1/30
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
wat heeft elke land?
elke land heeft een machtsstructuur die bepaalt hoe de macht georganiseerd is
unitaire staat (eenheidsstaat)
• alles wordt centraal geregeld door een centrale overheid & een parlement
• gecentraliseerde eenheidsstaat & gedecentraliseerde eenheidstaat
gecentraliseerde en gedecentraliseerde eenheidsstaat
• gecentraliseerde eenheidsstaat: alle macht ligt bij de centrale overheid, vaak dictatorschappen
• gedecentraliseerde eenheidsstaat: centrale overheid wijzen bepaalde macht toe aan lagere niveaus met strikt toezicht
vb. Nederland
federale staat (bondsstaat)
verdelen van soevereiniteit tussen centraal niveau en deelstaten volgens grondwet
• shared rule: deelstaten nemen deel aan federale besluitvorming
• self rule: deelstaten voeren eigen beleid zonder immenging van federaal niveau
confederatie (statenbond)
• verbond van onafhankelijke staten met behoud van hun soevereiniteit en eigen grondwet
• samenwerking via verdrag, beslissingen enkel bij unanimiteit
• staten kunnen uitstappen uit de confederatie
fifty shades of federalism
verwijst naar de diverse vormen en graden van federalisme in de praktijk
hoe gebeuren hervormingen?
gebeuren vaak na conflicten of oorlogen & vereisen meerderheden, waaronder tweedemeerderheid en bijzondere meerderheden
vooral in meertalig België
de unitaire staat België
• België begon als unitaire staat met één koning & één grondwetgevend parlement
• cultuur en taal waren oorspronkelijk katholiek-franstalig gericht
• na WOII ontstaan spanningen tussen Vlamingen en Walen → staatshervormingen
hoeveel staatshervormingen kent belgie al?
6
benoem de staatshervormingen
1) eerste hervorming 1970: cultuurgemeenschappen (Nederlands, Frans & Duits) voor taal & cultuur
2) tweede hervorming (1980): cultuurgemeenschappen worden gemeenschappen met eigen parlement & regering
Vlaamse en Waalse gewesten met plaatsgebonden bevoegdheden
3) derde hervorming 1988: uitbreiding gemeenschaps- en gewestbevoegdheden, oprichting Brussels hoofdstedelijk gewest; leden deelstaatparlement nog niet rechtstreek verkozen
4) vierde hervorming (1993): België wordt officieel federale staat, Brabant opgesplitst in Vlaams en waals-brabant, deelstatenparlement rechtstreeks verkozen, Vlaamse raad wordt Vlaams parlement
5) vijfde hervorming (2001 = Lambermontakkoorden): overdrachten bevoegdheden landbouw, buitenlandse handel, ontwikkelingssamenwerking aan gewesten
6) zesde hervorming (2011 = vlinderakkoord): grootste bevoegdheidsoverdracht, Vlaamse overheid krijgt grote bevoegdheden o.a. gezinsbeleid, arbeidsmarkt, woonbeleid, handel, sociale economie
huidige structuur
• discussies over een zevende staatshervorming in 2024 zijn gaande
• de N-VA pleit voor confederalisme, waarbij bevoegdheden verder naar de regio's gaan.
• andere partijen willen juist meer herfederaliseren
• de N-VA neemt terughoudendheid in het debat vanwege politieke en sociale uitdagingen.
confederalisme
een samenwerkingsverband tussen verschillende onafhankelijke staten die samen een verbond vormen.
deze staten behouden hun soevereiniteit en beslissen zelf over welke bevoegdheden ze op het niveau van de confederatie willen samenwerken.
(van gedwongen naar vrijwillig, als het nodig is komen ze samen)
breuklijnen
breuklijnen zijn diepliggende maatschappelijke tegensstellingen die politiek conflicten veroorzaken
lipset en rokkan (1960) breuklijnen
1) centrum versus periferie
2) kerk versus staat
3) arbeid versus kapitaal
4) stad versus platteland
centrum versus periferie
conflict tussen centraal gezag en perifere regio's
→ in België Vlaamse vs Franstalige gemeenschappen
kerk versus staat
invloed religie op politiek, o.a. discussies over onderwijs en ethiek
→ in België katholiek vs vrijzinnig
arbeid versus kapitaal
economische tegenstellingen tussen werkers en werkgevers
stad versus platteland
economische en politieke macht van platteland neemt af
→ minder prominent in België
Inglehart (1970) nieuwe breuklijnen
traditionele (materialistische) versus postmoderne (postmateriële) waarden
→ (td) werkgelegenheid & economische groei
→ (pm) jongeren richten zich meer op milieu, zelfontplooiing en gelijke kansen
ideologieën
samenhangende ideeën over de inrichting van de samenleving, ontstaan om maatschappelijke tegenstellingen te verklaren en te ordenen
liberalisme
• kernideeën: individuele vrijheid, rechtvaardigheid, rationaliteit, gelijkheid voor de wet, geloof in maakbaarheid samenleving en vooruitgang
→ politiek liberalisme (locke): overheid beschermt natuurlijke rechten & krijgt macht via toestemming
→ economisch liberalisme (smith): vrije markt, zo min mogelijk overheidsinmenging
socialisme
• kernideeën: economisch gelijkheid, belangen van arbeidsklasse, emancipatie van onderdrukt groepen, gemeenschappelijk bezit (minder sterk tegenwoordig), actieve overheid sociale rechtvaardigheid
conservatisme
• kernideeën: behoud van tradities, maatschappelijke normen, wantrouwen tegen overheid vrijheid & gelijkheid, belang van sociale cohesie en familie, rol van religie in beperking vrijheid
christendemocratie
• kernideeën: christelijke waarde, personalisme (waardigheid mens), belang van natuurlijke gemeenschappen, subsidiariteit (overheid allen ingrijpen bij overschrijding natuurlijke gemeenschappen), pragmatisme in beleid
centraal personalisme
waardigheid v/d mens is het hoogste goed
alleen een persoon heeft vrije wil en waarde
nationalisme
• kernideeën: natie centraal, soevereiniteit voor natie, bouwen nationale identiteit, overstijgen kleinere verschillen, nadruk op nationaal belang
fascisme
• kernideeën: autoritairheids- en hiërarchisch leiderschap, nationalisme, geweldsverheerlijking, racisme, onderdrukking politiek tegenstanders, propaganda
ecologisme
• kernideeën: duurzame ontwikkeling, sociale rechtvaardigheid, democratische deelname, erkenning ecologische rechten en wereldburgerschap, beperking van economische groei en ten gunste van behoud natuurlijke omgeving
linkse en rechtse partijen
politieke partijen positioneren zich op een linker en rechter spectrum gebaseerd op:
1) sociaaleconomische as: links voor sterke staat en herverdeling, rechts voor economische vrijheid
2) sociaal-culturele as: links progressief, open, rechts conservatief, behoudsgezin
freezing hypothesis
veronderstelling dat de historische breuklijnen nog steeds invloed hebben, ook al liggen ze achter ons
huidige structuur