**Inspectie**
Inspecteer de achterpoten voor abnormale posities
* Abductie/adductie
* Endorotatie/exorotatie
* Varus/valgus
\
Inspecteer alle spieren, pezen, botten en gewrichten van de achterpoot voor deformiteiten en abnormaliteiten.
1. Start inspectie bij de iliac crest
2. Inspecteer de broekspieren en mm. gluteus
3. De femur is niet te zien voor inspectie, maar de tibia is wel duidelijk zichtbaar
4. Inspecteer vervolgens het kniegewricht
5. Volg de achillespees tot de aanhechting op de calcaneus
6. Inspecteer het tarsaalgewricht, de metatarsaalbeentjes, de positie van de tenen en de lengte en vorm van de nagels
\n
**Palpatie**
\
1. Start met de palpatie van de pelvis, ter hoogte van de iliac crest
* Let op: crista iliaca, glutaeusmusculatuur, trochanter major, tuber ischiadicum, driehoek (crista iliaca, trochanter major, tuber ischiadicum) en de afstand tuber ischiadicum-trochanter major
* Palpeer de m. gluteus
* Identificeer de iliac crest, trochanter major van de femur en de tuberositas ischiadicus. Let op de symmetrie van de driehoek die deze structuren vormt. Evalueer ook de afstand tussen de trochanter major en de tuberositas ischiadicus
* Strek vervolgens beide benen naar caudaal en vergelijk de lengte ter hoogte van de calcanei, de benen zouden even lang moeten zijn. Let ook op pijnlijkheid
2. Palpeer vervolgens de m. iliopsoas
* Strek de achterpoot door de femur aan de craniale zijde vast te pakken. Strek de poot naar caudaal en endoroteer
* Met je andere hand palpeer je de m. iliopsoas diep. Let op de pijnlijkheid en de spiercontractie.
3. Ga door met de palpatie van het bovenbeen
* Palpeer de m. quadriceps femoris, m. biceps femoris, broekspieren en adductoren
4. Beoordeel het kniegewricht
* Let op: warmte, overvulling, pijnlijkheid, crista tibia, kniepees, patella en de breedte
* Effusie en pijn kunnen ter hoogte van het patella ligament gevoeld worden. Dit ligament hecht aan de tibiale rand.
* De breedte van het gewricht wordt onderzocht ter hoogte van het tibiale plateau
* Lokaliseer eerst de patella en tibiale rand. Plaats je duim en wijsvinger vervolgens aan elke kant van het ligament. Beweeg je vingers langs het ligament en palpeer voor tekenen van effusie.
* Verplaats je vingers nu naar caudaal en distaal. Je wijsvinger is nu ter hoogte van het tibiale plateau. De breedte van het gewricht kan hier beoordeeld worden. Vergelijk links en rechts.
* De stabiliteit van de patella wordt vervolgens onderzocht. Beweging van de patella is het makkelijkst wanneer de knie gestrekt is. Om de knie te strekken moet de hond dicht tegen je aan staan. Met de buitenste rand van je hand druk je de tibia caudaal tegen je aan.
* Met je wijsvinger en duim kan je de patella naar links en rechts bewegen. De patella moet een beetje kunnen bewegen, maar het moet niet uit de trochlea geduwd kunnen worden
* De patella en trochlea van de femur worden onderzocht voor tekenen van patellaire luxatie.
5. Beoordeel daarna het onderbeen
* Let op: tibia, m. tibialis cranialis en de achillespees
* Start de palpatie van het onderbeen proximaal, en beweeg richting distaal
* Palpeer de achillespees, en let op de aanhechting op de tuber calcaneus
* Palpeer de tibia aan de mediale zijde en de m. tibialis cranialis aan de laterale zijde van het onderbeen
6. Palpeer vervolgens de tarsus
* Let op: alle tarsale gewrichtjes, calcaneus, tuber calcanei en het peeskapje
* Om overvulling van het tarsale gewricht te voelen gebruik je 2 handen per voet. Plaats je wijsvingers craniaal van de laterale en mediale collaterale ligamenten, en je duimen caudaal. Vergelijk de linker- en rechtervoet.
* Let op de aansluiting van de tarsus, het moet een rechte lijn zonder onderbrekingen vormen.
7. Evalueer de stand van de metacarpalen en tenen.
* Palpeer alle individuele metacarpaal beentjes
* Let bij de tenen op: stand (gebogen), falangen, gewrichten en pijn (ondervoet op tafel drukken)
8. Evalueer vervolgens de vorm en grootte van de nagels