psychologie

studied byStudied by 10 people
5.0(1)
learn
LearnA personalized and smart learning plan
exam
Practice TestTake a test on your terms and definitions
spaced repetition
Spaced RepetitionScientifically backed study method
heart puzzle
Matching GameHow quick can you match all your cards?
flashcards
FlashcardsStudy terms and definitions

1 / 99

encourage image

There's no tags or description

Looks like no one added any tags here yet for you.

100 Terms

1

psychologie volgens Roediger

de wetenschappelijke studie van de mentale processen en het gedrag

New cards
2

psychologie volgens Zimbardo

de empirische studie van de mentale processen en het gedrag

New cards
3

pseudowetenschap

elke poging om fenomenen uit natuurlijke wereld te verklaren die niet gebaseerd is op empirische observatie of op de wetenschappelijke methode

New cards
4

kenmerken wetenschappelijke psychologie

  • systematisch empirisme

  • publiek verifieerbare kennis

  • falsifieerbaarheid

New cards
5

systematisch empirisme

op systematische manier kijken naar het gedrag van mensen

New cards
6

publiek verifieerbare kennis

  • als je het niet kan repliceren, is het geen wetenschap

  • als iemand het repliceert, moet die dezelfde resultaten bekomen

New cards
7

falsifieerbaarheid

= toetsbare theorieën: fouten moeten aantoonbaar zijn

New cards
8

5-stapsproces wetenschappelijke methode

  1. hypothese

  2. gecontroleerde test

  3. objectieve gegevens verzamelen

  4. analyseren van de resultaten

  5. publiceren, bekritiseren, en repliceren van de resultaten

New cards
9

naturalistische observatie

vaak 1e stap in meer gecontroleerd onderzoek: gewoon observeren in natuurlijke omgeving

New cards
10

gevalstudie

uitvoerige studie van 1 geval

New cards
11

interview

directe bevraging (neutraal, geen woorden in de mond leggen)

New cards
12

survey

verzamelen van steekproef van opinies: representativiteit is belangrijk (WEIRD)

  • W: western

  • E: educated

  • I: indsutrialized

  • R: rich

  • D : democratic

→ niet representatief

New cards
13

psychologische test

cognitieve test (iq-test) of persoonlijkheids- of attitudetest (vragenlijst)

New cards
14

beoordeling kwaliteit v/e test

  1. standaardisatie

  2. betrouwbaarheid

  3. validiteit

3 impliceert 2 (omgekeerd niet)

New cards
15

correlationele studies

correlatiecoëfficiënt wordt berekend tussen 2 variabelen = hoe sterk is de samenhang (correlatie = r)

New cards
16

causaliteit

een verandering in de ene variabele zorgt voor een verandering in de andere variabele

New cards
17

experimentele studie

wetenschapper manipuleert de werkelijkheid

New cards
18

absolute drempel

hoeveel stimulatie nodig voor detectie

New cards
19

differentiële drempel

kleinste hoeveelheid waarmee de stimulus gewijzigd kan worden en toch als verschillend wordt ervaren

New cards
20

treffer/hit

stimulus wordt aangeboden en pp hoorde het

New cards
21

correcte verwerping

geen stimulus aangeboden en pp hoorde niet

New cards
22

misser

stimulus aangeboden en pp hoorde niets

New cards
23

vals alarm

geen stimulus aangeboden en pp hoorde iets

New cards
24

wet van weber

het juist merkbare verschil is een fractie van de standaardstimulus (S): JMB = (S’-S)/S of (delta S)/S

New cards
25

weberfracties

  • geluidsfrequentie (0.003)

  • lichtintensiteit (0.01)

  • geurconcentratie (0.07)

  • drukintensiteit (0.14)

  • geluidsintensiteit (0.15)

  • smaakconcentratie (0.20)

New cards
26

illusie

aantoonbare foutieve ervaring van een stimulus patroon door iedereen gedeeld in dezelfde perceptuele omgeving

New cards
27

perceptuele constantie

vaardigheid die we hebben om dezelfde objecten te herkennen in verschillende omstandigheden zoals veranderingen in belichting, afstand, of locatie

New cards
28

binoculaire dispariteit

onze ogen staan niet op dezelfde plaats dus daar valt op andere manier licht op, dat wordt gecombineerd tot 1 beeld

New cards
29

binoculaire convergentie

manier waarop ogen draaien geeft ons informatie over hoe ver iets zich bevindt

  • ver weg: ogen minder naar elkaar

  • dichtbij: ogen draaien meer naar elkaar

New cards
30

relatieve bewegingsparalax

schijnbare positie van voorwerp varieert t.o.v. ander voorwerp of op achtergrond als het vanuit verschillende posities wordt bekeken

New cards
31

wet van het effect

positieve gevolgen versterken het gedrag, negatieve gevolgen verzwakken het gedrag (thorndike: temporele contiguïteit)

New cards
32

klassieke conditionering

na het luiden van een bel toont de hond een oriëntatiereflex, gevolgd door snoepje. na een aantal keer herhalen is er een conditioneringsproces en zal het luiden van de bel zorgen voor de aanmaak van speeksel omdat de hond de bel relateert aan een snoepje.

New cards
33

aversieve conditionering

de voorwaardelijke en onvoorwaardelijke reacties zijn verschillende van aard: bel gevolgd door schok. na een aantal keer treedt er conditionering op en zal de hond na het horen van de bel een voorwaardelijke angstreactie tonen

New cards
34

prikkelveralgemening

hond ziet blauw licht en krijgt voeding tot er conditionering is. dan wordt er geel of groen licht getoond en toont de hond toch een zwakke voorwaardelijke reactie => de hond ziet gelijkenissen. hier kunnen we ook uithalen welke kleur de hond het meest op blauw vind lijken

New cards
35

prikkeldiscriminatie

blauw gevolgd door beloning, geel niet => reactie op blauw, maar niet op geel

New cards
36

hoge-ordeconditionering

blauw gevolgd door schok, dan bel gevolgd door blauw (nooit bel gevolgd door schok), dan weer blauw gevolgd door schok => hond legt verband tussen bel en schok

New cards
37

primaire bekrachtigers

je moet er niets voor doen (eten als je honger hebt)

New cards
38

secundaire bekrachtigers

iets wat in het begin geen belonende waarde heeft, maar kan gekoppeld worden aan primaire berkrachtiger

New cards
39

shaping

een dier ongewoon gedrag aanleren door de lat eerst laat te leggen en dan steeds te verhogen

New cards
40

chaining

ketting van gedragingen: best achteraan beginnen: G5 belonen, dan G4 aan G5 plakken dus als G4 wordt vertoond 2 keer belonen en zo tot aan G1 gaan

New cards
41

discriminatieve controle

generalisatie tegengaan (enkel bekrachtigen als gedrag wordt uitgevoerd na stimulus, niet altijd)

  • licht en gedrag => belonding

  • geen licht, wel gedrag => geen beloning

New cards
42

bijgeloof experimenten

als er iets positief gebeurd en je deed ervoor iets speciaal zal je denken dat je actie bekrachtigd werd en deze actie vaker vertonen (= bijgeloof) ook al is dat niet de rede dat het gebeurde

New cards
43

observationeel leren

het zien van agressief gedrag kan leiden tot het vertonen van agressief gedrag

New cards
44

inzichtelijk leren

apen in kooi die banaan zien maar er niet aankunnen: ze gaan een stok gebruiken om de banaan dichter bij te leggen

New cards
45

zintuigelijk geheugen

voor elk zintuig hebben we een geheugen

New cards
46

werkgeheugen

buffer die info naar ons LT-geheugen stuurt. het enige geheugen waarvan we ons bewust zijn

New cards
47

impliciet/procedureel geheugen

onbewust herinneringen zoals gewoonten of vaardigheden (autorijden)

New cards
48

expliciet/declaratief geheugen

bewuste herinneringen: bewust beleven/oproepen

New cards
49

semantisch geheugen

dingen die je hebt geleerd, maar waarvan je niet meer weet waar of wanneer je ze hebt geleerd

New cards
50

episodisch/autobiografisch geheugen

info over gebeurtenissen/feiten uit je eigen leven

New cards
51

3 stadia van informatie opdoen

  1. inprenten van informatie

  2. bewaren van informatie

  3. oproepen van informatie

in elk stadium kan er iets fout gaan

New cards
52

flashbulb memories

een gebeurtenis die je verrassend vond of waar je emotioneel van werd, onthoud je beter

New cards
53

childhood amnesia

je kan je niets herinneren van wat voor je 2 jaar is gebeurd, ook al denk je soms dat je het je nog herinnerd

New cards
54

verdrongen herinneringen

mensen kunnen slecht/niet herinneringen onderdrukken ook al proberen ze die te vergeten

New cards
55

situationisme

visie dat omgevingscondities het gedrag zo sterk als of sterker dan persoonlijke disposities beïnvloeden

New cards
56

sociale rol

een soort sociaal gedefinieerd gedragspatroon dat voorgeschreven wordt a/d personen in een bepaalde setting of groep (situatie persoon)

New cards
57

script

kennis v/d sequentie van gebeurtenissen en acties die voorgeschreven/verwacht worden in een bepaalde setting (standpunt situatie)

New cards
58

innerlijke acceptatie (gevolg van informationele beïnvloeding)

de groepsnorm volgen, ook al ben je niet akkoord

New cards
59

openlijke volgzaamheid

in de groep de groepsnorm volgen, maar individueel terug naar je eigen norm gaan

New cards
60

normatieve druk

druk om niet op te vallen binnen een groep (ook al is het antwoord van de meerderheid, dit toch volgen)

New cards
61

injunctieve normen

wat we denken dat anderen goedkeuren of afkeuren

New cards
62

descriptieve normen

wat doen/denken anderen effectief

New cards
63

diachronisch consequent

stabiel over tijd en situatie

New cards
64

synchronisch consequent

stabiel over diverse personen van minderheid

New cards
65

socialisatieproces

opgevoed met noodzakelijkheid naar gehoorzaamheid aan autoriteit (ouders, agent, scheids, …)

New cards
66

sociale activatie

sociale blootstelling staat centraal bij sociale activatie: minimale invulling voor het effect van socius (soortgenoot) op het gedrag = welk effect heeft de aanwezigheid van iemand anders op ons gedrag, zonder dat die anderen een poging doen om mijn gedrag te beïnvloeden

New cards
67

sociale belemmering

de aanwezigheid van een (passieve) soortgenoot belemmert het creatief handelen

New cards
68

sociale facilitatie

betere prestatie als iemand toekijkt

New cards
69

dominante respons

respons die in een concrete situatie de grootste waarschijnlijkheid heeft op uitbrengen, wat kan je goed?

  • belemmering: meer foutieve responsen

    • facilitatie: je maakt meer correcte responsen

New cards
70

leren

overgang van foutieve dominante respons naar gewenste dominante respons

New cards
71

sociale activeringshypothese

als je iets goed kan en er komt een persoon bij gaat het waarschijnlijk beter, maar als je iets niet goed kan en er komt dan een persoon bij gaat het waarschijnlijk slechter

New cards
72

sociaal parasiteren

de aanwezigheid van anderen zorgen niet noodzakelijk voor een verhoging van de activatie => er moeten bepaalde condities zijn (te makkelijk: gebrek aan motivatie)

New cards
73

attributieproces/attributietheorie

waar leggen we oorzaken van ons eigen gedrag en dat van anderen? en waaraan schrijven we successen en mislukkingen toe?

New cards
74

interne attributies

ik doe dit omdat ik zo ben, omdat ik dat wil => dit heeft onze voorkeur: wij willen alles percipiëren in termen van figuur en achtergrond

New cards
75

externe attributies

ik heb mij zo gedragen omdat ik uitgelokt werd door anderen

New cards
76

covariatiemodel

3 mogelijke oorzaken van gedrag (Kelley)

  • persoon

  • situatie

  • moment of omstandigheid

= normatieve attributietheorie van Kelley

New cards
77

consensus

gedragen anderen zich ook zo in deze situatie? als anderen zich ook zo gedragen ben je niet geneigd om het gedrag toe te schrijven aan de persoon

New cards
78

kenmerkendheid

lokken andere situaties (bij deze persoon) hetzelfde gedrag uit of is het gedrag kenmerkend voor dit moment? als dat niet zo is dan kan je het toeschrijven aan dit specifieke moment

New cards
79

consistentie

gedraagt deze persoon zich steeds op dezelfde manier? als dat zo is, zijn we geneigd om het gedrag toe te schrijven aan de persoon op zich

New cards
80

fundamentele attributiefout

alles wat opvalt trekt aandacht en wordt meer invloed aan toegeschreven. de rest vervaagt op de achtergrond

New cards
81

continuïteit (expected utility theory)

iemand moet steeds een gok tussen het best en slechtst mogelijke resultaat verkiezen boven een middelmatige uitkomst als het best mogelijke resultaat met grote waarschijnlijkheid zal optreden

New cards
82

subjective expected utility theory

subjectieve i.p.v. objectieve probabiliteiten: er bestaan keuzes waarbij een gebeurtenis maar 1 keer kan voorkomen, je kan dat moeilijk weken met probabiliteiten

New cards
83

loss aversion

er is iets vervelend aan iets moeten afgeven, daarom gaan onderhandelingen in conflictsituaties zo moeilijk

New cards
84

endownment effect

mensen vragen een hogere prijs bij verkopen dan wat ze er zelf voor zouden geven

New cards
85

heuristiek

soort snelle vuistregel die verschillend is van het echt precies en nauwkeurig afwegen van verschillende opties of mogelijkheden

New cards
86

conjunction fallacy

vaak lijkt het waarschijnlijker dat een saai persoon boekhouder en jazzmuzikant is dan alleen jazzmuzikant omdat boekhouder bij de saaie beschrijving past, maar naarmate er meer details worden gegeven, wordt de waarschijnlijkheid kleiner (maar kan de representativiteit vergroten)

New cards
87

gambler’s fallacy

hoe vaak je ook munt gooit na elkaar, de kans om opnieuw munt te gooien blijft ½ . als je moet kiezen welke reeks, dan is de overschakeling van kop naar munt steeds 0.5 (vaak wordt er gekozen voor de reeks met de meeste veranderingen, maar dit klopt niet)

New cards
88

base rate

frequentie waarmee een bepaalde eigenschap voorkomt in een populatie zonder enige specificatie

New cards
89

base rate neglect

veelvoorkomende cognitieve fout waarbij mensen de basisfrequentie (base rate) negeren of onderschatten wanneer ze oordelen of beslissingen maken. in plaats daarvan richten ze zich vaak op specifieke, maar mogelijk irrelevante, informatie

New cards
90

regressie naar gemiddelde

zolang de correlatie niet 1 is, doet er zich een bepaald fenomeen voor: de optimale predictie ligt dan dichter tegen gemiddelde dan de predictorvariabele

New cards
91

availibility heuristic

afleiden van een frequentie van een klasse of de probabiliteit van een gebeurtenis op basis van het gemak waarmee voorbeelden kunnen worden opgeroepen (als iets vaak in de krant komt zal die gebeurtenis vaker worden ingeschat t.o.v. een andere gebeurtenis ook al komt die andere gebeurtenis vaker voor en verschijnt die gewoon niet in de krant = rol media)

New cards
92

assertief

opkomen voor jezelf zonder de gevoelens en belangen van een ander uit het oog te verliezen

New cards
93

confirmation bias

zoeken naar bevestiging en niet naar ontkrachting

New cards
94

2 systemen van denken

  1. automatisch en snel: kost geen moeite (vb. autorijden)

    1. gestuurd o.b.v. aandacht, kost moeite, inspanning, en concentratie

New cards
95

SMORC

= simple, model of rational crime:

  1. voordeel dat je ergens bij hebt

  2. risico op negatieve gevolgen

  3. hoe groot is de boete

New cards
96

cognitieve dissonantie

als je toegeeft dat je hebt gelogen om je zelfbeeld hoog te houden (ik ben eerlijk) => mensen ‘vergeten’ vaak hun oneerlijkheden, of verzinnen er excuses voor

New cards
97

minimal group paradigm

hoe weinig gelijkenissen er nodig zijn om een groepsgevoel tot stand te brengen en je binnen je groep je groepsleden bevoordeelt en de anderen benadeelt

New cards
98

coderingshypothese

emoties worden op dezelfde manier geuit door mensen uit verschillende culturen

New cards
99

decoderingshypothese

emoties worden op dezelfde manier geïnterpreteerd door mensen uit verschillende culturen (maar niet even goed als mensen uit dezelfde cultuur)

New cards
100

meta-analyse

techniek om gegevens te combineren zodat je over veel meer gegevens beschikt en je besluit betrouwbaarder is

New cards
robot