**

Bij auscultatie van de linker thoraxwand sta je links achter het op de tafel geplaatste dier.

Bij auscultatie van de rechter thoraxwand sta je rechts achter het op de tafel geplaatste dier.

Beoordeel:

* Hartfrequentie
  * Hond: 60-120 per minuut
  * Kat: 120-180 per minuut (kan door opwinding iets stijgen)
* Polsuitval
  * Er moeten evenveel polsslagen te voelen zijn als hartslagen te horen zijn
* Hartritme
  * Regelmaat
* Harttonen
  * Vergelijk de 1e en 2e harttoon
  * Vergelijk de 2e met de volgende 2e harttoon
  * Verhouding tussen de 1e en 2e harttoon
  * Aanwezigheid 3e en/of 4e harttoon
* Bijgeruisen
  * Cardiaal of extracardiaal
  * Klepgebieden
    * Mitralisklep: L 5e intercostaalruimte
    * Aortaklep: L 4e intercostaalruimte
    * Pulmonalisklep: L 3e intercostaalruimte
    * Tricuspidalisklep: R 4e intercostaalruimte
  * Intensiteit → punctum maximum
  * Kwaliteit
    * Blazend, piepend, rauw, muzikaal, etc.

\
**Percussie**

Dit wordt alleen uitgevoerd als er geen beeldvormende techniek voorhanden is.


1. Hang over het dier heen
2. Vinger-op-vinger methode, begin links
   * Verticale percussielijn craniaal van de 6e intercostaalruimte
3. Stel de relatieve en absolute hartdemping vast
   * Relatief: net onder de schouderlijn
   * Absoluut: L 4cm vanaf het sternum; R 3cm vanaf het sternum
30
New cards
R ademgeluiden en -bewegingen GD
**Ademgeluiden**

Fysiologisch

* Niet bij de hond (wel bij kat: bv. spinnen)

\
Pathologisch

* Niezen
* Hoesten
* Stridor
* Nasale stridor (snuiven)
* Faryngeale stridor (snurken)
* Laryngeale stridor (g-geluid)

\
**Adembewegingen (AO)**

* Diepte
* Type
* Costo-abdominaal (normaal)
* Thorax en abdomen bewegen gelijktijdig in dezelfde richting
* Inspiratie → naar buiten
* Expiratie → naar binnen
* Costaal
* Abdominaal
* Geforceerde expiratie (dyspneu)
* Pendelen
* Thorax en abdomen bewegen gelijktijdig in tegenovergestelde richting
* Inspiratie → thorax naar buiten, abdomen naar binnen
* Expiratie → thorax naar binnen, abdomen naar buiten
* Fladderthorax
* Ritme
* Regelmatig
* Onregelmatig
* Frequentie
* Hond: 10-30/min
* Tachypneu (>30/min)
* Bradypneu (
31
New cards
R neus en sinussen GD
**Neus**

* Stridor nasalis?
* Onder rustige omstandigheden dicht bij de neus luisteren (gesloten bek)
* Uitademingslucht
* Luchtstroom


* Pluisje voor de neusholtes houden → symmetrie


* Geur (foetor ex nasale)


* Neusuitvloeiing
* Eenzijdig/beiderzijds
* Moment (voortdurend of op een bepaald moment)
* Aard van de uitvloeiing
* Normaal: enkele druppel sereuze uitvloeiing
* Bloeding/epistaxis?
* Planum nasale
* Vochtigheid
* Vorm
* Laesies
* Pigmentatie
* Hyperkeratose
* Normaal: wat vochtige neusspiegel, evt. gepigmenteerd
* Neusgaten
* Wijdte neusopening
* Beweging neusvleugels
* Inspectie toegang ventrale neusgang
* Neusvleugels wat naar lateraal brengen
* Neusrug
* Inspectie
* palpatie
* Palatum (bek openen)
* Ventrale begrenzing van de neusgangen
* Deformiteiten

\
**Voorhoofdsholten (sinus frontalis)**

Inspectie

* Asymmetrie
* Deformiteiten

\
Palpatie

* Deformiteiten
* Pijnlijkheid
* Crepitatie

\
Percussie met wijs- of middelvinger

* Toonhoogte
* Pijnlijkheid

\
**Nasopharynx**

Beperkt mogelijk als het dier niet onder anesthesie is

* Alleen de retrofaryngeale lymfeknopen kunnen gepalpeerd worden

\
**Oropharynx**

Open de bek en druk de tongbasis naar ventraal (zie digestie)

* Tonsillen
* Palatum durum
* Palatum molle
* Evt. glottis
**Neus**

* Stridor nasalis?
  * Onder rustige omstandigheden dicht bij de neus luisteren (gesloten bek)
* Uitademingslucht
  * Luchtstroom


* Pluisje voor de neusholtes houden → symmetrie


* Geur (foetor ex nasale)


* Neusuitvloeiing
  * Eenzijdig/beiderzijds
  * Moment (voortdurend of op een bepaald moment)
  * Aard van de uitvloeiing
  * Normaal: enkele druppel sereuze uitvloeiing
  * Bloeding/epistaxis?
* Planum nasale
  * Vochtigheid
  * Vorm
  * Laesies
  * Pigmentatie
  * Hyperkeratose
  * Normaal: wat vochtige neusspiegel, evt. gepigmenteerd
* Neusgaten
  * Wijdte neusopening
  * Beweging neusvleugels
  * Inspectie toegang ventrale neusgang
    * Neusvleugels wat naar lateraal brengen
* Neusrug
  * Inspectie
  * palpatie
* Palatum (bek openen)
  * Ventrale begrenzing van de neusgangen
  * Deformiteiten

\
**Voorhoofdsholten (sinus frontalis)**

Inspectie

* Asymmetrie
* Deformiteiten

\
Palpatie

* Deformiteiten
* Pijnlijkheid
* Crepitatie

\
Percussie met wijs- of middelvinger

* Toonhoogte
* Pijnlijkheid

\
**Nasopharynx**

Beperkt mogelijk als het dier niet onder anesthesie is

* Alleen de retrofaryngeale lymfeknopen kunnen gepalpeerd worden

\
**Oropharynx**

Open de bek en druk de tongbasis naar ventraal (zie digestie)

* Tonsillen
* Palatum durum
* Palatum molle
* Evt. glottis
32
New cards
R larynx en trachea GD
Strek de hals enigszins naar voren en boven

\
**Inspectie**

* Deformiteiten

\
**Palpatie**

Eerst de trachea, daarna de larynx

\
Omvat de larynx met de hand en beweeg naar caudaal

* Deformiteiten
* Drukgevoeligheid van de trachea: oefen zachte druk uit op de volgende plekken zodat er een lichte vervorming van de trachea plaatsvindt


1. Voor de borstingang
2. Halverwege de trachea
3. Thv. de eerste trachearingen
4. Larynx
* Wacht even tot de volgende expiratie (normaal) of een hoest (abnormaal)
33
New cards
R thorax GD
**Inspectie**

Sta schuin achter het dier en kijk vanaf boven

* Vorm
* Symmetrie 
* Abnormale bewegingen

\
**Palpatie**

Palpeer de borstwand oppervlakkig bimanueel vanaf achter

* Temperatuurverschillen
* Pijnlijkheid
* Knisteren
* Deformiteiten 
* Ictus cordis

\
Palpeel gelokaliseerde deformiteiten diep

* Ribbelijning
* Weerstand van de tussenribspieren

\n

**Auscultatie**


1. Sta aan de schuin achter de kant die wordt geausculteerd
2. De vrije hand houdt contact met het dier en helpt de thorax fixeren
3. Ausculteer minimaal 5 plaatsen per zijde. Beluister minimaal 2 ademcycli per plaats
* ⅔ van de thoraxhoogte: 8e, 6e en 4e intercostaalruimte
* ⅓ van de thoraxhoogte: 6e en 4e intercostaalruimte
4. Als er geen dyspneu is, kan hierna opnieuw geausculteerd worden tijdens geforceerde ademhaling. Sluit hiervoor de luchtweg

\
Luister naar:

* Extrathoracale geluiden (bv. haren, spiertrillingen en stemmen)
* Pleurale geluiden
* Bronchopulmonale geluiden
* Geen geluid, verzwakt, normaal ademen (alleen inspiratie), versterkt ademen (inspiratie + deels expiratie), bronchiaal ademen (in- en expiratie), bijgeluiden en ronchi (muzikaal en niet-muzikaal)
* Borborygmi

\
Let op:

* Type ademgeruis
* Intensiteit ademgeruis
* Bijgeluiden: type, aantal, plaats

\
**Percussie**


1. Druk het dier (staand) enigszins tegen je aan en buig over het dier heen om aan de andere kant te percuteren
2. Vinger-op-vinger percussie, begin rechts
* 3 horizontale lijnen om de achtergrens te bepalen
* Halverwege de hoogte van de scapula: grens in de 10e intercostaalruimte
* Schoudergewricht: grens in de 8e intercostaalruimte (achter de triceps)
* Halverwege de hoogte van de humerus: grens in de 6e intercostaalruimte
* 1-3 verticale lijnen (afhankelijk van de grootte van het dier) terwijl de voorpoot naar voren is geplaatst om de ondergrens te bepalen (absolute hartdemping)
* Craniaal van de 6e intercostaalruimte

\
Let op:

* Longgrenzen
* Longtoon (dempingsgebieden)
* Reactie van het dier
* Pijn
* Hoesten
**Inspectie**

Sta schuin achter het dier en kijk vanaf boven

* Vorm
* Symmetrie 
* Abnormale bewegingen

\
**Palpatie**

Palpeer de borstwand oppervlakkig bimanueel vanaf achter

* Temperatuurverschillen
* Pijnlijkheid
* Knisteren
* Deformiteiten 
* Ictus cordis

\
Palpeel gelokaliseerde deformiteiten diep

* Ribbelijning
* Weerstand van de tussenribspieren

 \n 

**Auscultatie**


1. Sta aan de schuin achter de kant die wordt geausculteerd
2. De vrije hand houdt contact met het dier en helpt de thorax fixeren
3. Ausculteer minimaal 5 plaatsen per zijde. Beluister minimaal 2 ademcycli per plaats
   * ⅔ van de thoraxhoogte: 8e, 6e en 4e intercostaalruimte
   * ⅓ van de thoraxhoogte: 6e en 4e intercostaalruimte
4. Als er geen dyspneu is, kan hierna opnieuw geausculteerd worden tijdens geforceerde ademhaling. Sluit hiervoor de luchtweg

\
Luister naar:

* Extrathoracale geluiden (bv. haren, spiertrillingen en stemmen)
* Pleurale geluiden
* Bronchopulmonale geluiden
  * Geen geluid, verzwakt, normaal ademen (alleen inspiratie), versterkt ademen (inspiratie + deels expiratie), bronchiaal ademen (in- en expiratie), bijgeluiden en ronchi (muzikaal en niet-muzikaal)
* Borborygmi

\
Let op:

* Type ademgeruis
* Intensiteit ademgeruis
* Bijgeluiden: type, aantal, plaats

\
**Percussie**


1. Druk het dier (staand) enigszins tegen je aan en buig over het dier heen om aan de andere kant te percuteren
2. Vinger-op-vinger percussie, begin rechts
   * 3 horizontale lijnen om de achtergrens te bepalen
     * Halverwege de hoogte van de scapula: grens in de 10e intercostaalruimte
     * Schoudergewricht: grens in de 8e intercostaalruimte (achter de triceps)
     * Halverwege de hoogte van de humerus: grens in de 6e intercostaalruimte
   * 1-3 verticale lijnen (afhankelijk van de grootte van het dier) terwijl de voorpoot naar voren is geplaatst om de ondergrens te bepalen (absolute hartdemping)
     * Craniaal van de 6e intercostaalruimte

\
Let op:

* Longgrenzen
* Longtoon (dempingsgebieden)
* Reactie van het dier
  * Pijn
  * Hoesten
34
New cards
N kop GD
**Inspectie**

Sta recht voor de patiënt en houd evt. de kop in je hand

* Positie
* Vorm
* Beweging

\
Kop ‘in toto’

* Positie → dwangposities
* Scheve stand, draaiing om de lengteas
* Extensie of flexie van de hals
* Laterale buiging in het horizontale vlak
* Vorm
* Symmetrische veranderingen
* Asymmetrische veranderingen
* Motiliteit

\
Oren

* Vorm


* Positie

\
Kauwspieren (m. temporalis, m. masseter)

* Vorm
* Hypertrofie, atrofie
* Motiliteit
* Monoclonieën
* Positie
* Afhangende onderkaak agv paralyse

\
Mimische musculatuur

* Positie
* Motiliteit
* Monoclonieën

\
Ogen, oogleden en ooglidspleet

* Motiliteit
* Nystagmus: ritmisch bewegen van de oogbol(len)
* Snelheid
* Pendelnystagmus: in tegengestelde richting even snel
* Fasische nystagmus: snelle en langzame fase
* Richting
* Horizontaal
* Verticaal
* Rotatoir
* Moment van optreden
* Spontane nystagmus: constant
* Positionele nystagmus: alleen bij bepaalde gefixeerde standen van de kop
* Positieveranderingsnystagmus: direct na het veranderen van de koppositie
* Fotokinetische nystagmus: bij het volgen van snel passerende objecten of tijdens het passief bewegen van het hoofd
* Fysiologisch

\
Pupillen

* Vorm
* Positie
* Miosis: verkleind
* Mydriasis: dilatatie
* Syndroom van Horner: miosis + protrusie van membrana nictitans + ptosis
* Anisocorie: ongelijke grootte
* Motiliteit → pupilreflex

\
Onderkaak

* Positie
* Afhangende onderkaak


* Motiliteit
* Clonische krampen van de kauwmusculatuur

\
**Palpatie**

Oppervlakkige en diepe palpatie van de benige en weke delen

\
Open vervolgens de bek

* Tonus/weerstand
* Pijnlijkheid
* Abnormale beweeglijkheid
* Beoordeling van de tong
* Vorm
* Positie
* Motiliteit
35
New cards
N cerebrale reflexen GD
**Pupilreflex**


1. Sluit de ogen voor enige tijd
2. Wanneer je de ogen weer opent, schijn met een fel lampje in een oog
3. De pupil zal kleiner worden
4. Let ook op de consensuele pupilreflex: de pupil van het andere oog zal ook kleiner worden

\
**Ooglidreflex**


1. Tik met je vinger op een aantal plekken rond het oog.
2. De hond zal het oog sluiten

\
**Dreigreactie**


1. Beweeg abrupt met je vinger richting het oog
2. Het dier zal de ogen sluiten

\
**Slikreflex**


1. Knijp met beleid stevig in de keelstreek
2. Het dier zal slikken

\
**Hoestreflex**


1. Palpeer de trachea en/of larynx
2. Een niet-gezonde hond zal hoesten
36
New cards
N wervelkolom GD
**Inspectie**

* Kyfose, lordose, scoliose

\
**Palpatie**

Oppervlakkig


1. Sta achter de hond
2. Rug van craniaal naar caudaal systematisch aftasten 

\
Diep


1. Sta achter de hond
2. Knijp stevig in de rugstrekkers en druk op de spinaaluitsteeksels

\
Let op:

* Vormveranderingen
* Crepitatie
* Pijnlijkheid

\
**Percussie**

Alleen uitvoeren als geen sprake in van trauma en/of de inspectie/palpatie geen afwijkingen opleverden

* Spinaaluitsteeksels 1 voor 1 stevig bekloppen met een reflexhamer op zoek naar pijnlijkheid

\
**Passieve bewegingen**

Alleen uitvoeren als geen sprake in van trauma en/of de inspectie/palpatie geen afwijkingen opleverden


1. Niet uitvoeren bij verdenking van hernia
2. Niet uitvoeren bij verdenking van instabiliteit, (sub)luxatie of fractuur van de wervelkolom

\
Passieve bewegingen van de hals


1. Omvat de snuit en hals (caudaal van 2e cervicale wervel)
2. Beweeg de kop in dorso-ventrale en horizontale richting
3. Leg je hand nu thv de schouderbladen
4. Beweeg de hals dorsoventraal en horizontaal
* Gezonde hond kan met wang de thoraxwand aanraken

\
Let op:

* Beweeglijkheid
* Crepitatie
* Pijnlijkheid

\
Passieve bewegingen van de rug


1. Omvat de femora en strekt ze naar achter tot horizontale positie
2. Neerwaartse druk op elke wervelovergang
3. Draaien om de lengteas
4. Poten bewegen in zijwaartse richting
5. Opbuigen (heup naar voren duwen)
37
New cards
N houdingsreacties GD
**Dubbeltreden**


1. Breng de ondervoet van het staande dier in een abnormale positie, met de dorsale vlakte op de grond
2. Het dier zal dit direct corrigeren

\
**Hinkelen**


1. Ondersteun het dier zodanig dat maar 1 poot de grond raakt en een groot deel van het lichaamsgewicht draagt
2. Verplaatst het zwaartepunt naar lateraal (richting de kant van de belaste poot)
3. De hond zal een stap opzij zetten

\
**Tactiele plaatsing**


1. Pak de hond op en laat de (voor)poten vrij hangen
2. Bedek de ogen van de hond, bijvoorbeeld met de oren (beagle)
3. Draag de hond naar een tafelrand en laat de voorpoten tegen de tafel tikken
4. Zodra de dorsale zijde van de ondervoet de tafel raakt, zal de hond de voorpoten iets buigen en schuin naar voren plaatsen

\
**Optische plaatsing**


1. Pak de hond op en laat de (voor)poten vrij hangen
2. Draag de hond naar een tafelrand
3. De hond zal de voorpoten iets buigen en schuin naar voren plaatsen, voordat hij de tafelrand aanraakt
38
New cards
N spiertonus, spinale reflexen en pijnperceptie GD
**Spiertonus (Liggend)**


1. Leg het dier in zijligging op de tafel
2. Passief buigen en strekken van bovenliggende ledematen. Voel met de andere hand bovenop de poot
* Geringe, constante weerstand

\
**Spinale reflexen**

Doe dit bij het liggende dier

\
Kniepeesreflex (patellareflex)


1. Percuteer de kniepees licht met de platte zijde van de reflexhamer bij een enigszins gebogen kniegewricht
2. De hond zal het gewricht strekken

\n

Buigreflex


1. Knijp abrupt en stevig in een teen (tussenteenhuid, huid)
2. De hond zal de poot terugtrekken (buiging van alle gewrichten van de poot)

\
M. extensor carpi radialis reflex


1. Percuteer de spierbuik van de m. extensor carpi radialis (craniolaterale zijde van de radius, direct distaal van de elleboog) van een iets opgelichte poot en licht gebogen gewricht met de puntige zijde van de reflexhamer
2. De hond zal de ondervoet (carpus) strekken

\
Anus-/perineumreflex

Dit reflex wordt ook al getest tijdens het temperaturen van AO


1. Oefen wat druk uit met de thermometer in de omgeving van de anus en perineum
2. Contractie van de m. sphincter ani en flexie van de staart

\
Pathologische reflexen:

Gekruiste strekreflex: bij het testen van een buigreflex ontstaat er een strekreflex bij de contralaterale poot

Massale respons: afwijkende reactie op de buigreflex aan de achterpoot doordat deze langdurig gebogen blijft, evt. gepaard met afwisselende strekken en buigen of bizarre contracties

Postreflecoire clonus: de reflexactiviteit treedt meerdere keren op na toediening van 1 prikkel

**Pijnperceptie**

Oppervlakkige pijnperceptie


1. Prik de huid met een potlood of pen
2. Pijnreactie

\
Diepe pijnperceptie


1. Oefen abrupt druk uit op de nagelriem, teen of huidplooi met de handen of een arterieklem
2. Pijnreactie
39
New cards
Ooronderzoek GD
**Oorschelp**

Inspectie

* Symmetrie/stand van de oren (asymmetrie kan bij honden normaal  zijn).
* Gelijkvormigheid. 
* Afwijkingen van huid en beharing (bv. krabdefecten, verdikkingen).

\
Palpatie 

* Temperatuurverschillen.
* Structuurveranderingen (tumoren, verbening van kraakbeen).
* Pijn

\
**Gehoorgang**

Inspectie

* Wijdte van de ingang (zwelling/proliferatie/zware beharing).
* Laesies.
* Cerumen.
* Geur.

\
Palpatie

* Pijn.
* Soepelheid kraakbeen.
* Evt. soppende geluiden bij passieve bewegingen.

\
Otoscopie (juiste fixatie!) 

* Beharing (evt verwijderen).
* Cerumen (evt oren spoelen, indien gewenst vooraf microscopie of BO cerumen).
* Wijdte.
* Epitheellaesies, tumoren, corpora aliena.

\
**Trommelvlies, middenoor en gehoor**

Trommelvlies (middels otoscopie):

* Kleur 
* Transparantie 
* Bolling 
* Poliep 
* Perforatie

\
Middenoor

* Inspectie mogelijk na perforatie trommelvlies 
* Kleur

\
Gehoor

* Reactie op geluiden 
* Audiometrie (=aanvullend onderzoek)
40
New cards
O kop, schedel en orbitaalstreek GD
**Kop en schedel**

* Stand in de ruimte
* Symmetrie
* Tonus
* Mandibulaire en parotideale lymfeknopen
* Kauwmusculatuur en openen van de bek
* Kauwmusculatuur → bodem van de orbita
* Zwelling → exophthalmus
* Atrofie → enophthalmus
* Processus coronoideus van de mandibula
* Ruimte innemend proces tussen oogbol en pr. coronoideus → bewegingsbeperking en/of pijnlijkheid bij openen van bek
* Benige delen van de orbita, sinussen en neusholte

\
**Orbitaalstreek**

Aanwezigheid van:

* Zwelling en deformiteiten van weke delen van de orbita
* Inspectie en palpatie
* Huidplooien met trichiasis van neus- en kophuid
* Trichiasis: afwijkende stand/kromming van haren rond de ogen, wat voor irritatie zorgt
* Traanstreep
* Overproductie/afvoerbelemmering van traanvocht
* Natte (onder)oogleden
41
New cards
O traanfilm en traanproductie GD
Aanwezigheid van:

* Scherp reflextiebeeldje cornea
* Ononderbroken reflecterend en helder vochtrandje tussen (onder)ooglidrand of tussen de rand van de membrana nictitans en de cornea

\
Bepaling van de waterige fractie van de traanproductie mbv de Schirmer-tear-test (STT)


1. Stripje omvouwen thv de inkeping
2. Verpakking openen van achteraf en pak het stripje met een steriele pincet uit de verpakking
3. De teststrip wordt op ⅓ van lateraal in de ventrale conjunctivaalzak aangebracht en het tijdstip wordt genoteerd
4. Leg je vingertoppen zacht op de oogleden
5. Haal de teststrip na 1 minuut uit de conjunctivaalzak en lees het direct af
Aanwezigheid van:

* Scherp reflextiebeeldje cornea
* Ononderbroken reflecterend en helder vochtrandje tussen (onder)ooglidrand of tussen de rand van de membrana nictitans en de cornea

\
Bepaling van de waterige fractie van de traanproductie mbv de Schirmer-tear-test (STT)


1. Stripje omvouwen thv de inkeping
2. Verpakking openen van achteraf en pak het stripje met een steriele pincet uit de verpakking
3. De teststrip wordt op ⅓ van lateraal in de ventrale conjunctivaalzak aangebracht en het tijdstip wordt genoteerd
4. Leg je vingertoppen zacht op de oogleden
5. Haal de teststrip na 1 minuut uit de conjunctivaalzak en lees het direct af
42
New cards
O oogleden
* Functioneren: 
* Ooglidreflex
* Tik zachtjes/voorzichtig op het ooglid


* Lengte oogspleet (macroblepharon, microblepharon)
* Buitenzijde ooglid → inspectie en palpatie
* Verwondingen
* Kaalheid
* Zwelling 
* Vochtigheid
* Ooglidrand
* Normaal: gepigmenteerd, glad, glanzend, onbehaard, droog, 2-3mm (onder) tot 1mm (boven) breed
* Distichiasis: haren op de ooglidrand
* Congenitaal ontbrekende delen (aplasia palpebrae of coloboma)
* Verkregen defecten (trauma, ontsteking, neoplasie)
* Stand van het ooglid
* Normaal: sluit goed op de kromming van de oogrand aan
* Entropionproef


1. Pak een plooi van de onderooglid huid, ongeveer 1,5cm ventraal van de laterale canthus.
2. Plaats de plooi met de behaarde zijde tegen de cornea aan
3. Na het loslaten knippert de hond het direct weg
* Functioneren: 
  * Ooglidreflex
    * Tik zachtjes/voorzichtig op het ooglid


* Lengte oogspleet (macroblepharon, microblepharon)
* Buitenzijde ooglid → inspectie en palpatie
  * Verwondingen
  * Kaalheid
  * Zwelling 
  * Vochtigheid
* Ooglidrand
  * Normaal: gepigmenteerd, glad, glanzend, onbehaard, droog, 2-3mm (onder) tot 1mm (boven) breed
  * Distichiasis: haren op de ooglidrand
  * Congenitaal ontbrekende delen (aplasia palpebrae of coloboma)
  * Verkregen defecten (trauma, ontsteking, neoplasie)
* Stand van het ooglid
  * Normaal: sluit goed op de kromming van de oogrand aan
  * Entropionproef

    
    1. Pak een plooi van de onderooglid huid, ongeveer 1,5cm ventraal van de laterale canthus.
    2. Plaats de plooi met de behaarde zijde tegen de cornea aan
    3. Na het loslaten knippert de hond het direct weg
43
New cards
O conjunctiva GD
**Inspectie en palpatie**

Gebruik van lokaal anestheticum (lidocaïne) → check de datum!


1. Steun met je pink op de kop van de hond, omvat de snuit met de andere hand
2. Til de kop omhoog zodat het oog horizontaal ligt
3. Het bovenooglid wordt opgeligt
4. Houd contact met de kop om te voorkomen dat de flacon het oog kan aanraken
5. Van enkele hoogte wordt een oogdruppel aangebracht

\
Gebruik van von Graefe pincet

* Tussen duim en wijsvinger, steunend op de middelvinger. Het einde van de pincet is vrij


1. Contact maken tussen hand en kop
2. Pincet met gladde/bolle zijde over het cornea oppervlak in conjunctivaalzak schuiven
3. Halverwege het bovenooglid geplaatst zodat de lidrand vrij blijft
4. Pincet om eigen as rollen zodat de conjunctiva vrijkomt
5. Voor het beoordelen van het derde ooglid wordt de pincet in de schepstand op de cornea geplaatst 
6. Het derde ooglid wordt vastgepakt en naar lateraal verplaatst
7. Klap vervolgens het pincet om naar mediaal

\
Beoordeling van de conjunctiva op:

* Kleur, gladheid, vochtigheid
* Zwelling, laesies en defecten
* Follikels, ectopische ciliën
* Corpora aliena
* Ontstekingsmateriaal

\
Let bij het membrana nictitans op het cartilago en evt. zwelling van de traanklier in de basis van de membrana nictitans
44
New cards
O oogbol (bulbus) GD
Stand en beweging

* Strabismus: scheelzien
* Nystagmus: onwillekeurige oogbewegingen

\
Positie

* Enophthalmus: naar binnen
* Exophthalmus: naar buiten
* Luxatio bulbi: oogbol er helemaal uit

\
Grootte

* Microphthalmie: aangeboren kleine oogbol
* Phthisis bulbi: verkregen kleine oogbol
* Buphthalmus: verkregen grote oogbol

\
Bepaling van retrobulbaire oogdruk


1. Oogleden sluiten met wijsvinger
2. Oogbol recht naar posterior de oogbol indrukken

\
Bepaling van tensie (intraoculaire oogdruk)

* Manier 1


1. Toppen van gebogen wijsvingers dorsolateraal op de oogbol gelegd
2. Zacht op de oogbol drukken richting de ventrale orbitarand

* Manier 2: bimanueel


1. 1 vingertop op de oogbol om te voelen
2. Ander vinger brengt kleine drukverschillen aan in de oogbol
45
New cards
O cornea (hoornvlies) en traanafvoerapparaat GD
Beoordeling van de cornea op

* Reflectie: glad, glanzend oppervlak
* Bolvormigheid (sfericiteit)
* Doorschijnendheid
* Gevoeligheid

\
Beoordeling van het traanafvoerapparaat

* Defecten: fluoresceïne-Na kleuring


1. Strip kort in de conjunctivaalzak aanbrengen
2. Uitspoelen met fysiologische zoutoplossing (zie *oogafscheiding*)
3. Mbv kobaltblauw licht kan de fluorescentie versterkt worden

\
Beoordeling van passage door het traanafvoerapparaat


1. Strip 1-3 sec in de conjunctivaalzak aanbrengen
2. Uitspoelen met fysiologische zoutoplossing (zie *oogafscheiding*)
3. Houd de neus verticaal
4. Verschijnt de vloeistof uit de neus?
46
New cards
O spleetlamp onderzoek GD
Bekijk deze onderdelen met een spleetlamp op de hoogste helderheid in een verduisterde ruimte.

\
**Voorste oogkamer**

* Vorm en diepte
* Helderheid

\
**Pupil**

* Vorm
* Stand

\
Pupilreflex


1. Met penlamp in het oog schijnen
2. Pupil wordt vlot kleiner
3. Is de pupil van het andere oog ook klein?

\
**Iris**

* Kleur
* Gladheid
* Dikte
* Defecten
* Embryonale resten
* Stand en evt. bewegingen (iridodonesis)
* Transilluminatie

\
**Achterste oogkamer**

Aanwezigheid van:

* Cystes
* Neoplasie

\
**Lens**

* Helderheid (spleetlamp)


1. Felle spleetvormige lichtbundel vanuit verschillende richtingen in het oog schijnen
2. Cornea → voorste oogkamer → voorste lenskapsel → lens
* Grootte en vorm
* Stilstand of bewegend (lentidonesis)
* Plaats

\
**Corpus vitreum (glasvocht)**

* Helderheid
Bekijk deze onderdelen met een spleetlamp op de hoogste helderheid in een verduisterde ruimte.

\
**Voorste oogkamer**

* Vorm en diepte
* Helderheid

\
**Pupil**

* Vorm
* Stand

\
Pupilreflex


1. Met penlamp in het oog schijnen
2. Pupil wordt vlot kleiner
3. Is de pupil van het andere oog ook klein?

\
**Iris**

* Kleur
* Gladheid
* Dikte
* Defecten
* Embryonale resten
* Stand en evt. bewegingen (iridodonesis)
* Transilluminatie

\
**Achterste oogkamer**

Aanwezigheid van:

* Cystes
* Neoplasie

\
**Lens**

* Helderheid (spleetlamp)

  
  1. Felle spleetvormige lichtbundel vanuit verschillende richtingen in het oog schijnen
  2. Cornea → voorste oogkamer → voorste lenskapsel → lens
* Grootte en vorm
* Stilstand of bewegend (lentidonesis)
* Plaats

\
**Corpus vitreum (glasvocht)**

* Helderheid
47
New cards
O fundus (oogachtergrond) GD
Bekijk dit onderdeel met een ophthalmoscoop met de grootste lichtbron op halve helderheid. Houdt de ophthalmoscoop op 3-4cm van het oog en kijk met jouw rechteroog naar het rechteroog van de hond (jouw linkeroog voor de linkeroog van de hond)

\
Inspectie van:

* Papil
* Bloedvaten
* Tapetum lucidum
* Tapetum nigrum
Bekijk dit onderdeel met een ophthalmoscoop met de grootste lichtbron op halve helderheid. Houdt de ophthalmoscoop op 3-4cm van het oog en kijk met jouw rechteroog naar het rechteroog van de hond (jouw linkeroog voor de linkeroog van de hond)

\
Inspectie van:

* Papil
* Bloedvaten
* Tapetum lucidum
* Tapetum nigrum
48
New cards
O visus GD
**Obstakelproef**


1. Laat het dier een traject met enkele obstakels lopen
2. Let op het gedrag van het dier
* Voorzichtig lopen
* Lage stand van de kop
* Sterk snuffelend lopen
* Schrikachtig
* Het te hoog optillen van de poten (hanentred)
* Tegen objecten aanlopen

\
**Optische plaatsingsreactie**


1. Pak de hond op en laat de (voor)poten vrij hangen
2. Draag de hond naar een tafelrand
3. De hond zal de voorpoten iets buigen en schuin naar voren plaatsen, voordat hij de tafelrand aanraakt

\
**“Volg” proef**


1. Laat een pluisje vallen voor de hond die op de tafel ligt
2. De hond zal met zijn hoofd het pluisje volgen

\
**Dreigreactie**


1. Beweeg abrupt met je vinger richting het oog
2. Het dier zal de ogen sluiten
49
New cards
Nieronderzoek GD
**Kop**

* Inspectie
* Slijmvliezen → anemie?
* Foetor ex ore → uremie?
* Palpatie van benige structuren
* Hyperosteotische veranderingen
* Beweeglijkheid van de kaak (rubber jaw)

**Abdomen**

Inspectie

* Omvang
* Vorm

\
Palpatie

Oppervlakkig en diep

\
* Nieren: palpabel
* Hond: caudale pool van de linker nier
* Kat: beide nieren
* Beoordeel op
* Grootte
* Vorm
* Consistentie
* Pijnlijkheid
* Aspect van het oppervlak
* Ureters: niet palpabel
* Blaas: palpabel
* Grootte/vulling
* Pijnlijkheid
* Wanddikte
* Blaasstenen
* Prostaat: niet palpabel
* Vergroting: palpabel in hypogastrium

\
Bij een toegenomen buikomvang doe je ook percussie en undulatie

**Rectaal onderzoek**

Urethra

* In de mediaanlijn over de bekkenbodem
* Bij reu caudaal van prostaat tot aan bekkenomslag voelbaar
* Bij teef helemaal voelbaar
* Beoordeel:
* Gladheid
* Soepelheid
* Beweeglijkheid

Prostaat

* Voelbaar in de dorsale mediaanlijn. Met de andere hand wordt het hypogastrium opgedrukt om het prostaat iets omhoog en in het bekken te krijgen


* Grootte en ligging
* Vorm en oppervlak
* Consistentie
* Pijnlijkheid

**Penis en Preputium**

Inspectie


1. Hond in zijligging
2. Bekken kantelen door de rug te buigen
3. Penis caudaal van de bulbus fixeren
4. Met de vinger tegen de huidwand drukken
5. Preputium over de penis naar achter schuiven t/m de bulbus

**Vulva en Vagina**

Vulva inspectie

* Plaats
* Huid en beharing in omgeving van vulva

\
Vaginaal toucher

* Urethra
* Orificium urethrae

\
Vaginoscopie

* Deformiteiten
* Aspect slijmvlies
50
New cards
Mannelijk geslachtsapparaat onderzoek GD
**Aanvullende Anamnese**

* Deklust
* Vruchtbaarheid
* Eerdere dekkingen
* Leefomstandigheden
* Voorgeschiedenis

**Scrotum, testes en epididymis**

Scrotum

* Inspectie
* Aanwezigheid van testes
* Grootte
* Symmetrie
* Letsels
* Palpatie
* Temperatuur
* Verdikkingen

\
Testes

* Aanwezigheid
* Temperatuur
* Grootte
* Consistentie
* Pijnlijkheid
* Deformiteiten

\
Epididymis

* Temperatuur
* Consistentie
* Grootte
* Pijnlijkheid

\
#### Preputium en penis

Preputium

* Grootte van het ostium preputiale
* Uitvloeiing
* Slijmvlies

\
Penis

Voor dit onderdeel moet de penis eerst uitgeschacht worden


1. Hond in zijligging
2. Bekken kantelen door de rug te buigen
3. Penis caudaal van de bulbus fixeren
4. Met de vinger tegen de huidwand drukken
5. Preputium over de penis naar achter schuiven t/m de bulbus

Inspectie

* Vorm
* Grootte
* Slijmvlieslaesies

Palpatie van os penis (ventrale zijde)

* Deformiteiten
* \

**Accessoire Geslachtsklieren**

Prostaat: rectaal toucher

* Grootte
* Oppervlakte
* Consistentie
* Pijnlijkheid
51
New cards
Vrouwelijk geslachtsapparaat onderzoek GD
#### Aanvullende Anamnese

* Uitvloeiing
* Toename buikomvang
* Cyclusverloop
* Verloop partus
* Verloop puerperium

#### Uitwendig onderzoek

Vulva en omgeving

* Inspectie
* Vorm
* Grootte
* Uitvloeiing
* Te checken door er een wit gaasje tegenaan te houden
* Palpatie

\
Spreiden van vulvalippen

* Vulvaslijmvlies
* Caudale deel van vestibulumslijmvlies

\
Abdomen

* Inspectie
* Omvang
* Vorm
* Palpatie
* Oppervlakkig
* Curvaturen van hoornen of vruchtdelen bij drachtige dieren
* Vergrote uterus bij pyometra
* Diep (bimanueel)
* Normale niet-drachtige uterus: niet palpabel
* Ovaria: niet palpabel

#### Inwendig onderzoek

Vaginaal onderzoek

Vaginoscopie

* Aspect mucosa van de vagins
* Voorkomen en aard van secretum
* Nieuwvormingen
* Laesies
* Ontsluiting cervix

\
Vaginaal toucher (pediatrische proctoscoop)


1. Het speculum wordt voorzien van een obturator, waardoor het inbrengen makkelijker wordt
2. Reinig de vulva en breng antiseptische glijmiddel aan op het speculum
3. Breng het speculum zo dicht mogelijk langs de dorsale commissuur het vestibulum in
4. Zodra de punt van het speculum vlak onder de anus komt, wordt de richting van inbrengen veranderd naar craniaal (horizontaal)
5. Schuif het speculum verder naar craniaal tot er een wat grotere weerstand te voelen is
6. Verwijder de obturator
7. Breng de lichtbron in het speculum
8. Al kijken wordt het speculum geleidelijk uit de vagina teruggetrokken

\
Let op:

* Vernauwingen
* Nieuwvormingen
* Laesies
* Bekkenbeenderen
* Urethra
* Vruchtdelen
* Corpus alienum

\
Rectaal onderzoek: alleen bij aanleiding
52
New cards
L staand dier waar let je op bij inspectie? GD
\
* Spieren
* Symmetrie
* Contour
* Spieromvang
* Myoclonieën
* Tremoren
* Pezen en banden
* Abnormale belijning
* Spanningsverlies
* Beenderen
* Contour
* Gewrichten
* Belijning
* Nagels
* Lengte
* Vorm en afslijting
53
New cards
L staand dier waar let je op bij palpatie? GD
* Spieren
* Temperatuur
* Belijning
* Consistentie
* Tonus
* Pijnlijkheid (diepe palpatie)
* Pezen en banden
* Contour
* Pijnlijkheid
* Belijning
* Spanning
* Verdikking
* Beenderen
* Temperatuur
* Contour
* Verdikking
* Crepitatie
* Beweeglijkheid
* Drukpijn
* Gewrichten
* Temperatuur
* Overvulling
* Pijnlijkheid
54
New cards
L staand dier voorpoot GD
**Inspectie**

Inspecteer de voorpoten voor abnormale posities

* Abductie/adductie
* Endorotatie/exorotatie
* Varus/valgus

\
Start deze inspectie proximaal en ga richting distaal. Evalueer alle structuren

\
**Palpatie**


1. Begin proximaal en palpeer de spina scapulae, het acromion en de spieren van de schouder
* Let op: cartilago scapula, spina scapula, acromion, bespiering en de breedte van het boeggewricht
* Palpeer de dorsale rand van de scapula en spina scapulae, tot aan het acromion
* Evalueer de breedte van het schoudergewricht. Plaats je vingers op het acromion, en de duim mediaal van de tuberculum majus van de humerus. Vergelijk de afstand tussen het linker en rechter gewricht
* Palpeer ook de m. supraspinatus en m. infraspinatus
2. Palpeer de bovenarm tot aan de elleboog
* Doordat de bovenarm voornamelijk bedekt wordt door spieren, is examinatie gelimiteerd. Je kan de tuberculum majus, proximale humerus, spieren van de bovenarm en de pees van de m. triceps brachii palperen.
3. Evalueer het ellebooggewricht thv van m. anconeus
* Let op: breedte, overvulling en de overgang tussen humerus en radius
* Palpeer de laterale kant van het ellebooggewricht, om de uitlijning van de humerus en radius te beoordelen. Palpeer de laterale epicondylus, gevolgd door de kop van de radius met je wijsvinger. Deze botten moeten op elkaar aansluiten.
* Beweeg je vinger van het olecranon naar de hoogte van de m. anconeus om overvulling te beoordelen.
* Om de breedte van het gewricht te beoordelen plaats je je wijsvinger op de laterale epicondylus, en je duim op de mediale epicondylus van de humerus. Vergelijk deze afstand tussen de linker en rechter poot
4. Evalueer de onderarm door te voelen naar de uitlijning van de radius en ulna
* Let op: ulna (proximo-lateraal) en radius (disto-mediaal)
* De ulna kan het best gepalpeerd worden aan de proximo-laterale zijde en de radius aan de disto-mediale zijde. Beoordeel de uitlijning, zwelling, pijnlijkheid, crepitatie en temperatuur van de onderarm.


5. Palpeer de carpus
* Let op: hoek (normaal 185-190o), dorsale vlakte carpus (overvulling), stand os carpi accessorium (moet naar boven wijzen) en de pees van de m. flexor carpi ulnaris
6. Evalueer de stand van de metacarpalen en tenen.
* Palpeer alle individuele metacarpaal beentjes
* Let bij de tenen op: stand (gebogen), falangen, gewrichten en pijn (ondervoet op tafel drukken)
7. Evalueer vervolgens de vorm en grootte van de nagels
55
New cards
L staand dier achterpoot GD
**Inspectie**

Inspecteer de achterpoten voor abnormale posities

* Abductie/adductie
* Endorotatie/exorotatie
* Varus/valgus

\
Inspecteer alle spieren, pezen, botten en gewrichten van de achterpoot voor deformiteiten en abnormaliteiten. 


1. Start inspectie bij de iliac crest
2. Inspecteer de broekspieren en mm. gluteus
3. De femur is niet te zien voor inspectie, maar de tibia is wel duidelijk zichtbaar
4. Inspecteer vervolgens het kniegewricht
5. Volg de achillespees tot de aanhechting op de calcaneus
6. Inspecteer het tarsaalgewricht, de metatarsaalbeentjes, de positie van de tenen en de lengte en vorm van de nagels

\n

**Palpatie**

\

1. Start met de palpatie van de pelvis, ter hoogte van de iliac crest
* Let op: crista iliaca, glutaeusmusculatuur, trochanter major, tuber ischiadicum, driehoek (crista iliaca, trochanter major, tuber ischiadicum) en de afstand tuber ischiadicum-trochanter major
* Palpeer de m. gluteus
* Identificeer de iliac crest, trochanter major van de femur en de tuberositas ischiadicus. Let op de symmetrie van de driehoek die deze structuren vormt. Evalueer ook de afstand tussen de trochanter major en de tuberositas ischiadicus
* Strek vervolgens beide benen naar caudaal en vergelijk de lengte ter hoogte van de calcanei, de benen zouden even lang moeten zijn. Let ook op pijnlijkheid
2. Palpeer vervolgens de m. iliopsoas
* Strek de achterpoot door de femur aan de craniale zijde vast te pakken. Strek de poot naar caudaal en endoroteer
* Met je andere hand palpeer je de m. iliopsoas diep. Let op de pijnlijkheid en de spiercontractie. 
3. Ga door met de palpatie van het bovenbeen
* Palpeer de m. quadriceps femoris, m. biceps femoris, broekspieren en adductoren
4. Beoordeel het kniegewricht
* Let op: warmte, overvulling, pijnlijkheid, crista tibia, kniepees, patella en de breedte
* Effusie en pijn kunnen ter hoogte van het patella ligament gevoeld worden. Dit ligament hecht aan de tibiale rand.
* De breedte van het gewricht wordt onderzocht ter hoogte van het tibiale plateau
* Lokaliseer eerst de patella en tibiale rand. Plaats je duim en wijsvinger vervolgens aan elke kant van het ligament. Beweeg je vingers langs het ligament en palpeer voor tekenen van effusie. 
* Verplaats je vingers nu naar caudaal en distaal. Je wijsvinger is nu ter hoogte van het tibiale plateau. De breedte van het gewricht kan hier beoordeeld worden. Vergelijk links en rechts.
* De stabiliteit van de patella wordt vervolgens onderzocht. Beweging van de patella is het makkelijkst wanneer de knie gestrekt is. Om de knie te strekken moet de hond dicht tegen je aan staan. Met de buitenste rand van je hand druk je de tibia caudaal tegen je aan.
* Met je wijsvinger en duim kan je de patella naar links en rechts bewegen. De patella moet een beetje kunnen bewegen, maar het moet niet uit de trochlea geduwd kunnen worden
* De patella en trochlea van de femur worden onderzocht voor tekenen van patellaire luxatie.
5. Beoordeel daarna het onderbeen
* Let op: tibia, m. tibialis cranialis en de achillespees
* Start de palpatie van het onderbeen proximaal, en beweeg richting distaal
* Palpeer de achillespees, en let op de aanhechting op de tuber calcaneus
* Palpeer de tibia aan de mediale zijde en de m. tibialis cranialis aan de laterale zijde van het onderbeen
6. Palpeer vervolgens de tarsus
* Let op: alle tarsale gewrichtjes, calcaneus, tuber calcanei en het peeskapje
* Om overvulling van het tarsale gewricht te voelen gebruik je 2 handen per voet. Plaats je wijsvingers craniaal van de laterale en mediale collaterale ligamenten, en je duimen caudaal. Vergelijk de linker- en rechtervoet. 
* Let op de aansluiting van de tarsus, het moet een rechte lijn zonder onderbrekingen vormen.
7. Evalueer de stand van de metacarpalen en tenen.
* Palpeer alle individuele metacarpaal beentjes
* Let bij de tenen op: stand (gebogen), falangen, gewrichten en pijn (ondervoet op tafel drukken)
8. Evalueer vervolgens de vorm en grootte van de nagels
56
New cards
L liggend dier voorpoot GD

1. Voet
* Inspecteer eerst de nagels, nagelriem, voetzooltjes en interdigitale huid aan de dorsale en palmaire kant van de voet.
* Let op laesies, abnormaliteiten of corpora aliena.
* Voer de passieve bewegingen van te tenen apart uit (denk aan het accessoire teentje). 
* Voorkom extreme flexie van de tenen, dit kan pijnlijk zijn voor het dier.
* Buigen, strekken, abduceren, adduceren
* Bij uitingen van pijn worden passieve bewegingen per falanx afgegaan om de laesie preciezer te lokaliseren.
* Let tijdens het onderzoek specifiek op de caudale zijde van de grote voetzool. 
* Gebruik je duim en wijsvinger om 1 teen te strekken. Met de duim van de andere hand breng je druk aan op het corresponderende sesambeentje. Herhaal dit voor alle tenen
* Voer hyperextensie uit, terwijl je druk aanbrengt op het sesambeentje
2. Carpus
* Palpeer alle individuele metacarpaalbeentjes (denk aan het accessoire metacarpaalbeentje). 
* Onderzoek de passieve bewegingen van het carpaalgewricht. 
* Gebruik je rechterhand om de voet relatief aan de radius en ulna te bewegen. Met je linkerhand palpeer je de carpus aan de dorsale zijde. Je kan de 3 niveaus van het carpaalgewricht individueel palperen.
* Voer de fysiological drawer movement uit. 
* Deze beweging is alleen aanwezig in het gebogen gewricht, en verdwijnt bij strekking. 1 hand houdt de distale radius en ulna op z'n plek, terwijl de andere hand het metacarpale gewricht in een craniale richting duwt (ab- en adductie is ook mogelijk)
* Palpeer de insterio van de m. flexor carpi ulnaris op het accessoire carpaalbeentje. 
* Tijdens flexie van de carpus moet hier geen spanning op staan
3. Onderarm
* Voer oppervlakkige en diepe palpatie van de radius en ulna uit. 
* De radius kan het best medio-distaal gepalpeerd worden. 
* Om manipulatie van de botten te voorkomen gebruik je alleen de puntjes van je vingers voor palpatie van de radius aan de mediale zijde van de voorarm, terwijl je duim niks doet. Je kan druk aanbrengen voor diepe palpatie.
* De ulna kan het best gepalpeerd worden aan de latero-proximale zijde van de voorarm. 
* Gebruik alleen je duim om dit bot te palperen, je vingers zijn plat en ondersteunen de poot
* Voer vervolgens mbv je wijsvinger voorzichtige percussie van de radius en ulna uit.
4. Elleboog
* Plaats je linker duim ter hoogte van de m. anconeus, tussen het olecranon en de laterale epicondylus van de humerus. Je vingers rusten aan de mediale zijde van het gewricht.
* Pak met je andere hand de distale radius en ulna.
* Voer flexie, extensie, hyperflexie en hyperextensie van het ellebooggewricht uit. 
* Je linkerhand evalueert alle tekenen van crepitatie tijdens deze passieve bewegingen
* Exoroteer de radius en ulna in relatie tot de humerus. 
* Je linkerhand blijft op de m. anconeus, terwijl je rechterhand de elleboog strekt, en de onderarm exoroteert
* Voer supinatie en pronatie van de voorpoot uit. 
* Buig de elleboog en carpus tot een 90o hoek. Pak met je rechterhand de carpus, exo- en endoroteer vervolgens de onderarm
5. Bovenarm
* Alleen de meest distale en laterale zijde van de humerus kan gepalpeerd worden. 
* Je duim palpeert de laterale zijde, terwijl je vingers het bot ondersteunen
* Distale humerus en tuberculum majus
* Palpeer vervolgens de spieren van de bovenarm
6. Schouder
* Voor het onderzoek naar de schouder, moet de elleboog gebogen zijn
* Plaats je rechter vingers op het tuberculum majus van de humerus. Pak met je linkerhand de de proximale radius en ulna. 
* Je linkerhand voert flexie en extensie van het schoudergewricht uit, terwijl je rechterhand palpeert (denk ook aan rotatie, adductie en abductie)
* Voer vervolgens hyperextensie van het schoudergewricht uit. 
* Je linkerhand strekt het ellebooggewricht totdat de onderarm een rechte lijn vormt met de spina scapula en humerus. Je rechterhand verplaatst naar de craniale rand van de scapula, om deze relatief aan de thoraxwand te fixeren
* Voer ook hyperflexie van het schoudergewricht uit. 
* Verplaats je rechterhand naar de dorsale rand van de scapula. Beweeg je elleboog met je linkerhand in de richting van de wervelkolom, tot een maximale hoek van 90o.
* Palpeer vervolgens de pees van de m. biceps brachii. 
* Pak met je linkerhand de bovenarm. De vingers van de rechterhand worden mediaal op de proximale humerus geplaatst. Trek de humerus en scapula met je linkerhand naar caudaal, totdat ze parallel aan de thoracale wand liggen. Tegelijkertijd voer je met je rechterhand diepe palpatie van de pees van de m. biceps brachii uit.
* Pijnlijkheid en spanning
7. Axillaire regio
* Om de axillaire regio te palperen moet de voorpoot geabduceerd worden
* Voer oppervlakkige en diepe palpatie uit van de axillaire regio. 
* Vorm/belijning ribben, lymfeknopen, pijnlijkheid en verdikkingen
57
New cards
L liggend dier achterpoot GD

1. Voet (hetzelfde als de voorpoot)
* Inspecteer eerst de nagels, nagelriem, voetzooltjes en interdigitale huid aan de dorsale en palmaire kant van de voet. 
* Let op laesies, abnormaliteiten of corpora aliena.
* Voer de passieve bewegingen van te tenen apart uit (denk aan het accessoire teentje). 
* Voorkom extreme flexie van de tenen, dit kan pijnlijk zijn voor het dier.
* Bij uitingen van pijn worden passieve bewegingen per falanx afgegaan om de laesie preciezer te lokaliseren.
* Let tijdens het onderzoek specifiek op de caudale zijde van de grote voetzool. 
* Gebruik je duim en wijsvinger om 1 teen te strekken. Met de duim van de andere hand breng je druk aan op het corresponderende sesambeentje. Herhaal dit voor alle tenen
* Voer hyperextensie uit, terwijl je druk aanbrengt op het sesambeentje
2. Tarsocrurale gewricht
* De detectie van crepitatie van de tarsus gaat het beste op het niveau van de collaterale ligamenten. 
* Plaats beide duimen voor/achter het laterale collaterale ligament. Plaats je wijsvingers mediaal aan beide zijden van het mediale collaterale ligament.
* Voer flexie, extensie en hyperextensie uit. 
* Om de grootste range of motion van het tarsocrurale gewricht te krijgen, moet de knie maximaal gebogen zijn
3. Onderbeen
* Palpeer de tibia met je vingers aan de mediale zijde van het been. 
* Diepe palpatie wordt op dezelfde manier uitgevoerd als bij de radius (druk aan de mediale zijde met alleen je vingers).
* Voer met je vingers voorzichtige percussie van de tibia uit.
4. Knie
* Voor onderzoek naar de rechterknie plaats je je rechterhand aan de craniale zijde van het gewricht. Pak met je linkerhand de tarsus. Voer met deze hand flexie en extensie van de knie uit
* Let op een typisch klikkend geluid. Dit kan duiden op een verwonding van de meniscus.
* Voer vervolgens hyperextensie en hyperflexie uit
* Voer de patellaluxatietest uit bij de gestrekte knie
* Exo- en endorotatie van de tibia
* Beoordeel de kruisbanden van verschillende hoeken
* Schuifladefenomeen
* Duw met de rechterduim de tibia naar craniaal
* De linkerhand met de femur wordt niet bewogen en dient als referentie
* Tibia compressietest
* Strek de knie en buig het tarsocrurale gewricht
* Gescheurde voorste kruisband: beweging van proximale tibia naar craniaal
* Beoordeel vervolgens de collaterale band
* Houdt de linkerduim iets proximaal van het fibulakopje en adduceer de tibia met de rechterhand
* Controleer tegelijkertijd de drukpijn van de meniscus


5. Bovenbeen
* De femur is voor een groot deel bedekt met spieren, alleen de distale en meest proximale delen zijn palpabel. Palpeer deze uiteinden.
* Palpeer vervolgens ook de spieren van het bovenbeen.
6. Heupgewricht
* Evalueer crepitatie bij de trochanter majus. 
* Pak de knie met je rechterhand, en plaats de vingers van je linker hand op de trochanter majus voor palpatie. Roteer de femur en voer flexie, extensie, abductie en adductie van het heupgewricht uit
* Voer vervolgens hyperflexie en hyperextensie van het heupgewricht uit
* De stabiliteit van het kniegewricht wordt beoordeeld met een Ortolani test
* Inspecteer de m. pectineus
58
New cards
L hoofd en ruggenwervels GD
**Inspectie**


1. Inspecteer de schedel en wervelkolom door het dragen van het hoofd, nek en staart te inspecteren
2. Kijk vervolgens naar de houding van de rug. 
* Let op abnormale houdingen en deformiteiten. Denk ook aan fysiologische verschillen tussen rassen.

\
**Palpatie**


1. Start met oppervlakkige palpatie van de vleugels van de atlas, de processus spinosus van de axis en de processi transversi van de andere cervicale wervels. Vervolg dit met diepe palpatie
2. Om de andere wervels te onderzoeken gebruik je je duimen en wijsvingers om elke processus spinosus te palperen. 
* Voor diepe palpatie kan je best wat druk gebruiken, zonder dat het pijnlijk is
3. Als het dier geen pijnuitingen gegeven heeft, kan er met een vinger percussie van de wervels uitgevoerd worden. 
* Door de dikke spieren van de nek, kan percussie alleen uitgevoerd worden bij de thoracale en lumbale wervels.
4. Lokaliseer elke processus spinosus met je duim en wijsvinger, beginnend met de eerste thoracale wervel. 
* Met een percussie-/reflexhamer percuteer je het proces een paar keer, met steeds meer kracht

\
**Lumbosacrale druktest**


1. Ga achter het dier staan en lokaliseert de dip van de lumbosacrale overgang
2. Voer met 1 hand hyperextensie van de staart uit en oefen met de wijsvinger van je andere hand druk uit op de lumbosacrale overgang
3. Plaats je handen aan de zijkanten van de hond, met je vingers over de iliac crest. Oefen met je duimen druk uit op de lumbosacrale overgang. 
* De duimen zijn horizontaal op de rug van de hond
4. Om een mogelijke laesie preciezer te lokaliseren kan je de lumbosacrale druktest uitvoeren door 1 achterpoot op te tillen. 
* Til de linker achterpoot op met je linkerhand, en oefen met je rechter duim druk uit op de lumbosacrale overgang (herhaal dit voor de linkerpoot)

\
**Passieve bewegingen**

Passieve bewegingen van de wervelkolom worden alleen uitgevoerd als er geen abnormaliteiten gevonden zijn bij palpatie en percussie.

\
Nek


1. Eerst evalueer je de range of motion van het gewricht tussen het hoofd en de atlas. 
* Sta naast het dier en plaats je linkerhand net caudaal van de vleugels van de atlas om de nek te fixeren. Pak met je rechterhand de snuit van de hond en beweeg het hoofd dorsaal en ventraal. Beweeg het hoofd vervolgens in laterale richtingen. Er is ook wat rotatie mogelijk.
2. Plaats vervolgens de linkerhand op de wervelkolom thv de scapula. 
* Beweeg het hoofd met je rechterhand omhoog om de nek te strekken, en naar beneden om de nek te buigen.
3. De nek heeft een grote laterale range of motion. 
* In gezonde honden kan de wang van de hond de thoraxwand aanraken. Beweeg het hoofd naar beide zijkanten

\
Onderrug - staand


1. Sta achter het dier en hef de benen door beide femurs te pakken. 
* Beweeg de achterpoten omhoog totdat ze in een horizontale lijn zijn. De wervelkolom wordt geforceerd tot lordose. Een hond met een pijnlijk proces in de caudale rug zal deze extensie niet toelaten
2. De assistent moet nu drukken op de lumbosacrale overgang.
3. Beweeg de achterpoten weer omhoog om de wervelkolom te strekken, en roteer de poten naar links en rechts
4. Laterale bewegingen worden onderzocht door de achterhand naar links en rechts te bewegen

\
Onderrug - liggend


1. Ga achter het dier staan en plaats je linkerhand op de laatste lumbale wervel. Pak beide knieën met je rechterhand en beweeg deze naar caudaal om de wervelkolom te strekken
2. Buig de wervelkolom door je rechterhand naar de caudale zijde van de knieën te verplaatsen en de poten naar craniaal te duwen
59
New cards
D herkauwen, mond, oesophagus herkauwer
**Herkauwen**

Beoordeeld door te kijken naar

* Herkauw proces 
* Herkauw frequentie
* Aantal slagen per herkauwbrok

\
**Mond**

Om de mondholte te beoordelen moet de mond geopend worden, dit gaat op dezelfde manier als bij het onderzoek van de slijmvliezen:


1. Duw je handen beiderzijds via het diastema de bek in
2. Zorg ervoor dat je de kop op borsthoogte houdt
3. Draai je handen om en druk met je duimen tegen het palatum durum
4. Laat met 1 hand los en pak de tong vast

\
Beoordeeld op

* Sluiting van lippen en mond
* Gezond → kunnen mond/lippen goed sluiten
* Speekselproductie
* 90-190 L per dag is normaal → enige speeksel uit de mond is dus normaal
* Mondholte
* Geur → foetor es ore?
* Ammoniak: uremie
* Necroselucht: ernstige ontsteking in de mondholte met weefselverval
* Aceton: acetonemie
* Tanden en kiezen
* Mondslijmvlies
* Tong
* Corpora aliena

\
**Oesofagus**

De oesofagus is normaal gesproken niet te zien.

Tijdens het herkauwen kunnen peristaltische en antiperistaltische contracties waargenomen worden langs de oesofagus

Voor het onderzoek naar een obstructie wordt een sonde gebruikt

\
Beoordeeld op

* Peristaltiek
* Palpatie voor abnormale vormen
* Craniaal → caudaal
60
New cards
D pensonderzoek herkauwer
Geef eerst de locaties van de pens en hongergroeve aan: links

**Inspectie**

Mate van vulling

* Kijk naar de hongergroeve
* Normaal, matig, slecht of overmatig
* Informatie over de voedingstoestand op korte termijn

\
**Palpatie** 

Palpeer in de hongergroeve en de linker onderflank. Beoordeel hier de consistentie van de vulling

* Normaal: vrij stevige brij die met enige kracht indrukbaar is. Naar ventraal iets minder stevig
* Tympanie: gas voelbaar in het dorsale deel van de linkerflank

\
**Pensbewegingen**

Druk een vuist met matige druk in de hongergroeve (linkerflank, vlak achter de laatste rib). Beoordeel het de pensbewegingen

* Geruisen kunnen ook geausculteerd worden, dit is bij volwassen koeien alleen nodig als de pensbewegingen erg zwak zijn
* Bij kleine herkauwers is dit te prefereren boven palpatie
* Beoordeel:
* Kracht
* Aantal per 5 minuten
* Gezond: 10-12 contracties in 5 minuten
* Overvulling (bv. tympanie): toegenomen frequentie (penswoelen) 
* Verlaagde pH: pH 4 = pensatonie (geen bewegingen)
* Regelmaat
* Luister ook naar de ructus (18-24 per uur)
61
New cards
D netmaagonderzoek herkauwer
Doordat de ligging van de netmaag niet goed bereikbaar is, worden pijnproeven uitgevoerd om te kijken of er problemen zijn

\
**Schoftproef**


1. Til het hoofd van de koe zo ver mogelijk op, terwijl je met de andere hand onder de larynx voelt voor kreunen
2. Iemand anders knijpt in de schoft, waardoor het rund doorbuigt.
3. Als er tijdens het doorbuigen of erna kreunen gevoeld wordt, betekent dit dat er pijn is

\
**Paalproef van Götze**


1. Sta aan het hoofd van de koe en leg weer je hand op de larynx om kreunen op te vangen
2. Breng een ijzeren/houten paal onder de buik aan en laat deze door assistenten aan beide kanten optillen
* Begin vlak achter de voorbenen en verplaats de paal steeds 5 cm naar achteren
3. Let bij het optillen op kreunen

\
**Vuistproef**


1. Druk met de vuist op een plaats tussen en voor de beide melknapjes. Steun tegelijkertijd met de elleboog op de knie om meer kracht te kunnen zetten
2. Let tijdens het drukken op pijnuitingen

\
**Miltproef**


1. Druk met beide duimen in de 9e en 10e intercostale ruimte links ongeveer halverwege de hoogte van de ribwand
2. Let tijdens het drukken op pijnuitingen
62
New cards
D LDL herkauwer
**Inspectie**

* Symmetrie
* LDL: asymmetrie met uitwijking naar lateraal van de linkerribwand
* Lokale uitpuilingen van hongergroeve of laatste ribben en intercostaalruimten
* Penstympanie: ook asymmetrie aanwezig + volledige opvulling van hongergroeve

\
**Palpatie**

* Palpatie van de lebmaag in de linker hongergroeve, vlak achter de laatste rib
* Geringe dislocatie: lebmaag komt niet achter de ribboog vandaan ,dus palpatie is niet mogelijk
* Voel of het gassig is

\
**Auscultatie**

* Linkerribbuikwand
* Normaal: knisterende pensgeruisen die synchroon lopen met de pensbewegingen
* LDL: geen pensgeruisen
* Lebmaag ligt tussen de pens en buikwand en blokkeert hierdoor het geluid
* Gelijktijdige opname van pensbewegingen (zie pensonderzoek)
* LDL: ipv pensgeruisen worden hoogtonis, borrelende geluiden gehoord
* Gasbellen die in de vloeistof van de lebmaag opstijgen

\
**Steelband**

* Uitvoering: percuteren tijdens auscultatie (percussiehamer of vingers)
* Positief: hoogtonige ‘pieng-pieng’ geluiden → gas aanwezig
* LDL: positief

\
**Klotsen**

* Uitvoering: stotende bewegingen in de linkeronderflank vlak achter de ribboog
* Positief: hoogtonige, klotsende geluiden
* Vloeistoflaag wordt in beweging gebracht
* LDL: positief
* Klotsgeluiden kunnen ook van de pens komen

\
**Rectaal onderzoek**

* Lebmaag meestal niet te voelen
* Heel soms links voelbaar
* Pens naar rechts verschoven → soms voelbaar

\
**Blaasproef (uitzonderlijke gevallen)**


1. Sonde inbrengen in neus of mond tot in de pens
2. Blazen in de sonde → borrelende geluiden van de pens
3. Tegelijkertijd linkerbuikwand ausculteren
* Borrelen ‘dichtbij’: pens tegen de buikwand
* Borrelen ‘ver weg’: lebmaag tussen pens en buikwand = LDL
63
New cards
D LDR herkauwer
**Inspectie**

* Symmetrie
* LDR: asymmetrisch, uitgesproken dik aan de rechterzijde
* Beginstadium: vooral rechteronderflank uitgezet
* Afsluiting van lebmaag: uitzetting in de rechterbovenflank, vlak achter de ribboog

\
**Palpatie**

* Hoek tussen de lendenwervels en de laatste rib
* LDR: voelbaar in deze regio als het ver genoeg gedisloceerd is
* Sterke dilatatie: verder naar caudaal

\
**Auscultatie**

* Locatie: op de laatste ribben, ongeveer halverwege
* Geen hulp van pensgeluiden, want je zit aan de rechterkant!
* Hoogtonige borborygmi
* Afsluiting: geen geluiden

\
**Steelband**

* Uitvoering: percuteren tijdens auscultatie (percussiehamer of vingers)
* Positief: hoogtonige ‘pieng-pieng’ geluiden → gas aanwezig
* LDR: positief
* Sterk uitgezette colondelen of een mat gas overvuld caecum kunnen ook een positieve uitslag geven

\
**Klotsen**

* Uitvoering: stotende bewegingen in de rechteronderflank vlak achter de ribboog
* Positief: hoogtonige, klotsende geluiden
* Vloeistoflaag wordt in beweging gebracht
* LDR: positief
* Sterk uitgezette, met vocht en gas gevulde darmdelen kunnen ook voor een positief resultaat zorgen

\
**Leverpercussie**

* Uitvoering
* 1e percussielijn: horizontale lijn even onder de rugstrekkers totdat je een tympanisch toon van de buikholte hoort
* 2e percussielijn: vanuit de leverdemping langs de achtergrens van het longveld
* 3e percussielijn: over of langs de rib die in het percussieveld is gelegen
* LDR: verkleind of afwezig
* Lebmaag zit tussen de lever en de buikwand

\
**Rectaal onderzoek**

* Vaak met zekerheid te diagnosticeren
* Lucht in de lebmaag of darm
**Inspectie**

* Symmetrie
  * LDR: asymmetrisch, uitgesproken dik aan de rechterzijde
    * Beginstadium: vooral rechteronderflank uitgezet
    * Afsluiting van lebmaag: uitzetting in de rechterbovenflank, vlak achter de ribboog

\
**Palpatie**

* Hoek tussen de lendenwervels en de laatste rib
  * LDR: voelbaar in deze regio als het ver genoeg gedisloceerd is
  * Sterke dilatatie: verder naar caudaal

\
**Auscultatie**

* Locatie: op de laatste ribben, ongeveer halverwege
* Geen hulp van pensgeluiden, want je zit aan de rechterkant!
* Hoogtonige borborygmi
  * Afsluiting: geen geluiden

\
**Steelband**

* Uitvoering: percuteren tijdens auscultatie (percussiehamer of vingers)
  * Positief: hoogtonige ‘pieng-pieng’ geluiden → gas aanwezig
* LDR: positief
  * Sterk uitgezette colondelen of een mat gas overvuld caecum kunnen ook een positieve uitslag geven

\
**Klotsen**

* Uitvoering: stotende bewegingen in de rechteronderflank vlak achter de ribboog
  * Positief: hoogtonige, klotsende geluiden
    * Vloeistoflaag wordt in beweging gebracht
* LDR: positief
  * Sterk uitgezette, met vocht en gas gevulde darmdelen kunnen ook voor een positief resultaat zorgen

\
**Leverpercussie**

* Uitvoering
  * 1e percussielijn: horizontale lijn even onder de rugstrekkers totdat je een tympanisch toon van de buikholte hoort
  * 2e percussielijn: vanuit de leverdemping langs de achtergrens van het longveld
  * 3e percussielijn: over of langs de rib die in het percussieveld is gelegen
* LDR: verkleind of afwezig
  * Lebmaag zit tussen de lever en de buikwand

\
**Rectaal onderzoek**

* Vaak met zekerheid te diagnosticeren
* Lucht in de lebmaag of darm
64
New cards
D abdomen herkauwer
**Inspectie**

Beoordeel de volgende punten:

* Omvang van de buik
* Veranderingen? → vragen aan eigenaar
* Vorm
* Symmetrie

\
Verschillende buikvormen:

* Uitpuiling van de linkerbovenflank: tympanie
* De gehele linkerbuikwand is in omvang toegenomen: pensoverlading
* De gehele linkerbuikwand en de rechteronderflank puilen uit (‘pappelvorm’): pensstenose 
* De buik heeft een soort ‘peervorm’ met een uitpuiling van de linker- en rechteronderlfank: ascites
* De rechterbovenflank is uitgezet: meteorismus of LDR
* De buik is symmetrisch dik, zowel de onder- als bovenflanken: hydroallantois
* De buik is beiderzijds bovenin dik: pneumoperitoneum

\
**Palpatie**

Beoordeel de volgende punten:

* Defense musculaire? (abnormaal gespannen buikwand)
* Links moeilijker dan rechts
* Deformiteiten

\
Undulatieproef bij dieren met een peervormige buik (verdenking op ascites)


1. Laat iemand tegen de buikwand aantikken (bv. de linkeronderflank)
2. Leg je vlakke hand tegen de buikwand aan de andere kant.
* Positief: de drukgolf wordt onveranderd doorgegeven

\
**Auscultatie**

Wordt alleen uitgevoerd bij een vertraagde pensmotiliteit

\
Luister naar de borborygmi en beoordeel deze op:

* Frequentie
* Toonhoogte
* Aard

\
Voer ook een steelbandproef en klotsen uit, zoals uitgelegd bij “lebmaagdislocatie”
65
New cards
D rectaal onderzoek herkauwer
Neem voor het rectale onderzoek deze maatregelen:

* Het dier moet goed vastgehouden worden, desnoods door in de neus te laten knijpen
* De assistent dient de staart opzij te houden
* Er moet voldoende ruimte achter de rug van de onderzoeker zijn

\
Tijdens de exploratie dient men de volgende regels in acht te nemen:

* De gehele arm moet goed worden ingesmeerd met een glijmiddel
* De feces behoeven niet uit het rectum te worden verwijderd vanwege het risico tot lucht aanzuigen
* De vingertoppen worden vooral bij het verplaatsen in de darm tegen elkaar gehouden. Met deze toegespitste hand maak je borende bewegingen

\
Let tijdens het onderzoek op de volgende dingen:

* *De spanning van de sfincter ani*
* *Genitaal apparaat:* vagina, cervix, uterus. Verklevingen, vergroeiingen
* *Linker nier:* goed te voelen. Ver naar voren, hangend aan een lang scheil, vaak door de pens naar de rechterbuikhelft verplaatst. Heeft een ‘slag’ die goed te voelen is. Beoordeling op grootte en consistentie
* *Rechter nier:* alleen bereikbaar als je de S-vormige bocht in de darm passeert (ansa distalis coli). Ligt tegen de lendenwervels aan en hangt niet aan een scheil
* *Ureteren:* linker ureter loopt schuin dorsaal over de nier van rechtsvoor naar linksachter en is normaal zo dik als een breinaald. De rechter ureter is alleen te voelen als deze verdikt is en loopt over de rechter dwarsuitsteeksels van de lendenwervels
* *Pens*: beoordeeld op grootte en consistentie van de inhoud
* *Lebmaag:* normaal niet voelbaar, wel bij LDR
* *Lever:* uitzonderlijk voelbaar bij vergroting/verplaatsing
* *Darmen:* in de rechterbuikhelft en niet van elkaar te onderscheiden (alleen bij liggingsveranderingen/dilataties)
* *Rechterbuikwand:* beoordeel het peritoneum op de aanwezigheid van peritonitis, tumoren of tuberculeuze knobbeltjes
* *Aorta:* te voelen links van de wervelkolom en splitst zich vlak voor de bekkeningang
* *Bekkenbeenderen:* aftasting met aandacht voor het iliosacrale gewricht
* *Lnn. iliofemoralis:* voor in de bekkenholte tegen het os ilium aan te voelen
* *Urineblaas:* bij mannelijke dieren goed te voelen
66
New cards
C veneus systeem herkauwer
**Veneuze tensie**

* V. jugularis
* Kruin van het hoofd ter hoogte van de schoft
* Inspectie + palpatie
* Uitzetting → voor + na blokkeren van bloedstroom
* V. mammaria
* Inspectie + palpatie
* Hypertensie als de ader langs de abdominale muur kan bewegen zonder instorting

\n

**Venepols**

* Gezond: zichtbaar t/m halverwege de hals
* Verder oplopen = pathologisch (hypertensie)
* Pulsaties te zien in v. mammaria → pathologisch

\n

**Oedeem**

* Voorkeursgebieden
* Tussen kaaktakken, kossem en uier
* Putje drukken → blijft staan
67
New cards
C hart herkauwer
**Palpatie**

* Ictus cordis → 4e of 5e intercostaalruimte links
* Tijdens eerste harttoon

\
**Auscultatie**

Ga naast het dier staan en tik tegen de klauw aan zodat het dier haar voorpoot naar voren zet

\
* Luisteren: Horizontale lijn in het midden tussen de schouder en olecranon
* Puntum maximum van linker mitralis klep → caudaal van de achtergrens van de m. triceps brachii
* Puntum maximum van pulmonale klep → craniale punt van lijn als linker voorpoot gestrekt is
* Puntum maximum van aorta klep → midden van de 2 andere punten
* Punctum maximum tricuspidalisklep → rechterzijde van de koe, iets voor het klepgebied van de aorta
* Beoordeel
* Regelmatigheid
* Volume/intensiteit
* Pathologische geluiden/geruis
* Tijdstip en tijdsduur
* Intensiteit
* Punctum maximum → welke klep?
**Palpatie**

* Ictus cordis → 4e of 5e intercostaalruimte links
  * Tijdens eerste harttoon

\
**Auscultatie**

Ga naast het dier staan en tik tegen de klauw aan zodat het dier haar voorpoot naar voren zet

\
* Luisteren: Horizontale lijn in het midden tussen de schouder en olecranon
  * Puntum maximum van linker mitralis klep → caudaal van de achtergrens van de m. triceps brachii
  * Puntum maximum van pulmonale klep → craniale punt van lijn als linker voorpoot gestrekt is
  * Puntum maximum van aorta klep → midden van de 2 andere punten
  * Punctum maximum tricuspidalisklep → rechterzijde van de koe, iets voor het klepgebied van de aorta
* Beoordeel
  * Regelmatigheid
  * Volume/intensiteit
  * Pathologische geluiden/geruis
    * Tijdstip en tijdsduur
    * Intensiteit
    * Punctum maximum → welke klep?
68
New cards
R adembewegingen en bijgeluiden herkauwer
**Adembewegingen**

* Beoordeel dezelfde dingen als bij OA (frequentie, diepte, type, ritme)
* Accessoire adembewegingen bij dyspneu: neusvleugelen, anusbewegingen, labiaal ademen

\
Soorten dyspneu

* Inspiratoir: wijde neusgaten, gestrekte hals- en kophouding, krachtige ribwandbewegingen met slappe buik
* Tracheastenose, CO-intoxicatie
* Expiratoir: abdominaal ademtype, verlengde expiratie, soms anusbewegingen. 
* Longemfyseem. 
* Gemengd: meest voorkomend. 
* Pneumonie, bronchitis, hydrothorax. 

\
**Bijgeluiden**

Fysiologisch: snuiven

Pathologisch: hoesten en stridor

\
Hoesten

* Frequentie
* Duur
* Momenten waarop
* Omstandigheden waaronder
* Aard
* Pijnlijk: kort en onderdrukt
* Krachtloos/zwak: bij verzwakte dieren
* Vochtig: vochtig sputum aanwezig

\
Stridorgeluiden

* Karakter
* In- of expiratie
* Omstandigheden waaronder
* Volume (hoe hard?)

\
Bij de aanwezigheid van stridorgeluiden

* Afwisselend rechter- en linkerneusgat afsluiten
* Verschil: stridor nasalis → in welk neusgat?
* Geen verschil: diepere aandoening (stridor pharyngealis, stridor laryngealis, stridor trachealis)
* ‘Rauw’ geluid: larynx
* Snurken: farynx
69
New cards
R neus en sinussen herkauwer
**Luchtstroom**

* Beoordeel
* Geur
* Snelheid/sterkte
* Vergelijk beide neusgaten
* Gebruik de dorsale zijde van de handen
* Meest gevoelig

\
**Neusuitvloeiing**

Beoordeel neusuitvloeiing

* Hoeveelheid
* Karakter
* Sereus, muceus, mucopurulent, purulent, ichoreus, hemorragisch, bloed, voedsel
* Kleur
* Unilateraal of bilateraal
* Omstandigheden waaronder

\
Normaal: beetje sereuze uitvloeiing

\
**Neusvlak**

Inspectie

* Bevuiling
* Korsten
* Normaal: koe houdt de neusspiegel met de tong schoon

\
**Neusgangen**

Uitwendige inspectie

* Deformiteiten van het rostrale deel

\
**Sinussen**

Sinus frontalis en sinus maxillaris

* Inspecteren
* Deformiteiten
* Palpatie
* Temperatuurverschil
* Pijn
* Crepitatie (geknetter/geknars)
* Benige afwijkingen
* Percussie
* Vergelijking van geluiden tussen rechter en linker sinussen
70
New cards
R thorax herkauwer
**Inspectie**

* Vorm
* Dikte van de wand
* Deformiteiten

\
**Palpatie**

Palpatie van de zichtbare deformiteiten

\
**Auscultatie** 

Auscultatie in rust en tijdens geforceerde ademhaling

* Dorsaal + ventraal direct caudaal van de voorpoten luisteren → 6 plekken
* Auscultatie tijdens geforceerde ademhaling → neus blokkeren met hand
* Ausculteer ook de trachea ter vergelijking
* Gezond
* Inademing + eerste deel van uitademing zijn te horen
* Geluiden
* Normale ademgeluiden
* Verzwakte ademgeluiden
* Versterkte ademgeluiden
* Bronchiale ademgeluiden: als inspiratie en expiratie geluiden gelijk in volume en toonhoogte zijn + toonhoogte is vergelijkbaar met de toonhoogte van de trachea
* Aanvullende ademgeluiden

\
**Longpercussie**

* Aan de rechterkant
* Geen complicaties door de pens
* Ontdekken wat de grenzen van het longpercussie oppervlakte zijn
* Percussie volgens de afbeelding
* Normale longgrenzen
* Craniaal: m. triceps brachii
* Dorsaal: rugstrekkers
* Caudaal: 10e intercostaalruimte
* Ventraal: schuine lijn van dwarsuitsteeksel tweede lendenwervel naar olecranon
* Beoordeel:
* Veranderingen in de grootte van het longpercussieveld
* Verkleining: verhoogde druk in het abdomen (bv. drachtigheid), hydrothorax
* Vergroting: longemfyseen, pneumothorax
* Karakter van de percussietoon
* Dempingsgebieden binnen het longveld: abcessen, tumoren, hernia diaphragmatica, etc.
* Pijnlijkheid van de percussie
* Afweerreacties, hoesten
* Craniale deel van de thorax → bedekt door voorpoten → niet toegankelijk voor percussie
**Inspectie**

* Vorm
* Dikte van de wand
* Deformiteiten

\
**Palpatie**

Palpatie van de zichtbare deformiteiten

\
**Auscultatie** 

Auscultatie in rust en tijdens geforceerde ademhaling

* Dorsaal + ventraal direct caudaal van de voorpoten luisteren → 6 plekken
* Auscultatie tijdens geforceerde ademhaling → neus blokkeren met hand
* Ausculteer ook de trachea ter vergelijking
* Gezond
  * Inademing + eerste deel van uitademing zijn te horen
* Geluiden
  * Normale ademgeluiden
  * Verzwakte ademgeluiden
  * Versterkte ademgeluiden
  * Bronchiale ademgeluiden: als inspiratie en expiratie geluiden gelijk in volume en toonhoogte zijn + toonhoogte is vergelijkbaar met de toonhoogte van de trachea
  * Aanvullende ademgeluiden

\
**Longpercussie**

* Aan de rechterkant
  * Geen complicaties door de pens
* Ontdekken wat de grenzen van het longpercussie oppervlakte zijn
  * Percussie volgens de afbeelding
  * Normale longgrenzen
    * Craniaal: m. triceps brachii
    * Dorsaal: rugstrekkers
    * Caudaal: 10e intercostaalruimte
    * Ventraal: schuine lijn van dwarsuitsteeksel tweede lendenwervel naar olecranon
* Beoordeel:
  * Veranderingen in de grootte van het longpercussieveld
    * Verkleining: verhoogde druk in het abdomen (bv. drachtigheid), hydrothorax
    * Vergroting: longemfyseen, pneumothorax
  * Karakter van de percussietoon
    * Dempingsgebieden binnen het longveld: abcessen, tumoren, hernia diaphragmatica, etc.
  * Pijnlijkheid van de percussie
    * Afweerreacties, hoesten
* Craniale deel van de thorax → bedekt door voorpoten → niet toegankelijk voor percussie
71
New cards
R larynx en trachea herkauwer
Bij runderen palpeer je eerst de larynx, daarna de trachea (bij paard andersom)

* Palpatie van larynx 
* Drukgevoeligheid
* Met vingers aan weerszijden van de larynx druk uitoefenen
* Palpatie van trachea
* Oppervlakkig: deformiteiten, (vorm)
* Diep: drukpijnlijkheid
72
New cards
N schedel en wervelkolom herkauwer
**Inspectie en palpatie**

Inspecteer de schedel en wervelkolom en beoordeel de volgende punten:

* Vorm
* Positie
* Symmetrie
* Laesies

\
Palpeer het gehele hoofd en de wervelkolom eerst oppervlakkig en daarna diep. Beoordeel de volgende punten:

* Deformiteiten
* Pijnreacties
* Crepitatie (botknarsen)
* Spierspasmen

\
**Percussie**

Voor de dieper gelegen delen van de wervelkolom is percussie nodig om evt. pijnreacties op te wekken. Doe dit met de vingers (hoofd), vuist (halswervels) of een percussiehamer (rugwervels en kruis)

* Doe dit altijd bimanueel → 1 hand percuteert, 1 hand palpeert de spieren

\
**Passieve bewegingen**

Atlanto-occipitale gewricht en halswervels

* Hoofd in alle richtingen buigen
73
New cards
N houdingsreacties herkauwer
**Stellreflexen (kalf)**

Optische stellreflex


1. Draai het hoofd op dezelfde manier als bij de beoordeling van de sclera
2. De ogen worden zo veel mogelijk in dezelfde stand gehouden

\
Labyrintaire/proprioceptieve stellreflex


1. Duw de hals en het hoofd *snel* omhoog, omlaag of opzij
* Kan evt. geblinddoekt
2. Het dier zal deze bewegingen zonder problemen direct corrigeren

\
**Correctiereflexen (kalf)**

Dubbeltreden


1. Pak 1 poot op en zet deze met de voorzijde van de toon op de grond
2. Het dier zal de poot goed neerzetten ipv belasten

\
Kruisreactie


1. Pak 1 poot op de kruis deze voor de andere poot langs
2. Het dier zal de poot weer op de goede plek neerzetten ipv belasten

\
Huppelreactie kalf


1. Pak 1 poot vast en duw met de romp (of bovenarm en schouder bij een kalf) tegen het dier aan
2. Het dier wordt gedwongen met de belaste poot een kleine sprong te maken

\
Huppelreactie koe


1. Deze reactie wordt opgewekt tijdens het lopen door het dier ter hoogte van de schoft of heup opzij te duwen
2. Het dier zal dit corrigeren

\
Optische plaatsingsreactie


1. Leidt het dier over een obstakel
2. Het dier zal proberen erop/eroverheen te stappen

\
Tactiele plaatsingsreactie


1. Blinddoek het dier en leidt het over een obstakel
2. Het dier zal na het aantikken van het obstakel proberen erop/eroverheen te stappen

\
Oprichtreactie kalf/koe


1. Kijk hoe het dier uit zichzelf opstaat of zorg er zelf voor dat het dier op gaat staan door tegen de achterzijde te duwen
* Eerst de achterpoten strekken, daarna op de voorpoten staan
74
New cards
N cerebrale reflexen herkauwer
**Dreigreflex**

Ter controle van de visus (n. opticus)


1. Beweeg een vinger snel en loodrecht richting de cornea


1. Pas op: er mag geen luchtstroming worden veroorzaakt
2. Het dier zal als reactie een afweerbeweging met hoofd en hals maken en het oog dichtknijpen

\
**Pupilreflex**

Ter controle van de visus (n. opticus)


1. Sluit de ogen enige tijd of houdt het dier in een donkere omgeving
2. Schijn met een sterke lichtbron in het oog van het dier (nadat de ogen weer geopend zijn)
3. De pupil zal contraheren
4. Test ook de aanwezigheid van de consensuele pupilreflex door ook in het andere oog te kijken, deze pupil zal ook moeten contraheren

\
**Palatum-durumreflex**

N. trigeminus


1. Duw met beide duimen stevig tegen het palatum durum
2. Het dier zal de mond openen

\
**Ooglidreflex**

N. trigeminus


1. Raak voorzichtig de mediale ooghoek aan, zonder dat het dier het aan ziet komen (over de neusrug)
2. Het dier zal beide ogen direct dichtknijpen

\
**Corneareflex**

Deze reflex wordt alleen uitgevoerd als het dier in een coma of geëuthanaseerd is

N. trigeminus


1. Tik met je vinger op de cornea
2. De oogbol wordt actief teruggetrokken en de oogleden sluiten

\
**Zuig- en kauwreflex (kalf)**

N. trigeminus


1. Stop voorzichtig 1+ (schone) vingers in de mond van het dier
2. Het dier zal zuigen

\
**Slikreflex**

N. vagus


1. Oraal exploreren of een sonde gebruiken → ver in de mond gaan
2. Het dier zal slikken 

\
**Hoestreflex**

N. vagus


1. Oefen druk op de larynx of trachea uit
2. Het dier zal hoesten
75
New cards
N spinale reflexen herkauwer
**Schoftreflex**

Dit reflex wordt ook uitgevoerd in het onderzoek naar de netmaag


1. Knijp in de schoft
2. De rug van en de schoft buigen door

\
**Huidrimpelreflex (panniculusreflex)**


1. Raak de huid ter hoogte van de thoracale wervels aan
2. De huid zal rimpelen

\
**Staartreflex**

Dit reflex wordt ook getest tijdens het algemene onderzoek (temperatuur)


1. Raak de onderzijde van de staart of het perineum aan
2. Het dier zal de staart tegen het perineum trekken

\
**Anusreflex**

Dit reflex wordt ook getest tijdens het algemene onderzoek (temperatuur)


1. Raak met een thermometer de anus aan
2. Contractie van de sfincter ani

\
**Scrotumreflex**

Voer dit onderzoek uit in een warme omgeving. In een koude omgeving is de scrotumhuid al gerimpeld


1. Raak de scrotumhuid aan
2. De scrotumhuid rimpelt

\
**Kniepeesreflex (patellareflex)**

Voor dit reflex moet het dier in zijligging liggen. Dit is bij volwassen koeien dus niet uitvoerbaar.


1. Percuteer de kniepees eenmalig bij een volledig ontspannen been met een licht gebogen knie
2. Het dier zal de knie direct strekken

\
**Radialisreflex**

Voor dit reflex moet het dier in zijligging liggen. Dit is bij volwassen koeien dus niet uitvoerbaar


1. Percuteer de m. extensor carpi radialis bij een volledig ontspannen voorbeen
2. Het dier zal het been direct strekken

\
**Buigreflex**

Voor dit reflex moet het dier in zijligging liggen. Dit is bij volwassen koeien dus niet uitvoerbaar


1. Knijp in de tussenklauwhuid van een been
2. Het dier zal het been direct buigen/terugtrekken

\
Er is evt. een gekruiste strekreflex aanwezig, waarin het dier het been aan de andere kant strekt. Dit kan komen door spinale dysfunctie is is dus belangrijk om op te letten

\
Ook kan er een massale respons plaatsvinden, waarbij het been lange tijd gebogen blijft of alle extremiteiten contraheren. Ook dit is een teken van spinale dysfunctie

\
Verder kan er een post reflectoire clonus optreden, waarbij de buiging herhaalde malen optreedt. Dit is ook een teken van spinale dysfunctie
76
New cards
Uieronderzoek herkauwer
**Klierweefsel**

Inspectie → houdt rekening met het stadium van de lactatie

* Grootte
* Ontwikkeling van de kwartieren
* Symmetrie van de linker- en rechter uierhelft
* Vorm
* Normaal: vierkant (alle kwartieren zijn even groot), maar meestal zijn de achtersten groter dan de voorsten
* Kleurveranderingen
* Deformiteiten, laesies en oedeem

\
Palpatie → vergelijking van links en rechts

* Leg eerst de hand voorzichtig op het kruis van de koe, palpeer daarna voorzichtig de uier
* Onderzoek de uierlymfeknoop (onderdeel van AO)
* Oppervlakkige palpatie
* Temperatuur
* Pijnlijkheid
* Oedeem
* Deformiteiten
* Diepe palpatie → eerst de uier leegmelken
* Normaal: fijnkorrelig en soepel
* Let op verdikkingen en verhardingen

\
**Spenen**

Inspectie → onderlinge vergelijking

* Vorm
* lengte
* Stand
* Tepelhuid
* Laesies
* Deformiteiten
* Korstvorming
* Kleur (niet-gepigmenteerde spenen)
* Speenpunt + slotgat
* Normaal slotgat: mooi glad en ringvormig, maar kunnen ook rafelig of zelfs bloemkoolachtig zijn

\
Palpatie

* Temperatuur
* Zwellingen
* Verhardingen
* Pijnlijkheid
* Normaal: soepel, tepelkanaal mag niet als aparte streng te voelen zijn
77
New cards
Prodromi herkauwer
* Slijm uit de vulva
* Zwelling van de vulva
* Opuieren
* Melk laten schieten
* Oedeem in buik en uier
* Buikomvang
* Naar buik kijken of likken aan buik
* Loeien
* Onrustig (steeds gaan staan en liggen)
* Frequent plassen
* Verslapte banden
* Temperatuurdaling
78
New cards
Maatnemen herkauwer
**Referentiepunten**

* Maternale zijde
* Bekkeningang → Ilium
* Kalf
* Boeg → tuberculum major van de humerus

**Melkvee**

*Maatnemen Kopligging*

* Is met matige trekkracht een ingetreden kopligging mogelijk?
* Kop + 2 gestrekte voorpoten zijn de bekkeningang gepasseerd
* Intreden → gestuurd door hand achter de kop van het kalf te plaatsen
* Met matige trekkracht het kalf zo ver mogelijk in de bekkenholte getrokken
* Beide voorbeentjes op gelijke lengte liggen
* Hand tussen beentje en kop langs de bekkeningang naar boeg
* Afstand tussen bekkeningang en boeg meten
* Staande dier:
79
New cards
Foetotoom herkauwer
#### Foetotoom klaarmaken


1. Breng de draadzaag mbv de doorvoernaald door de kanalen van de foetotoom aan
2. Aan de einden van de draadzaag wordt een handvat bevestigd
* Pas op dat er geen kinken in de draad ontstaan

\
Als met de lus wordt aangelegd, moet bij het aanleggen de lus over de hand lopen, waarbij de hand tussen de knop en het af te zagen deel ligt.

\
Bij een partiële foetotomie wordt eerst de draad maar door 1 kanaal aangebracht. Aan het andere einde wordt de ring van Marlot aangebracht.

\
**Partiële foetotomie**

* Carpaalligging: ring van Marlot achter carpus langs tussen onder- en bovenbeen
* Schouderligging: lus om de kop heen (hoofd afzagen) → ring van Marlot in oksel van afwijkende been
* Teruggeslagen kop: ring van Marlot achter halsomslag (hoofd verwijderen)
* Tarsaalligging: ring van Marlot om been in lies leggen
* Heupligging: ring van Marlot om been in lies leggen
80
New cards
Repositie herkauwer
**Carpaalligging**


1. Voorbeen naar voren halen om een normale ligging te creëren

\
**Schouderligging**


1. Creëer eerst een carpaal ligging door het dier iets terug te duwen en het been naar voren te trekken

\
**Teruggeslagen kop**


1. Pak de snuit/mondhoek en breng deze onderlangs naar voren
* Als de snuit/mondhoek niet bereikbaar is kan een touw om de hals aangebracht worden. Duw het kalf vervolgens iets terug, terwijl je spanning op het touw houdt. De snuit/mondhoek wordt nu wel bereikbaar, doordat de snuit relatief aan het lichaam naar voren gebracht wordt.
* Het touw kan ook om de onderkaak aangebracht worden. Weer moet het kalf iets teruggeduwd worden, terwijl er spanning op het touw staat. Het hoofd zal hierdoor strekken. Met de hand kan er ook nog druk uitgeoefend worden net achter de oren om het hoofd te begeleiden.

\
**Tarsaalligging**


1. De hak moet eerst zo ver mogelijk dorsaal langs de staart teruggeduwd worden.
2. De repositie wordt verder met 2 mensen uitgevoerd, die met de ruggen tegel elkaar aan staan.
3. Duw de hak nu naar craniaal, en breng de gebogen ondervoet langs de ventrale uteruswand naar caudaal
* Er kan een touwtje aangelegd worden in de kootholte, met een lus naar dorsaal. Het touw gaat door de tussenklauwspleet, waardoor de ondervoet buigt als eraan getrokken wordt. De hak wordt tegelijkertijd naar craniaal geduwd, met lichte tractie op het touwtje

\
**Heupligging**


1. Creëer allereerst een tarsaal ligging door het bovenbeen naar voren te trekken
* Een touwtje kan aangelegd worden om het bovenbeen heen, Wanneer de vrucht teruggeduwd wordt, en het touwtje op spanning gehouden wordt, ontstaat er een tarsaal ligging
81
New cards
Dystocia anamnese herkauwer
* Gezondheidstoestand rund; zijn er algemene klachten
* Aard van de klacht
* Leeftijd van de koe
* Pariteit
* Verloop vorige partus
* Welk type stier
* Dekdatum/draagtijd; dagen dracht en niet maanden
* Partus verloop tot nu toe
* Wat heeft de veehouder al zelf gedaan
* Eerdere behandeling en medicijnen
82
New cards
Fixatietechnieken pluimvee
**Vleugelgreep**


1. Doe je wijsvinger tussen de vleugels
2. Omvat met je middelvinger 1 vleugel
3. Omvat met je duim de andere vleugel
4. Pak de kip op, met de rug van je hand naar de kop van de kip gericht

\
**Rugligging**


1. Pak de kip vast met een vleugelgreep
2. Draai de kip rustig zodat hij met zijn rug op je arm ligt

\
**Bosje kip**


1. Pak de kip vast met een vleugelgreep
2. Omvat met je vrije hand de poten van voren
3. Druk de kip tegen je aan en laat de andere hand los
4. Leg met je nieuwe vrije hand de vleugels tussen wijsvinger en middelvinger van de andere hand, zodat de veren achter de poten kruisen

\
**Kip presenteren**


1. Pak de kip vast met een vleugelgreep
2. Omvat met je vrije hand de poten van achteren, met je duim als grendel over de voetjes
3. Ontspan je andere hand en leg deze vlak onder de kip (die nu op zijn rug ligt)
4. Doe de duim van je ontspannen hand in het groefje tussen hals en sleutelbeen
5. Omvat met je wijs- en middelvinger de overliggende vleugel

\n

**Kip op de arm**


1. Pak de kip met een vleugelgreep
2. Plaats je vrije hand onder de kip en klem de poten (boven de hak) in tussen duim/wijsvinger en ringvinger/pink
3. De kip rust nu op je hand
4. Houd de kip met de kop onder of naast de arm vast
83
New cards
Slijmvliezen pluimvee
Beoordeel de slijmvliezen op

* Kleur
* Vochtigheid
* Bloedingen, epitheeldefecten
* Oedeem, exsudaat

\
Beoordeel het oog → trek het onderooglid naar beneden

* Cornea
* Glad, glanzend, doorschijnend, vochtig, reflecterend, sferisch (GGDVRS)
* Onderste conjunctivaalzak
* Aanwezigheid van de rode stip → reactief lymfoïd weefsel

\
Beoordeel de bek → omvat de kop met ringvinger en pink, trek vervolgens de ondersnavel open met je duim

* Larynx → assistentie heeft de kip vast in vleugelgreep + de poten gefixeerd
* Presenteer de bek


1. Omvat met middelvinger en duim de ondersnavel
2. Trek met je wijsvinger de bovensnavel naar boven
3. Omvat de trachea onder de voelbare larynx met de middelvinger en duim van de andere hand. Druk de larynx vervolgens omhoog
4. Druk met je vrije wijsvinger de tong omlaag
* Oesofagus
* Tong
* Choanespleet
* Snavellijsten

\
Beoordeel de cloaca → rugligging


1. Plaats je middelvinger, ringvinger en pink op de buik van de kip
2. Maak de cloace met wijsvinger en duim vrij van veren
84
New cards
Voeding- en hydratatiestoestand pluimvee
Let op het gewicht, gedrag en de spierspanning wanneer je de kip uit de doos pakt.

\
**Korte termijn: krop**

Pak de krop vast tussen wijsvinger, middelvinger en duim en beoordeel het op:

* Consistentie van de inhoud
* Hoeveelheid inhoud
* Dikte van de wand
* Tonus van de wand

\
**Lange termijn: bespiering van de borst + vet in het abdomen**

Beoordeel de bespiering van de borst dmv palpatie van de pectorale formatie. De carina kan als referentie gebruikt worden: deze mag niet onbedekt uitsteken. Beoordeel vervolgens:

* Beweeglijkheid van de huid (hydratatietoestand)
* Deformiteiten in het sternum
* Mineralisatiegraad van het skelet

\
Beoordeel het vet in het abdomen door het abdomen met duim, wijsvinger en middelvinger te omvatten in het hypogastrium. Tast het abdomen hoog af richting dorsaal. 

\
**Hydratatietoestand: subcutis van de huid van het loopbeen**

Beoordeel de hydratatietoestand door te kijken naar het groefje dat tussen de pezenbundel aan de caudale zijde van het loopbeen en het loopbeen zelf inligt. Wanneer dit niet duidelijk aanwezig is, is de kip goed gehydrateerd. Wanneer het wel duidelijk aanwezig is, is er sprake van dehydratie. De schubben staan dan meer op en de huid heeft een grauwere kleur
85
New cards
Productieve staat pluimvee
**Kam**

De kam neemt in omvang toe onder invloed van steroïde geslachtshormonen. 

* Grote kam → in productie
* Kleine kam → niet in productie

\
**Ooglidrand**

De ooglidrand kleurt geel door de aanwezigheid van carotenen. Caroteen wordt verder gebruikt voor de dooiers van de eieren.

* Bleek → in productie
* Geel → niet in productie

\
**Legbeentjes**

Door diepe palpaties kunnen de legbeentjes onderzocht worden. De hand wordt over de hen geplaatst, en de vingers tussen de legbeentjes. Er wordt gelet op:

* Breedte tussen de legbeentjes
* 3 vingers → in productie
* 1 vinger → niet in productie
* Consistentie
* Beweeglijk → in productie
* Stug → niet in productie
* Vorm van de punt
* Afgerond en soepel → in productie
* Hard en puntig → niet in productie

\
**Cloaca**

Door naar het aspect van de cloaca te kijken, kan de productieve staat van de hen bepaald worden. Er wordt gelet op:

* Breedte
* Breed → in productie
* Klein → niet in productie
* Overgang huid-slijmvlies
* Krijtwit → in productie
* Geelachtig → niet in productie
* Slijmvlies
* Nat, bleek en oedemateus → in productie
* Vochtig (niet nat), roder → niet in productie
86
New cards
Mineralisatiestaat pluimvee
**Bovensnavel**

De consistentie van de bovensnavel wordt onderzocht mbv diepe palpatie.

\
**Borstbeen**

Het borstbeen wordt gepalpeerd, met aandacht voor de caudale punt. Het wordt beoordeeld op:

* Deformiteiten
* Calf lijntjes (pseudofracturen)
* Consistentie → het borstbeen wordt voorzichtig met de wijsvinger om de duim een gebogen (en vice versa)

Dit onderzoek wordt alleen gedaan bij kippen die ouder zijn dan 35 weken. Bij jongere kippen is het borstbeen nog “zacht”.

\
**Thorax**

Bij osteoporose komt collaps van de thorax voor. Daarom wordt de laterale thoraxwand tweezijdig gepalpeerd, lettend op vormafwijkingen.
87
New cards
Respiratieonderzoek pluimvee
Opnemen van de kip. Vorm een beeld van:

* Gewicht
* Spierspanning
* Gedrag

\
Inspectie van de kop. Let op:

* Vorm
* Belijning
* Symmetrie

\
Bekijk de bevedering van de omgeving van ogen, ooropeningen en neusopeningen. Let op:

* Bevuiling

\
Slijmvliesonderzoek van het oog (beiderzijds)

\
Als je wil weten of er veel slijm in de sinus infraorbitalis of neusholte bevindt. Dit onderzoek wordt niet uitgevoerd doordat het een mogelijk beschadigende handeling is. Als je het wel zou doen, doe je dit:


1. Druk met je duim krachtig op de sinus infraorbitalis
2. Strijk al drukkend in de richting van de neusopening om evt. slijm naar buiten te drukken

\
Slijmvliesonderzoek van de bek

\
Onderzoek of de meatus van de sinus infraorbitalis naar de choanespleet toe passabel verlucht is (beiderzijds):


1. Sluit beide neusgaten en druk de snavel dicht
2. Je ziet de laterale sinuswand bewegen als gevolg van ademhalingbeweging.

* Doe dit maximaal een paar seconden, het is belastend voor de kip

\
Onderzoek de trachea dmv oppervlakkige palpatie

* Doe dit voorzichtig, om geen fracturen te veroorzaken
* Wek geen hoestprikkel op


1. Begin bij de larynx
2. Haal de trachea naar voren op de hals
3. Werk hem voorzichtig af tot aan de borstingang
* Bij de borstingang kunnen soms fracturen en callus ontstaan

\
Onderzoek van het sternum

* Oppervlakkige palpatie
* Speciale aandacht voor de sternumpunt
* Let op de continuïteit van de belijning
* Diepe palpatie
* Consistentie van het sternum
* Probeer de punt van het sternum voorzichtig om de top van de duim heen te buigen

\
Onderzoek de laterale zijde van de thoraxwand op deformiteiten dmv een oppervlakkige palpatie

\
Grondige inspectie van de rug, evt. gevolgd door palpatie als de vogel gepakt is door een hond

\
Diepe palpatie van het abdomen

* Vaststellen van een evt. peritonitis
* Zoals beschreven bij de voedingstoestand

\
Auscultatie van de thorax

* Beoordeel de ademhalingsgeruisen
* Obstructies en afwijkingen
* Directe auscultatie


1. Fixeer de kip bij de kopen, zoals een bosje kip
2. Spreid de schouders door de vleugels af te strijken tegen het lichaam
3. Houdt de kip met de rug strak tegen het oor
4. Je hoort nu het hart, en zacht er tussendoor de ademhalingsgeluiden
5. Met de fixerende hand kan je de bewegingen van het sternum volgen, om in- en expiratie te onderscheiden

\
Inspectie van de larynx en proximale trachea zoals bij slijmvliesonderzoek

* Op deze manier is het mogelijk zonder assistent


1. Bosje kip
2. Fixeer met je vrije hand de kop
3. Open de snavel
4. Breng de larynx in beeld
88
New cards
Mestonderzoek pluimvee

1. Benoem eerst de hoofddarmmest en/of blindedarmmest
2. Beoordeel de vorm van de hoofddarmmest
* Een balvorm met eventueel aan de “craniale zijde” een worstvormig deel is de referent
* Afwijkingen worden benoemd 
* Bij dieren tot ca. 7 dagen leeftijd is de referent een sigaarvorm met caudaal een witgekleurd uiteinde
3. Beoordeel het aspect van de urinezuur/uraatfractie
* Een stevig wit kapje aan de “caudale zijde” van de faecesmassa is de referent
* Afwijkingen worden benoemd (zie toevoeging zeer jong dier bij vorm) waarbij de kleur van de referent krijtwit is
* De kleur kan bij sommige aandoeningen zijn veranderd
* Zwavelgele verkleuring van de “mest” die bij de kalkoen met ernstige leverbeschadiging door histomoniase wordt beschreven
4. Neem de hoofddarmmest op met de vingers en leg deze op de palm van de andere hand en beoordeel de consistentie en de plakkerigheid 
* Zijn de vingers van de hand schoon gebleven?
5. Beoordeel de aanwezigheid van afwijkende bijmengingen en kleur en benoem deze 
* Bloed 
* Oranje slijmdraden
* Veel slijm (slijmerig/geleiachtig aspect)
* Spinaziegroene kleur
* Wormen/proglottiden
* Veel zand of steentjes of andere “C.A.”
6. Beoordeel de aanwezigheid van onverteerde delen en benoem deze. Breek de mest op de andere hand open (verspreid deze)
* Kafjes en onverteerde zetmeelhoudende delen van mais of tarwe of andere delen
7. Beoordeel de vochtigheid van de mest door deze te pletten met de duim van de andere hand en te letten op vrijkomend vocht
* De referent is op ervaring gebaseerd
8. Sla de mest van de hand af met een korte zwaai en beoordeel het loslaten van de mest 
* Vettige mest plakt meer
9. Beoordeel de vorm van de blindedarmmest (deze wordt niet opgenomen)
10. Beoordeel de consistentie van de blindedarmmest met aandacht voor het uitlopen op het oppervlak
11. Beoordeel de aanwezigheid van afwijkende bijmengingen en kleur en benoem deze
* Bleke (tot gele) kleur
* Bijmenging van bloed
* Aanwezigheid van stolsels of scibulae
* Te nat aspect
* Gasrijk tot zelfs schuimig aspect
* Aanwezigheid van wormen
12. optioneel kan van de beide soorten mest de geur worden bepaald
* Hier bestaan geen referenten voor

\
De onderzoeker neemt hygiënische maatregelen in acht 

De onderzoeker geeft op basis van de waarnemingen aan of het aspect van de mest overeenkomt met de referent voor niet-afwijkende mest dan wel afwijkt van de referent c.q. benoemt de gevonden afwijkingen
89
New cards
Onderzoek van het uitwendige ei pluimvee
De uitwendige kwaliteit van het ei wordt beoordeeld aan:

* Grootte (gewicht): inspectie
* Referentie: normtabel van het merk
* Leeftijdsafhankelijk
* Vorm
* Ovaal, bij benadering een ellips
* Spitse pool is iets spitser dan de stompe pool (hier bevindt de luchtkamer zich)
* Broedeieren → breedte : lengte verhouding
* Diameter : lengte x 100 = 72 - 75,9
* Continu verloop
* Geen misvormingen
* Zwambandachtige meridiaansgewijs verlopende verdikking
* Zijdelingse afplatting
* “Gekreukelde” vorm
* Uitstulpingen
* Rozetje aan de spitse pool
* Defect in de schaal: transparantie, spitsere vorm, gebrekkige mineralisatie, ruw aspect van de spitse pool (“glaspunteieren”)
* Fijnkorrelig aspect van de spitse pool (“zandkop”)
* Grotere uitstekende concrementjes op de schaal (“kalkpikkels”)
* Verminderde/afwezige mineralisatie (windei)
* Kleur
* Rasafhankelijk
* Wit 
* Bruin getint (porfyrine in schaal)
* Licht turquoise (galpigmenten)
* Afwijkingen
* Te licht
* Geheel ontkleurd
* Glans
* Referentie: stevig
* Ca-carbonaat kristallen liggen strak opeengepakt
* Afwijkingen → dof aspect, dunschalig
* Afwijkende plaatsing van de oorsprong van waaruit de kristallen groeien
* Afwijkingen in de afzetting van kalk
* Beschadigingen
* Referentie: intact
* Afwijkingen: perforatie van schaalvliezen
* Voor het koelen: naar binnen verplaatsen van delen van de schaal
* Als de schaal dun is 
* Als het ei in het lichaam van de kip gebarsten is en weer gerepareerd is (“body check”)
* Gaatje in het ei “pinhole”
* Schouwlamp → fijne haarscheurtjes uitstralend van de beschadiging
* Na het afkoelen: buts in het oppervlak
* Besmeuringen
* Afkomstig van het dier
* Slijm, urinezuur, cloacale faeces, bloed
* Gevolg van abnormaal leggedrag → buiten legnesten
* Grondeieren, buitennesteieren
90
New cards
Anamnese varken
Anamnese van de koppel

* De klacht
* Type, verloop, verspreiding over de koppel, leeftijden, etc.
* Functioneren het dier
* Eten, drinken, defeceren, urineren, gedrag, etc.
* Functioneren van de koppel
* Heterogeniteit van de klacht, etc.
* Huisvesting en doel van de dieren
* Samenstelling van nesten, voer, hygiëne, voersysteem, spenen, etc.
91
New cards
Algemene indruk varken
* Gedrag en bewustzijnsniveau
* Gedrag van het dier + reactie op de omgeving
* Houding en gang
* Een varken staat op 4 poten met een rechte rug
* Een zeug zal snel opstaan wanneer je haar verstoort
* Voedingstoestand
* Body condition score (uit 5)


1. Extreem mager/cachectisch
2. Mager
3. Goed
4. Vet
5. Moddervet
* Beoordeling van BCS mbv vet rond de ribben en billen + spieren van de nek, rug en achterhand
* Ribben en ruggengraat zijn niet zichtbaar


* Verzorgingstoestand (HBH)
* Huid
* Kleur (verkleuring) → bleek, blauw?
* Zwelling en laesies
* Oren → schoon, glad en homogeen
* Beharing
* Afhankelijk van het ras, de leeftijd en de temperatuur
* Hoornige structuren
* Lengte
* Breuken
* Abnormaliteiten


* In het oog springende klinische afwijkingen (IHOSKA’s)
92
New cards
Plan van aanpak biggen (VKR)
* Bedrijfshistorie en -kenmerken: grootte en samenstelling, bedrijfsvoering, doel, historie, ziekten.
* Bedrijfsinspectie: huisvesting, klimaat, voeding, water, hygiëne,  management.
* Iatrotrope probleem: duur, lengte, aangedane dieren, snelheid, sterfte, behandeling, recente veranderingen.
* Selecteren klinische representanten
* AI: Gedrag, Bewustzijn, Houding, Gang, Voedsingstoestand, Verzorgingstoestand, IHOSKA’s.
* AO: A, HBH, T, P, Sl, Lnn.
* Betreffende orgaansystemen.
* Plan van aanpak:
* Probleemdefinitie.
* Waarschijnlijkheidsdiagnose.
* Therapie en preventie.
* Evaluatieplan van aanpak
93
New cards
Fixeren en seksen duif
**Fixeren**


1. Haal de duif uit de doos. Doe dit met het hoofd eerst (met de veren mee)
2. Draai de duif met zijn hoofd naar jou toe
3. Pak de duif met 1 hand vast: 
* 4 vingers onder het lichaam, met de poten tussen jouw wijs- en ringvinger
* Duim op de rug, houdt de vleugels goed vast 
* De vleugels hoeven niet helemaal gekruist te worden, maar wel zodanig dat je de vleugels stevig vast hebt

\
Let op: duiven hebben geen diafragma. 

* Houdt de duif niet te stevig vast, zodat de beweging van de intercostale spieren en het sternum niet meer plaats kan vinden. Het dier zal dan stikken

\
**Seksen**

* Neusdoppen (groter bij mannetje)
94
New cards
Fixeren en seksen konijn
**Fixatie**

Manier 1


1. Druk het konijn zijwaarts tegen je aan
2. Pak het konijn bij het nekvel op
3. Plaats je andere hand, over het hoofd heen, via de overliggende zijde, onder de kont
4. Pak hem nu op
* Let erop dat de achterpoten in de lucht hangen en niet tegen jou aan geplaatst zijn, anders gaan ze schoppen

Manier 2


1. Druk het konijn zijwaarts tegen je aan
2. Pak het konijn bij het nekvel op
3. Plaats je andere hand over het hoofd heen, onder de achterpoten door
4. Pak hem nu op

\
**Seksen**


1. Plaats je hand over het hoofd heen, onder de achterpoten door
2. Duw de kont omhoog tot 90o
3. Doe de staart omhoog
4. Met de wijsvinger en duim trek je naar beneden om de geslachtsorganen zichtbaar te maken
**Fixatie**

Manier 1


1. Druk het konijn zijwaarts tegen je aan
2. Pak het konijn bij het nekvel op
3. Plaats je andere hand, over het hoofd heen, via de overliggende zijde, onder de kont
4. Pak hem nu op
   * Let erop dat de achterpoten in de lucht hangen en niet tegen jou aan geplaatst zijn, anders gaan ze schoppen

Manier 2


1. Druk het konijn zijwaarts tegen je aan
2. Pak het konijn bij het nekvel op
3. Plaats je andere hand over het hoofd heen, onder de achterpoten door
4. Pak hem nu op

\
**Seksen**


1. Plaats je hand over het hoofd heen, onder de achterpoten door
2. Duw de kont omhoog tot 90o
3. Doe de staart omhoog
4. Met de wijsvinger en duim trek je naar beneden om de geslachtsorganen zichtbaar te maken
95
New cards
Fixeren en seksen cavia
**Fixatie**

Pak de cavia op uit de kooi, met een hand om de schouders en de andere ter ondersteuning van het dier

* Pak een cavia nooit bij het nek-/rugvel

\
**Seksen**

De penis kan bij beertjes gemakkelijk naar buiten gedrukt worde
**Fixatie**

Pak de cavia op uit de kooi, met een hand om de schouders en de andere ter ondersteuning van het dier

* Pak een cavia nooit bij het nek-/rugvel

\
**Seksen**

De penis kan bij beertjes gemakkelijk naar buiten gedrukt worde
96
New cards
Fixeren en seksen muis
**Fixatie**


1. Fles bij de stop eruit halen
2. Met 4 vingers tegen de bak, duim in de bocht, duw met je vingers en trek met je duim. Schuif de deksel voorzichtig op
3. Haal de kooiverrijking eruit
4. Laat de muizen naar je toe komen
5. Pak de staartbasis 
6. Zet de muis op het rooster en schuif de bak weer voorzichtig dicht
7. Draai voor het gemak de bak een kwartslag
8. Til de muis op. Je kan gewoon trekken, de muis laat zelf los van de tralies
9. Zet de muis met de voorpootjes weer op de tralies
10. Trek de muis naar je toe
11. Doe je hand over de rand heen
12. Doe nu 3 vingers van je andere hand op de rug van de muis en je duim/wijsvinger aan weerszijden van de nek
13. Pak de muis nu bij zijn nekvel op
14. Til de muis ongeveer 10cm op. Knijp in het nekvel en staartje
15. Draai de muis rustig 180 graden naar zijn rug
16. Til de muis vanaf de staartbasis omhoog
17. Schuif je vingers (op de rug) op
18. Leg de muis op je vingers
19. Trek het staartje naar je ringvinger toe en pak deze beet. Nu het je de muis in 1 hand vast
20. Zet de muis weer terug in de kooi
21. Zet de kooiverrijking terug (tegen de achterkant aan)
22. Schuif de kooi weer rustig dicht
23. Doe de fles er weer op

\
**Seksen**

Ano-genitale afstand

* Bij mannetje duidelijk groter
* Bij vrouwtje een haarloos streepje ertussen
* Bij vrouwtjes kan je ook de onderste 2 paar tepels zien
* Bij witte/albino muizen is dit allemaal nog beter te zien
**Fixatie**


 1. Fles bij de stop eruit halen
 2. Met 4 vingers tegen de bak, duim in de bocht, duw met je vingers en trek met je duim. Schuif de deksel voorzichtig op
 3. Haal de kooiverrijking eruit
 4. Laat de muizen naar je toe komen
 5. Pak de staartbasis 
 6. Zet de muis op het rooster en schuif de bak weer voorzichtig dicht
 7. Draai voor het gemak de bak een kwartslag
 8. Til de muis op. Je kan gewoon trekken, de muis laat zelf los van de tralies
 9. Zet de muis met de voorpootjes weer op de tralies
10. Trek de muis naar je toe
11. Doe je hand over de rand heen
12. Doe nu 3 vingers van je andere hand op de rug van de muis en je duim/wijsvinger aan weerszijden van de nek
13. Pak de muis nu bij zijn nekvel op
14. Til de muis ongeveer 10cm op. Knijp in het nekvel en staartje
15. Draai de muis rustig 180 graden naar zijn rug
16. Til de muis vanaf de staartbasis omhoog
17. Schuif je vingers (op de rug) op
18. Leg de muis op je vingers
19. Trek het staartje naar je ringvinger toe en pak deze beet. Nu het je de muis in 1 hand vast
20. Zet de muis weer terug in de kooi
21. Zet de kooiverrijking terug (tegen de achterkant aan)
22. Schuif de kooi weer rustig dicht
23. Doe de fles er weer op

\
**Seksen**

Ano-genitale afstand

* Bij mannetje duidelijk groter
* Bij vrouwtje een haarloos streepje ertussen
* Bij vrouwtjes kan je ook de onderste 2 paar tepels zien
* Bij witte/albino muizen is dit allemaal nog beter te zien
97
New cards
Fixeren en seksen rat
**Fixatie**


1. Haal de flessen eraf, schuif de deksel eraf en haal de kooiverrijking eruit (net zoals bij muizen)
* Maar nu kan het rooster er helemaal af tillen ipv voorzichtig schuiven schuiven

\
In de kooi fixeren


1. In met midden van de kooi met je linkerhand fixeren. De knokkels van je vingers zitten op de ruggengraat. je wijsvinger zit over de nek (tegen de schedel aan). Je duim zit tegen de zijkant van de nek.
2. Druk de rat goed plat
3. Duw tegen de rat aan en pak het rugvel met de 3 vingers op de ruggengraat
4. Kantel de pols: duim en wijsvinger loodrecht naar beneden. de vingertoppen zitten op de bodem
5. De vingertoppen van de duim en wijsvinger gaan naar de keel toe (helemaal om de nek heen
6. Trek nu het nekvel omhoog
7. Pak de rat op (je kan evt. de staart meepakken)
8. Zet de rat als je klaar bent weer in de kooi
9. Zet de kooiverrijking weer terug (aan de achterkant), doe het rooster er weer op en plaats de flessen terug.

\
Fixeren op de arm


1. Pak de rat bij de staartbasis en pak hem dan over de rug vast
2. Doe een stapje achteruit zodat hij niet over de bak hangt
3. Optie 1


1. Pak het dier bij de staart 
2. "Houdt het dier een beetje als een tennisracket vast" (trek hem een beetje omhoog)
3. Druk de rat plat op je arm


3. Optie 2


1. Pak met je vingers de achterpoten beet
2. Druk met je vingers tegen de kont en druk de rat plat op je arm
4. Knokkels op de ruggengraat, duim en wijsvinger tegen de schedel aan
5. Duw tegen de rat aan en pak het rugvel beet
6. Laat de staart los en kantel de rat (kont omhoog). Duim en wijsvinger staan loodrecht naar beneden, om de keel heen
7. Pak het nekvel vast
8. Pak de rat op, in een verticale positie
9. Zet de rat als je klaar bent weer in de kooi
10. Zet de kooiverrijking weer terug (aan de achterkant), doe het rooster er weer op en plaats de flessen terug.

\
**Seksen**

Ano-genitale afstand

* Mannen
* Grote afstand
* Testikels
* Geen tepels
* Vrouwen
* Kleinere afstand
* Haarloze streepje
* Tepels zichtbaar
**Fixatie**


1. Haal de flessen eraf, schuif de deksel eraf en haal de kooiverrijking eruit (net zoals bij muizen)
   * Maar nu kan het rooster er helemaal af tillen ipv voorzichtig schuiven schuiven

\
In de kooi fixeren


1. In met midden van de kooi met je linkerhand fixeren. De knokkels van je vingers zitten op de ruggengraat. je wijsvinger zit over de nek (tegen de schedel aan). Je duim zit tegen de zijkant van de nek.
2. Druk de rat goed plat
3. Duw tegen de rat aan en pak het rugvel met de 3 vingers op de ruggengraat
4. Kantel de pols: duim en wijsvinger loodrecht naar beneden. de vingertoppen zitten op de bodem
5. De vingertoppen van de duim en wijsvinger gaan naar de keel toe (helemaal om de nek heen
6. Trek nu het nekvel omhoog
7. Pak de rat op (je kan evt. de staart meepakken)
8. Zet de rat als je klaar bent weer in de kooi
9. Zet de kooiverrijking weer terug (aan de achterkant), doe het rooster er weer op en plaats de flessen terug.

\
Fixeren op de arm


1. Pak de rat bij de staartbasis en pak hem dan over de rug vast
2. Doe een stapje achteruit zodat hij niet over de bak hangt
3. Optie 1

   
   1. Pak het dier bij de staart 
   2. "Houdt het dier een beetje als een tennisracket vast" (trek hem een beetje omhoog)
   3. Druk de rat plat op je arm


 3. Optie 2

    
    1. Pak met je vingers de achterpoten beet
    2. Druk met je vingers tegen de kont en druk de rat plat op je arm
 4. Knokkels op de ruggengraat, duim en wijsvinger tegen de schedel aan
 5. Duw tegen de rat aan en pak het rugvel beet
 6. Laat de staart los en kantel de rat (kont omhoog). Duim en wijsvinger staan loodrecht naar beneden, om de keel heen
 7. Pak het nekvel vast
 8. Pak de rat op, in een verticale positie
 9. Zet de rat als je klaar bent weer in de kooi
10. Zet de kooiverrijking weer terug (aan de achterkant), doe het rooster er weer op en plaats de flessen terug.

\
**Seksen**

Ano-genitale afstand

* Mannen
  * Grote afstand
  * Testikels
  * Geen tepels
* Vrouwen
  * Kleinere afstand
  * Haarloze streepje
  * Tepels zichtbaar
98
New cards
Fixeren en seksen hamster
**Fixatie**


1. Verwijder de fles aan de stop, haal het rooster eraf en haal de kooiverrijking uit de kooi
2. Zet de hamster in het midden van de bak
3. Druk de hamster plat
4. Pak nekvel
5. Pak ook rugvel
6. Pak opnieuw nekvel
7. Pak de hamster op
8. Draai de hamster naar de rug
9. Zet de hamster als je klaar bent weer in de kooi
10. Zet de kooiverrijking terug, doe het rooster er weer op en zet de fles terug

\
**Seksen**

Ano-genitale afstand → groter bij mannetje
**Fixatie**


 1. Verwijder de fles aan de stop, haal het rooster eraf en haal de kooiverrijking uit de kooi
 2. Zet de hamster in het midden van de bak
 3. Druk de hamster plat
 4. Pak nekvel
 5. Pak ook rugvel
 6. Pak opnieuw nekvel
 7. Pak de hamster op
 8. Draai de hamster naar de rug
 9. Zet de hamster als je klaar bent weer in de kooi
10. Zet de kooiverrijking terug, doe het rooster er weer op en zet de fles terug

\
**Seksen**

Ano-genitale afstand → groter bij mannetje
99
New cards
Hygiënesluis

1. Doe je eigen jas uit
2. Zorg ervoor dat je haar vast zit en je sieraden af zijn
3. Doe je mouwen omhoog, tot boven je ellebogen
4. Ga op het bankje zitten, met je voeten aan de schone kant, en doe je schoenen uit
5. Draai naar de vuile kant en doe laarzen aan
6. Doe een labjas aan, sluit alle knoopjes en doe je mouwen omhoog, tot boven je ellebogen
7. Loop door het halamidbad
8. Loop naar de tafel en lees aan de schone kant de patiëntinformatie
9. Doe handschoenen aan
10. Voer een sectie uit aan de vuile kant van de tafel
11. Doe de handschoenen uit en gooi ze weg
12. Schrijf je bevindingen op op een blaadje aan de schone kant van de tafel
13. Was je handen grondig
14. Was je laarzen bij de laarzenborstel
15. Loop door het halamidbad 
16. Trek je labjas uit en hang hem terug
17. Ga op het bankje zitten met je voeten aan de vuile kant en doe je laarzen uit, zet ze vervolgens terug
18. Draai naar de schone kant en trek je eigen schoenen aan
19. Was je handen nogmaals grondig
20. Trek je eigen jas weer aan
100
New cards
Grampreparaten

1. Bekijk het preparaat op de hoogste vergroting (met immersieolie)
2. Beoordeel het preparaat door te zeggen wat voor soort bacteriën erin zitten


1. Grampositieve staven → blauwpaars + langwerpig
2. Grampositieve coccen → blauwpaars + rond
3. Gramnegatieve staven → rood + langwerpig
4. Gramnegatieve coccen → rood + rond