H5-Cognitieve Controle en Executieve Functies – Hoofdstuk 5

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/148

flashcard set

Earn XP

Description and Tags

150 vocabulaireflashcards over hoofdstuk 5 ‘Cognitieve Controle’ – elk kaartje bevat een Nederlandse term en een korte definitie.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

149 Terms

1
New cards

Cognitieve controle

Vermogen om gedachten en handelingen te organiseren en bij te sturen in functie van interne doelen.

2
New cards

Executieve functies

Hogere-orde processen zoals inhibitie, taakwisseling en updating die doelgericht gedrag ondersteunen.

3
New cards

Inhibitoire controle

Processen die ongewenste stimuli, gedragingen of gedachten onderdrukken.

4
New cards

Taakwisseling

Het flexibele overschakelen tussen verschillende taaksets of mentale regels.

5
New cards

Dysexecutief syndroom

Cluster van stoornissen in executieve functies na frontale hersenschade.

6
New cards

Taaksetting

Executieve subfunctie gericht op planning en aanleg van stimulus-respons-associaties.

7
New cards

Monitoring

Executieve subfunctie die prestaties bewaakt en bij fouten bijstuurt.

8
New cards

Energisatie

Executieve subfunctie voor het handhaven van alertheid en volgehouden aandacht.

9
New cards

Valuatienetwerk

Frontaal-limbisch hersennetwerk dat beloningswaarde inschat.

10
New cards

Cognitief controlenetwerk

Netwerk rond dorsolaterale prefrontale en anterieure cingulate cortex voor inhibitie en conflictmonitoring.

11
New cards

Iowa Gambling-taak

Beslissingstaak met risicovolle en veilige stapels kaarten om valuatiefuncties te meten.

12
New cards

Inhibitie

Algemene term voor processen die neurale of gedragsmatige activiteit verminderen.

13
New cards

Responsinhibitie

Stoppen van een reeds voorbereide motorische respons.

14
New cards

Stopsignaalparadigma

Taak waarin een go-respons soms moet worden gestopt na een auditief/visueel signaal.

15
New cards

Stopsignaal-reactietijd (SSRT)

Geschatte tijd die nodig is om een voorbereide respons te inhiberen.

16
New cards

Racemodel

Model dat go- en stopprocessen als onafhankelijke racers beschouwt; snelste wint.

17
New cards

Dorsolaterale prefrontale cortex

Voornaamste frontaal gebied voor werkgeheugen en cognitieve controle.

18
New cards

Anterieure cingulate cortex

Mediëert conflictdetectie, foutsignalen en aandachtsaanpassing.

19
New cards

Orbito-frontale cortex

Frontaal gebied betrokken bij emotionele en beloningsgerelateerde evaluaties.

20
New cards

Ventromediale prefrontale cortex

Gebied onderaan frontale kwab voor waarde- en emotiebeslissingen.

21
New cards

Frontopolaire cortex

Meest rostrale prefrontalis; coördineert metacognitie en integratie van subdoelen.

22
New cards

Updating

Proces van verversen van relevante informatie in het werkgeheugen.

23
New cards

Inhibitiefunctie

Component van executieve functies gericht op onderdrukken van automatische reacties.

24
New cards

Taakwisselingsfunctie

Component van executieve functies die schakelt tussen taaksets.

25
New cards

Eenheid/diversiteit-raamwerk

Model waarin executieve functies gemeenschappelijke en unieke delen bevatten.

26
New cards

Confirmatorische factoranalyse

Statistische techniek om latente factoren (bv. inhibitie/updating) te toetsen.

27
New cards

Laterale inhibitie

Onderdrukking van naburige representaties via competitie tussen neuronen.

28
New cards

Postsynaptische inhibitie

Vermindering van postsynaptische excitatie door inhiberende neurotransmitters.

29
New cards

Circuitinhibitie

Verminderde activatie binnen een volledig neuraal circuit.

30
New cards

Reflexinhibitie

Onderdrukking van automatische reflexresponsen.

31
New cards

Gedragsinhibitie

Beheersing van openlijk (overt) gedrag en impulsen.

32
New cards

Cognitieve inhibitie

Onderdrukking van interne representaties of gedachten.

33
New cards

Post-error slowing

Vertraging in reactie op de trial direct na een fout.

34
New cards

Error Related Negativity (ERN)

Negatieve ERP-piek (≈100 ms na respons) bij fouten, gelinkt aan ACC-activiteit.

35
New cards

Conflictmonitoring

Detecteren van simultane activatie van concurrerende responsen.

36
New cards

Eriksen Flanker-taak

Paradigma met centrale stimulus geflankeerd door congruente of incongruente stimuli.

37
New cards

Stroop-effect

Interferentie wanneer woordbetekenis de kleurbenoeming verstoort.

38
New cards

Centrale bottleneck

Hypothese dat beslissingsstadium slechts één proces tegelijk kan uitvoeren.

39
New cards

Psychologische refractaire periode (PRP)

Vertraging van tweede respons wanneer twee stimuli kort na elkaar verschijnen.

40
New cards

Resource-theorie

Opvatting dat aandacht een beperkte mentale hulpbron is.

41
New cards

Meervoudige-hulpbronnenmodel

Wickens’ theorie met aparte hulpbronnen per modaliteit, code, stadium en respons.

42
New cards

Threaded cognition

Model waarin parallelle taakdraden autonoom om gedeelde hulpbronnen concurreren.

43
New cards

Werkgeheugen

Systeem voor actief onderhouden en manipuleren van informatie.

44
New cards

Goal neglect

Niet uitvoeren van bekende taakregels ondanks intact begrip en geheugen.

45
New cards

Lettermonitoringtaak

Test voor goal neglect waarbij letters op juiste schermzijde hardop gelezen moeten worden.

46
New cards

Taakmodel

Interne representatie van regels, doelen en stimuli die gedrag aanstuurt.

47
New cards

Automatische processen

Snel, moeiteloos, weinig aandacht vragend en vaak onbewust uitgevoerd gedrag.

48
New cards

Gecontroleerde processen

Langzamer, bewust en capaciteits-eisend gedrag gestuurd door doelstellingen.

49
New cards

Consistente mapping

Stimulus-respons-koppeling die altijd hetzelfde blijft; bevordert automatisatie.

50
New cards

Gevarieerde mapping

Veranderlijke stimulus-respons-koppelingen; blijven gecontroleerd.

51
New cards

Instantietheorie

Logans idee dat automatisatie ontstaat door ophalen van eerdere oplossingen uit geheugen.

52
New cards

Prepared reflex

Automatische respons op een stimulus na voorafgaande vrijwillige voorbereiding.

53
New cards

Lateralized Readiness Potential (LRP)

ERP-verschil signaal dat motorische responsvoorbereiding weerspiegelt.

54
New cards

Dysexecutief syndroom – symptomen

O.a. impulsiviteit, perseveratie, verminderde planning en responsinhibitie.

55
New cards

Frontale lobben

Hersenkwabben essentieel voor planning, beslissing en executieve functies.

56
New cards

Prefrontale cortex

Voorste gedeelte van frontale lobben, kerngebied voor cognitieve controle.

57
New cards

Subthalamische nucleus

Onderdeel van basale ganglia betrokken bij stopprocessen.

58
New cards

Basale ganglia

Subcorticale kernen voor motorcontrole, leerprocessen en automatisatie.

59
New cards

Inferieure frontale cortex

Lateraal frontaal gebied dat actief is bij succesvol stoppen.

60
New cards

Mediale prefrontale cortex

Centraal frontaal gebied voor monitoring van interne toestanden.

61
New cards

N1-component

Vroeg ERP-component (≈100 ms) groter bij aandacht voor auditieve stimulus.

62
New cards

Conflictdetectie

Vaststellen van tegenstrijdige informatie-stromen die om selectie strijden.

63
New cards

Stop Signaal Vertraging (SSD)

Tijd tussen go-stimulus en stopsignaal in stopsignaaltaak.

64
New cards

Stimulus Onset Asynchronie (SOA)

Interval tussen twee stimuli of tussen stimulus en stopsignaal.

65
New cards

Multitasking

Gelijktijdig uitvoeren van twee of meer taken.

66
New cards

Dubbeltaakinterferentie

Prestatie-verlies wanneer twee taken simultaan uitgevoerd worden.

67
New cards

Multitaskingvaardigheid

Individueel verschil in omgaan met gelijktijdige mediabronnen of taken.

68
New cards

Centrale-capaciteit

Totale hoeveelheid mentale brandstof volgens Kahneman die verdeeld wordt.

69
New cards

Hulpbron

Algemene term voor beperkte cognitieve capaciteit of modaliteits-specifiek subsysteem.

70
New cards

Focale visuele verwerking

Bewuste objectherkenning binnen kleine foveale zone.

71
New cards

Ambiante visuele verwerking

Ruimtelijke en bewegingsdetectorische verwerking buiten fovea.

72
New cards

Perceptuele analyse

Eerste stadium van stimulusverwerking; sensorische herkenning.

73
New cards

Responsselectie

Centrale beslissing welke motorische reactie passend is.

74
New cards

Motorrespons

Uitgevoerde lichamelijke handeling na besluitvorming.

75
New cards

Arousal (Kahneman)

Algemene alertheidsgraad die beschikbare mentale capaciteit vergroot.

76
New cards

Stimulus-amplificatie

Versterken van relevante representaties i.p.v. inhibitie van irrelevante.

77
New cards

Post-error attentional capture

Aandacht wordt opgeëist door foutfeedback waardoor volgende reactie vertraagt.

78
New cards

Errornegativity (Falkenstein)

Duitse term voor ERN-component na foute respons.

79
New cards

Updatingcomponent werkgeheugen

Specifiek proces om oudste info te vervangen door nieuwere taakrelevante info.

80
New cards

Dysexecutief syndroom en schrijfvaardigheid

Frontalepatiënten missen discipline en organisatie om coherente teksten te schrijven.

81
New cards

Confabulaties

Onjuiste herinneringen die als waar worden beleefd; symptoom bij frontale schade.

82
New cards

Hypoactiviteit-apathie

Sterk verminderde spontaniteit en initiatief na hersenletsel.

83
New cards

Hyperactiviteit-afleidbaarheid

Overmatige activiteit en snelle afleiding door irrelevante stimuli.

84
New cards

Stereotypieën

Herhaald, zinloos gedragspatroon na frontale beschadiging.

85
New cards

Afhankelijkheid van de omgeving

Gedrag wordt gedomineerd door externe prikkels; weinig eigen sturing.

86
New cards

Initiatie

Starten van doelgericht gedrag; kan verstoord zijn bij frontaalschade.

87
New cards

Planning

Voorsorteren en ordenen van acties om een doel te bereiken.

88
New cards

Deductie

Logisch afleiden van conclusies uit premissen; frontaal afhankelijk.

89
New cards

Coördinatie

Afstemmen van meerdere subtaken of motorische acties.

90
New cards

Productie

Genereren van ideeën, taal of bewegen binnen taakcontext.

91
New cards

Stop-taak en aandacht

Grotere N1 voor stopsignaal voorspelt succesvol stoppen (Bekker et al.).

92
New cards

Failure-to-engage-hypothese

Residuele wisselkosten ontstaan doordat taakset soms niet tijdig geactiveerd wordt.

93
New cards

Residuele wisselkosten

Restant vertraging na taakwissel ondanks lange voorbereidingstijd.

94
New cards

Mixkosten

Prestatieverlies in gemengde blokken vergeleken met enkeltaakblok.

95
New cards

Task-set reconfiguratie

Herinstellen van relevante stimuli, regels en responsen bij taakwissel.

96
New cards

Prepared reflex – voorwaarden

Mapping moet nieuw zijn en meerdere stimulus-responsparen omvatten om automatisme te tonen.

97
New cards

Flankerinterferentie bij niet-relevante stimuli

Effect dat flankers reactie beïnvloeden hoewel er nooit op gereageerd wordt.

98
New cards

Implementatiefase (instructies)

Stap waarin stimulus-responsregels geactiveerd worden voor uitvoering.

99
New cards

Chunking van taakregels

Samenvoegen van complexe instructie-elementen tot hanteerbare eenheden.

100
New cards

Ideomotor theorie

Acties worden opgewekt door sensorische effecten die ermee geassocieerd zijn.