Kaarten: TSG 5 - hoofdstuk 6: basisbeginselen van politiek | Quizlet

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/30

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

31 Terms

1
New cards

wat heeft elke land?

elke land heeft een machtsstructuur die bepaalt hoe de macht georganiseerd is

2
New cards

unitaire staat (eenheidsstaat)

• alles wordt centraal geregeld door een centrale overheid & een parlement

• gecentraliseerde eenheidsstaat & gedecentraliseerde eenheidstaat

3
New cards

gecentraliseerde en gedecentraliseerde eenheidsstaat

• gecentraliseerde eenheidsstaat: alle macht ligt bij de centrale overheid, vaak dictatorschappen

• gedecentraliseerde eenheidsstaat: centrale overheid wijzen bepaalde macht toe aan lagere niveaus met strikt toezicht

vb. Nederland

4
New cards

federale staat (bondsstaat)

verdelen van soevereiniteit tussen centraal niveau en deelstaten volgens grondwet

shared rule: deelstaten nemen deel aan federale besluitvorming

self rule: deelstaten voeren eigen beleid zonder immenging van federaal niveau

5
New cards

confederatie (statenbond)

• verbond van onafhankelijke staten met behoud van hun soevereiniteit en eigen grondwet

• samenwerking via verdrag, beslissingen enkel bij unanimiteit

• staten kunnen uitstappen uit de confederatie

6
New cards

fifty shades of federalism

verwijst naar de diverse vormen en graden van federalisme in de praktijk

7
New cards

hoe gebeuren hervormingen?

gebeuren vaak na conflicten of oorlogen & vereisen meerderheden, waaronder tweedemeerderheid en bijzondere meerderheden

vooral in meertalig België

8
New cards

de unitaire staat België

• België begon als unitaire staat met één koning & één grondwetgevend parlement

• cultuur en taal waren oorspronkelijk katholiek-franstalig gericht

• na WOII ontstaan spanningen tussen Vlamingen en Walen → staatshervormingen

9
New cards

hoeveel staatshervormingen kent belgie al?

6

10
New cards

benoem de staatshervormingen

1) eerste hervorming 1970: cultuurgemeenschappen (Nederlands, Frans & Duits) voor taal & cultuur

2) tweede hervorming (1980): cultuurgemeenschappen worden gemeenschappen met eigen parlement & regering

Vlaamse en Waalse gewesten met plaatsgebonden bevoegdheden

3) derde hervorming 1988: uitbreiding gemeenschaps- en gewestbevoegdheden, oprichting Brussels hoofdstedelijk gewest; leden deelstaatparlement nog niet rechtstreek verkozen

4) vierde hervorming (1993): België wordt officieel federale staat, Brabant opgesplitst in Vlaams en waals-brabant, deelstatenparlement rechtstreeks verkozen, Vlaamse raad wordt Vlaams parlement

5) vijfde hervorming (2001 = Lambermontakkoorden): overdrachten bevoegdheden landbouw, buitenlandse handel, ontwikkelingssamenwerking aan gewesten

6) zesde hervorming (2011 = vlinderakkoord): grootste bevoegdheidsoverdracht, Vlaamse overheid krijgt grote bevoegdheden o.a. gezinsbeleid, arbeidsmarkt, woonbeleid, handel, sociale economie

11
New cards

huidige structuur

• discussies over een zevende staatshervorming in 2024 zijn gaande

• de N-VA pleit voor confederalisme, waarbij bevoegdheden verder naar de regio's gaan.

• andere partijen willen juist meer herfederaliseren

• de N-VA neemt terughoudendheid in het debat vanwege politieke en sociale uitdagingen.

12
New cards

confederalisme

een samenwerkingsverband tussen verschillende onafhankelijke staten die samen een verbond vormen.

deze staten behouden hun soevereiniteit en beslissen zelf over welke bevoegdheden ze op het niveau van de confederatie willen samenwerken.

(van gedwongen naar vrijwillig, als het nodig is komen ze samen)

13
New cards

breuklijnen

breuklijnen zijn diepliggende maatschappelijke tegensstellingen die politiek conflicten veroorzaken

14
New cards

lipset en rokkan (1960) breuklijnen

1) centrum versus periferie

2) kerk versus staat

3) arbeid versus kapitaal

4) stad versus platteland

15
New cards

centrum versus periferie

conflict tussen centraal gezag en perifere regio's

→ in België Vlaamse vs Franstalige gemeenschappen

16
New cards

kerk versus staat

invloed religie op politiek, o.a. discussies over onderwijs en ethiek

→ in België katholiek vs vrijzinnig

17
New cards

arbeid versus kapitaal

economische tegenstellingen tussen werkers en werkgevers

18
New cards

stad versus platteland

economische en politieke macht van platteland neemt af

→ minder prominent in België

19
New cards

Inglehart (1970) nieuwe breuklijnen

traditionele (materialistische) versus postmoderne (postmateriële) waarden

→ (td) werkgelegenheid & economische groei

→ (pm) jongeren richten zich meer op milieu, zelfontplooiing en gelijke kansen

20
New cards

ideologieën

samenhangende ideeën over de inrichting van de samenleving, ontstaan om maatschappelijke tegenstellingen te verklaren en te ordenen

21
New cards

liberalisme

kernideeën: individuele vrijheid, rechtvaardigheid, rationaliteit, gelijkheid voor de wet, geloof in maakbaarheid samenleving en vooruitgang

→ politiek liberalisme (locke): overheid beschermt natuurlijke rechten & krijgt macht via toestemming

→ economisch liberalisme (smith): vrije markt, zo min mogelijk overheidsinmenging

22
New cards

socialisme

kernideeën: economisch gelijkheid, belangen van arbeidsklasse, emancipatie van onderdrukt groepen, gemeenschappelijk bezit (minder sterk tegenwoordig), actieve overheid sociale rechtvaardigheid

23
New cards

conservatisme

kernideeën: behoud van tradities, maatschappelijke normen, wantrouwen tegen overheid vrijheid & gelijkheid, belang van sociale cohesie en familie, rol van religie in beperking vrijheid

24
New cards

christendemocratie

kernideeën: christelijke waarde, personalisme (waardigheid mens), belang van natuurlijke gemeenschappen, subsidiariteit (overheid allen ingrijpen bij overschrijding natuurlijke gemeenschappen), pragmatisme in beleid

25
New cards

centraal personalisme

waardigheid v/d mens is het hoogste goed

alleen een persoon heeft vrije wil en waarde

26
New cards

nationalisme

kernideeën: natie centraal, soevereiniteit voor natie, bouwen nationale identiteit, overstijgen kleinere verschillen, nadruk op nationaal belang

27
New cards

fascisme

kernideeën: autoritairheids- en hiërarchisch leiderschap, nationalisme, geweldsverheerlijking, racisme, onderdrukking politiek tegenstanders, propaganda

28
New cards

ecologisme

kernideeën: duurzame ontwikkeling, sociale rechtvaardigheid, democratische deelname, erkenning ecologische rechten en wereldburgerschap, beperking van economische groei en ten gunste van behoud natuurlijke omgeving

29
New cards

linkse en rechtse partijen

politieke partijen positioneren zich op een linker en rechter spectrum gebaseerd op:

1) sociaaleconomische as: links voor sterke staat en herverdeling, rechts voor economische vrijheid

2) sociaal-culturele as: links progressief, open, rechts conservatief, behoudsgezin

30
New cards

freezing hypothesis

veronderstelling dat de historische breuklijnen nog steeds invloed hebben, ook al liggen ze achter ons

31
New cards

huidige structuur