1/148
150 vocabulaireflashcards over hoofdstuk 5 ‘Cognitieve Controle’ – elk kaartje bevat een Nederlandse term en een korte definitie.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Cognitieve controle
Vermogen om gedachten en handelingen te organiseren en bij te sturen in functie van interne doelen.
Executieve functies
Hogere-orde processen zoals inhibitie, taakwisseling en updating die doelgericht gedrag ondersteunen.
Inhibitoire controle
Processen die ongewenste stimuli, gedragingen of gedachten onderdrukken.
Taakwisseling
Het flexibele overschakelen tussen verschillende taaksets of mentale regels.
Dysexecutief syndroom
Cluster van stoornissen in executieve functies na frontale hersenschade.
Taaksetting
Executieve subfunctie gericht op planning en aanleg van stimulus-respons-associaties.
Monitoring
Executieve subfunctie die prestaties bewaakt en bij fouten bijstuurt.
Energisatie
Executieve subfunctie voor het handhaven van alertheid en volgehouden aandacht.
Valuatienetwerk
Frontaal-limbisch hersennetwerk dat beloningswaarde inschat.
Cognitief controlenetwerk
Netwerk rond dorsolaterale prefrontale en anterieure cingulate cortex voor inhibitie en conflictmonitoring.
Iowa Gambling-taak
Beslissingstaak met risicovolle en veilige stapels kaarten om valuatiefuncties te meten.
Inhibitie
Algemene term voor processen die neurale of gedragsmatige activiteit verminderen.
Responsinhibitie
Stoppen van een reeds voorbereide motorische respons.
Stopsignaalparadigma
Taak waarin een go-respons soms moet worden gestopt na een auditief/visueel signaal.
Stopsignaal-reactietijd (SSRT)
Geschatte tijd die nodig is om een voorbereide respons te inhiberen.
Racemodel
Model dat go- en stopprocessen als onafhankelijke racers beschouwt; snelste wint.
Dorsolaterale prefrontale cortex
Voornaamste frontaal gebied voor werkgeheugen en cognitieve controle.
Anterieure cingulate cortex
Mediëert conflictdetectie, foutsignalen en aandachtsaanpassing.
Orbito-frontale cortex
Frontaal gebied betrokken bij emotionele en beloningsgerelateerde evaluaties.
Ventromediale prefrontale cortex
Gebied onderaan frontale kwab voor waarde- en emotiebeslissingen.
Frontopolaire cortex
Meest rostrale prefrontalis; coördineert metacognitie en integratie van subdoelen.
Updating
Proces van verversen van relevante informatie in het werkgeheugen.
Inhibitiefunctie
Component van executieve functies gericht op onderdrukken van automatische reacties.
Taakwisselingsfunctie
Component van executieve functies die schakelt tussen taaksets.
Eenheid/diversiteit-raamwerk
Model waarin executieve functies gemeenschappelijke en unieke delen bevatten.
Confirmatorische factoranalyse
Statistische techniek om latente factoren (bv. inhibitie/updating) te toetsen.
Laterale inhibitie
Onderdrukking van naburige representaties via competitie tussen neuronen.
Postsynaptische inhibitie
Vermindering van postsynaptische excitatie door inhiberende neurotransmitters.
Circuitinhibitie
Verminderde activatie binnen een volledig neuraal circuit.
Reflexinhibitie
Onderdrukking van automatische reflexresponsen.
Gedragsinhibitie
Beheersing van openlijk (overt) gedrag en impulsen.
Cognitieve inhibitie
Onderdrukking van interne representaties of gedachten.
Post-error slowing
Vertraging in reactie op de trial direct na een fout.
Error Related Negativity (ERN)
Negatieve ERP-piek (≈100 ms na respons) bij fouten, gelinkt aan ACC-activiteit.
Conflictmonitoring
Detecteren van simultane activatie van concurrerende responsen.
Eriksen Flanker-taak
Paradigma met centrale stimulus geflankeerd door congruente of incongruente stimuli.
Stroop-effect
Interferentie wanneer woordbetekenis de kleurbenoeming verstoort.
Centrale bottleneck
Hypothese dat beslissingsstadium slechts één proces tegelijk kan uitvoeren.
Psychologische refractaire periode (PRP)
Vertraging van tweede respons wanneer twee stimuli kort na elkaar verschijnen.
Resource-theorie
Opvatting dat aandacht een beperkte mentale hulpbron is.
Meervoudige-hulpbronnenmodel
Wickens’ theorie met aparte hulpbronnen per modaliteit, code, stadium en respons.
Threaded cognition
Model waarin parallelle taakdraden autonoom om gedeelde hulpbronnen concurreren.
Werkgeheugen
Systeem voor actief onderhouden en manipuleren van informatie.
Goal neglect
Niet uitvoeren van bekende taakregels ondanks intact begrip en geheugen.
Lettermonitoringtaak
Test voor goal neglect waarbij letters op juiste schermzijde hardop gelezen moeten worden.
Taakmodel
Interne representatie van regels, doelen en stimuli die gedrag aanstuurt.
Automatische processen
Snel, moeiteloos, weinig aandacht vragend en vaak onbewust uitgevoerd gedrag.
Gecontroleerde processen
Langzamer, bewust en capaciteits-eisend gedrag gestuurd door doelstellingen.
Consistente mapping
Stimulus-respons-koppeling die altijd hetzelfde blijft; bevordert automatisatie.
Gevarieerde mapping
Veranderlijke stimulus-respons-koppelingen; blijven gecontroleerd.
Instantietheorie
Logans idee dat automatisatie ontstaat door ophalen van eerdere oplossingen uit geheugen.
Prepared reflex
Automatische respons op een stimulus na voorafgaande vrijwillige voorbereiding.
Lateralized Readiness Potential (LRP)
ERP-verschil signaal dat motorische responsvoorbereiding weerspiegelt.
Dysexecutief syndroom – symptomen
O.a. impulsiviteit, perseveratie, verminderde planning en responsinhibitie.
Frontale lobben
Hersenkwabben essentieel voor planning, beslissing en executieve functies.
Prefrontale cortex
Voorste gedeelte van frontale lobben, kerngebied voor cognitieve controle.
Subthalamische nucleus
Onderdeel van basale ganglia betrokken bij stopprocessen.
Basale ganglia
Subcorticale kernen voor motorcontrole, leerprocessen en automatisatie.
Inferieure frontale cortex
Lateraal frontaal gebied dat actief is bij succesvol stoppen.
Mediale prefrontale cortex
Centraal frontaal gebied voor monitoring van interne toestanden.
N1-component
Vroeg ERP-component (≈100 ms) groter bij aandacht voor auditieve stimulus.
Conflictdetectie
Vaststellen van tegenstrijdige informatie-stromen die om selectie strijden.
Stop Signaal Vertraging (SSD)
Tijd tussen go-stimulus en stopsignaal in stopsignaaltaak.
Stimulus Onset Asynchronie (SOA)
Interval tussen twee stimuli of tussen stimulus en stopsignaal.
Multitasking
Gelijktijdig uitvoeren van twee of meer taken.
Dubbeltaakinterferentie
Prestatie-verlies wanneer twee taken simultaan uitgevoerd worden.
Multitaskingvaardigheid
Individueel verschil in omgaan met gelijktijdige mediabronnen of taken.
Centrale-capaciteit
Totale hoeveelheid mentale brandstof volgens Kahneman die verdeeld wordt.
Hulpbron
Algemene term voor beperkte cognitieve capaciteit of modaliteits-specifiek subsysteem.
Focale visuele verwerking
Bewuste objectherkenning binnen kleine foveale zone.
Ambiante visuele verwerking
Ruimtelijke en bewegingsdetectorische verwerking buiten fovea.
Perceptuele analyse
Eerste stadium van stimulusverwerking; sensorische herkenning.
Responsselectie
Centrale beslissing welke motorische reactie passend is.
Motorrespons
Uitgevoerde lichamelijke handeling na besluitvorming.
Arousal (Kahneman)
Algemene alertheidsgraad die beschikbare mentale capaciteit vergroot.
Stimulus-amplificatie
Versterken van relevante representaties i.p.v. inhibitie van irrelevante.
Post-error attentional capture
Aandacht wordt opgeëist door foutfeedback waardoor volgende reactie vertraagt.
Errornegativity (Falkenstein)
Duitse term voor ERN-component na foute respons.
Updatingcomponent werkgeheugen
Specifiek proces om oudste info te vervangen door nieuwere taakrelevante info.
Dysexecutief syndroom en schrijfvaardigheid
Frontalepatiënten missen discipline en organisatie om coherente teksten te schrijven.
Confabulaties
Onjuiste herinneringen die als waar worden beleefd; symptoom bij frontale schade.
Hypoactiviteit-apathie
Sterk verminderde spontaniteit en initiatief na hersenletsel.
Hyperactiviteit-afleidbaarheid
Overmatige activiteit en snelle afleiding door irrelevante stimuli.
Stereotypieën
Herhaald, zinloos gedragspatroon na frontale beschadiging.
Afhankelijkheid van de omgeving
Gedrag wordt gedomineerd door externe prikkels; weinig eigen sturing.
Initiatie
Starten van doelgericht gedrag; kan verstoord zijn bij frontaalschade.
Planning
Voorsorteren en ordenen van acties om een doel te bereiken.
Deductie
Logisch afleiden van conclusies uit premissen; frontaal afhankelijk.
Coördinatie
Afstemmen van meerdere subtaken of motorische acties.
Productie
Genereren van ideeën, taal of bewegen binnen taakcontext.
Stop-taak en aandacht
Grotere N1 voor stopsignaal voorspelt succesvol stoppen (Bekker et al.).
Failure-to-engage-hypothese
Residuele wisselkosten ontstaan doordat taakset soms niet tijdig geactiveerd wordt.
Residuele wisselkosten
Restant vertraging na taakwissel ondanks lange voorbereidingstijd.
Mixkosten
Prestatieverlies in gemengde blokken vergeleken met enkeltaakblok.
Task-set reconfiguratie
Herinstellen van relevante stimuli, regels en responsen bij taakwissel.
Prepared reflex – voorwaarden
Mapping moet nieuw zijn en meerdere stimulus-responsparen omvatten om automatisme te tonen.
Flankerinterferentie bij niet-relevante stimuli
Effect dat flankers reactie beïnvloeden hoewel er nooit op gereageerd wordt.
Implementatiefase (instructies)
Stap waarin stimulus-responsregels geactiveerd worden voor uitvoering.
Chunking van taakregels
Samenvoegen van complexe instructie-elementen tot hanteerbare eenheden.
Ideomotor theorie
Acties worden opgewekt door sensorische effecten die ermee geassocieerd zijn.