1/76
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Groepen
Zichtbare sociale netwerken gebaseerd op gemeenschappelijke waarden en normen
Netwerken zijn relationeel
Relaties zijn belangrijker dan individuele kenmerken; ze verbinden posities
Dyade
Netwerk tussen twee personen
Triade
Netwerk tussen drie personen; mogelijkheid tot coalities of bemiddeling
Totaalnetwerk
De volledige samenleving
Persoonlijk netwerk
Eén actor en diens directe relaties
Ego-netwerk
Netwerk rondom één centrale actor
Kanaalmetafoor
Netwerken zijn kanalen waarlangs sociale goederen stromen
Potentiële relatie
Relatie zonder huidig contact, maar met mogelijkheid tot heropleving
Actuele relatie
Relatie waarin op dat moment interactie plaatsvindt
Sociaal goed
Materieel of immaterieel goed dat via een netwerk wordt uitgewisseld
Reciprociteit
Wederkerigheid in het uitwisselen van sociale goederen
Vertrouwen
Voorwaarde voor het vlot functioneren van netwerken
Sociaal kapitaal
Netwerken + gedeelde waarden en normen + vertrouwen (Putnam)
Zone 1
Eerste zone in persoonlijk netwerk: directe relaties
Zone 2
Tweede zone: relaties via-via
Structurele kenmerken
Bepalen toegang tot sociale goederen via omvang, dichtheid, diversiteit, centraliteit
Omvang
Aantal personen in een netwerk
Dichtheid
Hoeveel leden in het netwerk ook met elkaar verbonden zijn
Maximale dichtheid
Alle leden zijn rechtstreeks met elkaar verbonden
Diversiteit
Verschil in sociale kenmerken in een netwerk
Centraliteit
Plaats van een actor in een netwerk; bepaalt toegang tot goederen
Gatekeeper
Centrale actor die toegang tot sociale goederen kan beïnvloeden
Sterke band
Frequente en emotionele interactie over meerdere domeinen
Zwakke band
Losse connectie; belangrijk voor toegang tot nieuwe informatie
The Strength of Weak Ties
Stelling van Granovetter dat zwakke banden veel sociale goederen opleveren
Bonding sociaal kapitaal
Sterke banden binnen homogene groepen; ‘getting by’
Bridging sociaal kapitaal
Zwakke banden met andere groepen; ‘getting ahead’
Netwerk ≠ groep
Netwerk is een structuur van relaties, groep heeft groepsbewustzijn
Collectieve dimensie
Bewustzijn van groepslidmaatschap en gedeelde normen/waarden
Officiële doelstelling
Expliciet geformuleerde doelen van een organisatie
Feitelijke doelstelling
Doelen die de organisatie in de praktijk nastreeft
Rolconflict
Conflict tussen verschillende rollen binnen hiërarchische groepen
Typologie
Classificatie van groepen op basis van gedeelde eigenschappen
Netwerkdimensie
Aanwezigheid van communicatie en interactie
Culturele dimensie
Gemeenschappelijke waarden en normen binnen een groep
Sociale categorie
Groep gevormd op basis van extern kenmerk (bv. geslacht, SES)
Quasi-groep
Term van Ginsberg: sociaal-etiket van buitenaf opgelegd
Aggregaat
Verzameling mensen met gedeeld kenmerk, zonder interactie of normen
Samenzijn
Tijdelijk samenzijn door een gebeurtenis, zonder groepsvorming
Primaire groep
Kleine groep met directe, diepgaande interactie en wederzijdse steun
Primaire relaties
Relaties met veel betrokkenheid, weinig specialisatie, gedeelde waarden
Collectiviteit
Grote groep met gedeelde waarden en normen, regelmatig contact
Klasse-an-sich
Sociale categorie zonder bewustzijn van gedeelde belangen
Klasse-für-sich
Groep mét bewustzijn van gedeelde belangen en solidariteit
Natiestaat
Groot collectief verbonden door taal, cultuur, wetten
Lidmaatschapsgroep
Groep waar je feitelijk toe behoort
Referentiegroep
Groep waarmee je je vergelijkt of naar opkijkt
Vergelijkende referentiegroep
Groep die als maatstaf dient bij zelfevaluatie
Relatieve deprivatie
Ervaren tekort door vergelijking met anderen
Normatieve referentiegroep
Groep waarvan je waarden en normen overneemt
Anticiperende socialisatie
Vooraf aanpassen aan waarden/normen van gewenste groep
Open samenleving
Samenleving met veel mobiliteitskansen
Gesloten samenleving
Samenleving met vaste sociale posities, weinig mobiliteit
Marginale mens
Iemand die door geen enkele groep wordt aanvaard
Voorwaarden voor groepsvoortbestaan
Overeenstemming, normen, vaardigheden, samenwerking
Groepsomvang
Invloed op duurzaamheid; grotere groepen = meer uitdagingen
Samenhorigheidsgevoel
Bindmiddel voor groep; versterkt duurzaamheid
Binnengroepsconflict
Kan groep versterken (realistisch) of verzwakken (onrealistisch)
Tussengroepsconflict
Versterkt interne cohesie door gemeenschappelijke vijand
Wij-groep
Groep waarmee iemand zich identificeert
Zij-groep
Groep waar iemand zich van afzet
La société civile
Burgermaatschappij; middenveld tussen overheid en burger
Atomisering
Losse verzameling individuen zonder sociale binding
Totalitarisme
Overheersende staat zonder onafhankelijk middenveld
Subsidiariteitsbeginsel
Overheid komt pas tussen als lagere niveaus tekortschieten
Verzuiling
Middenveld opgebouwd rond levensbeschouwelijke zuilen
Sociaal pact
Akkoord tussen sociale partners na WOII voor heropbouw en solidariteit
sociaal pact
Model met sterke staat, overleg en sociale bescherming
Neoliberalisme
Ideologie met focus op vrije markt en minimale overheidsinmenging
Nieuwe sociale bewegingen
Bewegingen rond thema’s als milieu, gender, vrede
Occupy-beweging
Voorbeeld van leaderless netwerkstructuur tegen kapitalisme
Multitude
Menigte met netwerkstructuur; horizontaal georganiseerd
Voorbeelden van recente multitudes via sociale media
Massa
Grote groep mensen zonder onderlinge binding
Ijzeren wet van de oligarchie
Elke beweging neigt naar hiërarchie (Michels)