1/48
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
M. gluteus maximus
O: - ala os ilium (dorsomediaal van linea glutea posterior), posterieur deel crista iliaca tot SIPS
- sacrum en os coccygis - lig. Sacrotuberale
+ fascia thoracolumbalis + fascia van gluteus medius
I: - achterzijde femur (tuberositas glutealis) met bursae
- tractus iliotibialis (zie later)
W: - rechtopstaan en gaan !
- open keten: retroflexie, exorotatie
- gesloten keten: belet vooroverkantelen van bekken
- duwt romp omhoog bij bv. bestijgen van trap (retroflexie van de dij)
- meewerken aan adductie
Inn: N. gluteus inferior (L5, S1, S2): zenuw verlaat het bekken langs het foramen ischiadicum majus onder de M. piriformis (infrapiriformis)

M. gluteus medius
O: dorsaal op ala ossis ilii tussen
crista en linea glutealis anterior/posterior
I: top trochanter major, met bursa
W:
open keten: abductie dij- anteflexie of retroflexie (resp.
ventrale of dorsale vezels)- dorsale vezels: lichte exorotatie (helpen M. gluteus maximus)
gesloten keten: - heterolaterale zijde naar craniaal
- anteversie of retroversie (beide dijen gefixeerd - bilaterale contractie)
Inn: N. gluteus superior (L4, L5, S1)

M. gluteus minimus
O: facies glutealis tussen linea
gluteales anterior en inferior
I: laterale zijde van trochanter major (anterieur van insertiepees van M. gluteus medius)
W:
open keten: - anteflexie, endorotatie, zwakke abductie dij
gesloten keten: - heterolaterale zijde naar craniaal - anteversie (van bekken bij bilaterale contractie)
Inn: N. glutealis superior (L4, L5, S1): zenuw verlaat het bekken door foramen ischiadicum majus boven de M. piriformis (suprapiriformis)

M. piriformis
O: binnenzijde os sacrum +
lig. sacrotuberale
I: mediaal op top trochanter major + bursa
V: spier komt DOOR foramen ischiadicum major naar bilregio en verdeelt het foramen in 2 spleten: - foramen suprapiriforme- foramen infrapiriforme
W:
open keten: exorotatie- zwakke abductie van de dij
gesloten keten: roteert de contralaterale zijde van bekken nr dorsaal
- stabilisatie heupgewricht
Inn: S1-S2 (rechstreekse takken van de plexus lumbosacralis in het kleine bekken, N. ischiadicus)

M. quadratus femoris
O: laterale rand tuber ischiadicum
I: onder trochanter major,vanaf crista intertrochanterica tot aan tuberositas glutealis
W: - exorotatie- stabilisator heupgewricht (+ kan ook bij groep adductoren)
Inn: L5-S1 (plexus sacralis)

M. obturatorius internus
O: in kleine bekken, aan diepe zijde
van de membrana obturatoria en bekkenkader errond
I: fossa trochanterica
V: maakt hoek van 90°komt dóór foramen ischiadicum minus naar bilregio
W: - exorotatie- stabilisatie heup
Inn: L5-S1 (verlaat het kleine bekken langs het foramen ischiadicum majus om terug naar binnen te lopen via het formaen ischiadicum minus om daar deze spier te innerveren)

M. obturatorius externus
O: externe zijde van de membrana
obturatoria + beenkader I: fossa trochanterica
V: onder heupgewricht door
W: exorotatie + (passieve rol in groep adductoren)
Inn: N. obturatorius L3-L4

M. gemellus superior
O: spina ischiadica
I: versmolten met pees van M.obturatorius internus (fossa trochanterica)
W: exorotatie
Inn: L5-S1 (dezelfde als M. obturatorius internus)

M. gemellus inferior
O: caudale rand incisura ischiadica minor
I: versmolten met pees van M.obturatorius internus (fossa trochanterica)
W: exorotatie
Inn: L5-S1 (dezelfde als M. quadratus femoris)

M. iliopsoas
M. PSOAS MAIOR
O: T12 tot L4-L5
I: trochanter minor
Inn: ventrale takken van (L1), L2, L3, L4 (zenuwen verlaten de canalis intervertebralis midden door de spier)
M. ILIACUS
O: fossa iliaca
I: trochanter minor
Inn: ventrale takken van (L1), L2, L3, L4 (zenuwen verlaten de canalis intervertebralis midden door de spier)
M.ILIOPSOAS
W: anteflexie van de dij
gefixeerde dij:
- unilaterale contractie: homolaterale lateroflexie van de wervelkolom
- bilaterale contractie: flexie vande romp t.o.v. femurs
Exorotatie van de heup
Stabiliserende werking: anteflexie van de dij (toename lordose)
Inn: ventrale takken uit plexus lumbalis
M. PSOAS MINOR (Inconstant)
O: T12-L1
I: pecten ossis pubis
Inn: ventrale takken van L1 en L2

M. sartorius
loopt oppervlakkig over dij van craniolateraal naar mediocaudaa « S-vormig »
O: SIAS
V: loopt achter mediale epicondyl vd femur
I: pes anserinus (= ganzevoetpees; 3 pezen) mediaal van tuberositas tibiae
W:
in heupgewricht : anteflexie, exorotatie, abductie
in kniegewricht : flexie, endorotatie vh onderbeen (bij gebogen knie) = kleermakerszit-beweging
Inn: N. femoralis, L2,L3,(4)

M. quadriceps:
M. rectus femoris
is de enige die het heupgewricht overspant
O: SIAI
I: Tuberositas tibiae
W:
bij gefixeerd bekken (open keten): anteflexie, extensie van de knie + anteflexie van de heup (naar voor zwaaien van been bij gaan en lopen)
bij gefixeerd femur (gesloten keten): anteversie bekken
Inn: N. femoralis (L2-L3-L4)

M. quadriceps: vastus lateralis
O: labium laterale van linea aspera
V: vezels draaien langs lateraal
I: retinaculum patella laterale
tuberositas tibiae
(Laterale rand patellae en condylus lateralis tibiae)
Inn: N. femoralis (L2-L3-L4)

M. quadriceps: vastus medialis
O: labium mediale van linea aspera
V: vezels draaien langs mediaal
I: retinaculum patellae mediale
tuberositas tibiae Inn: N. femoralis (L2-L3-L4)

M. quadriceps: vastus intermedius
M. quadriceps: vastus intermedius
O: voorzijde en laterale zijde van
de femur
I: basis patella diep van de rectus femoris
tuberositas tibiae Inn: N. femoralis (L2-L3-L4)

M. quadriceps: algemeen
W: - extensie van de knie - stabilisatie van het kniegewricht
I: gemeenschappelijke pees (=ligamentum patellae) op tuberositas tibiae, die eerst OVER patella loopt patella ligt achteraan in deze pees
Inn: N. femoralis (L2-L3-L4)
M. Gracilis
Meest mediaal gelegen
O: ramus inferior os pubis
I: pes anserinus
V: dorsaal van epicondylus medialis
W:
heup: adductie (femur terug naar uitgangspositie)
- knie: flexie en endorotatie van onderbeen
Inn: N. obturatorius (L2-L3)

M. pectineus
O: ramus superior os pubis (pecten)
I: linea pectinea (posterieur)
bursa tussen linea pectinea en trochanter minor
W: adductie, anteflexie van de dij en zwakke exorotatie of endorotatie naargelang de uitgangspositie)
Inn: N. femoralis (L2-L4)(N. Obturatorius accessorius, 20%

M. adductor brevis
O: ramus inferior os pubis
I: labium mediale van de linea aspera (posterieure zijde femur)
W: - adductie- exorotatie
Inn: N. obturatorius (L2-L3-L4)

M. adductor longus
O: naast facies symphysialis tot langs en caudaal van tuberculum
pubicum
I: labium mediale van de linea aspera (posterieure zijde femur)
W: - adductie- anteflexie - exorotatie
Inn: N. obturatorius (L2-L4)

M. adductor magnus
O: caudaal van foramen obturatorium: klein deel van ramus inferior van os pubis, ramus ossis ischii, tot een gedeelte op tuber ischiadicum
I: waaiervormig, 2 pezen:
- één op linea aspera
- één op condylus medialis (tuberculum adductorium);
ischiocondylair gedeelte
W:
- adductie, exorotatie
- dij in haar oorspronkelijke toestand terug: anteflexie bij retroflexie stand en vice versa
- Dij gefixeerd (gesloten keten):
anteversie vanuit retroversie en vice versa (bilateraal)
heterolaterale rotatie van het pelvis (unilateraal)
Inn: N. obturatorius + N. ischiadicus (ischiocondylair)

M. semitendinosus
O: tuber ischiadicum
V: vormt mediale grens van fossa poplitea ( = knieholte)
I: pes anserinus (+ bursa eronder)
W:
heup: retroflexie, endorotatie en stabilisatie van het bekken (anteversie stabiliseren)
knie: flexie en endorotatie (bij gebogen knie) --> sterkere werking als de heup in anteflexie is = volledige ROM
Inn: N. tibialis, tak van N. ischiadicus (L5,S1,S2)

M. semimembranosus
O: tuber ischiadicum
V: vormt tevens mediale grens van fossa poplitea
+ scheidt de M. semitendinosus en de M. biceps femoris van de M. adductor magnus
I:
deel rechstreeks: posterieure aspect van de condylus medialis van de tibia
ander deel: lig. popliteum obliquum (van de capsula articularis van kniegewricht + in de fascia poplitea)
W: krachtiger
heup: retroflexie, endorotatie
knie: flexie
Inn: N. tibialis

M. biceps femoris
O:
- bi-articulair caput longum op dorsale zijde van tuber ischiadicum (gemeenschappelijk M. semitendonosus)
- uni-articulair caput breve tussen beide lippen op onderste derde van de linea aspera
V: vormt laterale bovenrand van de fossa poplitea
I: caput fibulae, samen met lig. collaterale fibulare
W:
caput longum: in heupgewricht: retroflexie en stabilisatie van bekken (vb. bij anteflexie)
in kniegewricht: flexie en exorotatie (bij geflexteerde knie)
caput breve: idem maar geen werking op heup en bekken (enkel knie)
Inn:
cl: N. tibialis, tibiaal deel N. ischiadicus (S1-S3)
cb: N. fibularis, fibulair deel N. ischiadicus (L5-S1,2

M. tensor fasciae latae
O:SIAS
I: tractus iliotibialis. Voorzeijde van condylus lateralis tibiae (tuberculum van Gerdy), lat. tibia plateau
W: -
- samen met vezels van M. gluteus maximus die langs dorsaal tractus illiotibilias insereren = stabilisatie van het bekken + knie (bij staan als bij het gaan)
- samen met M. gluteud medius houdt ze bekken in evenwicht bij unipodale stand
- heup: abductie, anteflexie, endorotatie
- kniegewricht: slot-endorotatie van femur t.o.v. tibia
TRACTUS ILIOTIBIALIS: spant fascia lata
knie blijft in extensie
hyperextensie, lichaamsgewicht ligamentair ondersteun ipv spierkracht
Inn: N. gluteus superior (L4-L5, S1)

M. tibialis anterior
ligt lateraal van de margo anterior
O: condylus lateralis + bovenste derde van
de facies lateralis (tibia), op de membrana interossea en fascia curris
V: onder retinaculum extensorum; kruist eerst margo anterior van de tibia
I: os cuneiforme mediale + basis eerste metatarsaal
W:
voet beweeglijk tov onderbeen (openketen): dorsiflexie + inversie - adductie « Voet sleept niet bij gaan »
stand (gesloten keten) onderbeen naar ventraal voetrug brengen
Inn: N. fibularis profundus (L4-L5)

M. extensor hallucis longus
lateraal en diep van M. tibialis anterior
O: aangrenzende delen van de mediale zijde van de fibula en tibia
+ membrana interossea
V: onder retinaculum
I: distale phalanx grote teen + strekaponeurose
W:
- extensie en heffen grote teen
- dorsaalflexie voet (+inversie en adductie)
- gesloten keten: ventrale zijde van het onderbeen tot de voetrug naderen
Inn: N. fibularis profundus (L5-S1)

M. extensor digitorum longus
meest lateraal
O: laterale condyl tibia, caput fibulae,
bovenste 3/4de margo anterior fibula, septum en fascia cruris
I: onder retinaculum door
4 pezen
strekaponeurose
tenen 2-5
W:
- extensie tenen
- dorsaalflexie voet => zuivere pronatie (dorsiflexi, abductie, eversie)
- bij gefixeerde voet: vooroverbuigen onderbeen
Inn: N. fibularis profundus (L5-S1)

M. peroneus (fibularis) tertius
kleine spier, dikwijls afwezig, gaat dikwijls afsplitsen van de M. digitorum longus,of soms helemaal een aparte spierbuik zijn.
O: distale derde van de facies medialis van fibula (of splits af van M. extensor digitorum longus)
I: onder retinaculum door naar basis MT5
W: pronatie als onderdeel van de M. extensor digitorum longus
Inn: N. fibularis profundus (L4,5-S1)

M. peroneus longus
M. peroneus (fibularis) longus
O: bovenste 2/3de van fibula
V: achter malleolus lateralis, door een retinaculum vastgehouden
onder trochlea
draait rond laterale voetrand naar mediaal
I: eerste metatarsaal + cuneiforme mediale
W: plantair flexie, eversie en abductie + steunt voetgewelf
Inn: N. peroneus (fibularis) superficialis (L5, S1-2)

M. peroneus brevis
dieper en distaler
O: onderste 2/3de van fibula
V: idem zoals longus, maar pees van brevis ligt hoger
boven trochlea
I: basis 5de MT
W: plantaire flexie, eversie en abductie + steunt voetgewelf
Inn: N. peroneus superficialis (L5, S1-2)

M. triceps surae: M. gastrocnemius
- loopt over kniegewricht- heeft caput mediale + caput laterale
O:
caput mediale: facies poplitea craniaal van de condlus medialis
caput laterale: facies poplitea craniaal van de condylus lateralis femoris
I: met Achillespees op tuber calcaneum
W:
knie: flexie
enkel: plantairflexie (gesloten keten= op tenen staan)
gefixeerde voet: onderbeen naar dorsaal
(info: Bij een gebogen knie is de M. gastrocnemius minder effectief in het genereren van plantairflexie vanwege de lengte- en krachtverhouding.
De spier werkt efficiënter als plantairflexor wanneer de knie volledig gestrekt is of licht gebogen.)
Inn: N. tibialis (S1-S2)

M. triceps surae: M. soleus
- loopt niet over kniegewricht - diep van M. gastrocnemius
O: caput fibulae, facies posterior fibulae
linea m. solei op tibia
Een boog ontstaat = arcus tendineus musculi solei
I: Achillespees: tuber calcaneum
W:
- rechtopstaan: tonus van deze spier verzet zich tegen naar ventraal flecteren van het onderbeen (excentrische werking)
- gaan: plantair flexie van de enkel
- M. triceps surae (in geheel)= plantair flexie van de voet in enkelgewricht (en werkt ondersteunend voor inversie)
hiel van grond opheffen bij gaan, lopen, op tenen staan
Inn: N. tibialis (S1-S2)

M. plantaris (voetzoolspier)
Klein, dun spiertje; kan ontbreken.
O: facies poplitea boven laterale condyl
I: loopt tussen gastrocnemius en soleus mediaal van de Achillespees
W: idem caput laterale (maar is erg zwak) -> beschermt de bursa synovialis van de achillespees + kapelspanner
Inn: N. tibialis (S1-S2)

M. popliteus
Zeer diep ter hoogte van kniegewricht
O: in kniegewrichtskapsel in sulcus popliteus
onder laterale epicondyl van de femur + ligamenten en kapsel
I: dorsaal op tibia boven linea m. solei
W:
- knie: zwakke flexie
- slotrotatie (exorotatie femur)
- trekt laterale meniscus (en kapsel) naar dorsaal, zodat ze niet gekneld raken
Inn: N. tibialis

M. flexor digitorum longus
O: mediaal van facies posterior tibia
V: naar voetzool, dorsocaudaal van malleolus medialis diep van retinaculum flexorum
I: 4 pezen, teen 2 tot 5, basis distale phalanx
W:
- enkelgewricht: plantair flexie voet
- flexie teen (enigste spier flexie van DIP-gewrichten)
- op tenen staan
- ondersteunt voetgewelf
Inn: N. tibialis (S2-S3)

M. tibialis posterior
O: membrana interossea
facies posterior van tibia/fibula
V: MEDIAAL, dorsocaudaal v. malleolus medialis diep v. retinaculum flexorum
I: tuberositas os naviculais, os cuneiforme mediale, os cuneiforme intermedius en lateralis + basis metatarsalen II-V
W:
- supinatie van de voet (plantairflexie, adductie, inversie)
- gefixeerd voet: onderbeen naar posterieur
- plantairflexie tijdens het gaan
- ondersteunt mediale voetgewelf
Inn: N. tibialis (L4-L5)

M. flexor hallucis longus
O:facies posterior fibulae, op membrana interossea + op septum cruris posterius
V: ligt lateraal v. M. tibialis posterior; diep v. retinaculum;dorsocaudaal malleolus medialis,onder sustentaculum tali, naar voetzool
I: basis distale phalanx grote teen
W:
- flexie van grote teen
- plantair flexie voet
- evenwicht bij op tenen staan
- ondersteunt voetgewelf
Inn: N. tibialis (S2-S3)

M. extensor digitorum brevis en M. extensor hallucis brevis
O: dorsolaterale zijde vd calcaneus, ventraal vd malleolus lateralis, lateraal vd sinus tarsi, en onderzijde vh retinaculum musculorum extensorum inferius
I: basisphalanx vd grote teen en dorsale strekaponeurose vd tenen 2 tot 4
W:
- dorsiflexie (extensie) vd eerste teen in het MTP gewricht,
- voor de overige tenen: (mede) algehele dorsiflexie (extensie) in MTP, PIP, DIP
inn: N. peroneus profundus (S1-2)

M. abductor hallucis
O: processus medialis vh tuber calcanei, retinaculum musculorum flexorum en aponeurosis plantaris
I: mediaal sesambeentje vh MTP vd grote teen
W: -
flecteert mede de grote teen en
- abducteert hem weg vd 2de teen
- steunt het mediale longitudinale voetgewelf
inn: N. plantaris medialis

M. abductor digiti minimi
O: processus lateralis vh tuber calcanei, onderzijde vd calcaneus, en aponeurosis plantaris
I: basisphalanx vd 5de teen,samen met de M. flexor digiti minimi, sommige vezels lopen naar de tuberositas op de 5de teen
W:
- krachtige steun vh voetgewelf
- flexie en abductie MTP voor de 5de teen
inn: N. plantaris lateralis

M. flexor digitorum brevis
O: onderzijde vd tuber calcanei, proximaal deel vd aponeurosis plantaris
I: Met 4 pezen naar de 2de t.e.m. 4de teen
W:
- flecteren vd tenen in het PIP gewricht
- helpen bij flexie MTP (2 tot 5)
- ondersteunt het longitudinale voetgewelf
inn: N. plantaris medialis

M. quadratus plantae
O: met 2 koppen aan de mediale en laterale zijde vh tuber calcanei tegen het ligamentum plantare longum aan
I: laterale rand (dorsale en plantaire zijde) vd pezen vd M. flexor digitorum longus
W:
- ondersteunt de werking vd M. flexor digitorum longus: verandert de schuine trekrichting vd pezen v deze spier, en helpt zo bij de flexie vd 2de t.e.m. de 5de teen
inn: N. plantaris lateralis

Mm. lumbricales
O: op de pezen vd M. flexor digitorum longus
I: op de mediale zijde vd dorsale strekaponeurose van 2 tot 5
W:
- flexie metatarsophalangeaal
- extensie interphalangeaal 2-5
(met lichte mediale deviatie door mediale passage vd pezen t.o.v. MTP)
inn: N. plantaris medialis voor de 2 mediale en N. plantaris lateralis voor de 2 laterale Mm. lumbricales

M. flexor hallucis brevis
O: mediaal deel vh os cuboideum, ligamentum calcaneocuboideum plantage, lateraal os cuneiforme (3) en op de peesslip vd pees vd M. tibialis posterior
I: 2 insertiekoppen die gaan insereren op respectievelijk de mediale en laterale zijde vd basis vd proximale phalanx vd grote teen (+ mediaal en lateraal sesambeentje)
W:
- flexie MTP vd grote teen-
versterking vh voetgewelf
inn: N. plantaris medialis en/of lateralis

M. flexor digiti minimi brevis
O: basis 5de metatarsaal, ligamentum plantaris linger en peesschede vd M. peroneus longus
I: laterale kant vd basis vd proximale phalanx vd 5de teen
W:
- flexie MTP 5de teen
- steunt het voetgewelf
inn: N. plantaris lateralis

Mm. interossei dorsales
O: tweekoppig aan de naar elkaar gekeerde randen vd 5 metatersalen
I: Zijkant vd basis vd proximale phalanx, kapsel vh MTP gewricht en dorsale strekaponeurose
v 2de (mediaal en lateraal), 3de en 4de teen (lateraal.)
W:
- abductie (DAB: dorsale abductie) vd tenen 2 t.e.m. 4
- helpen bij flexie MTP en extensie PIP en DIP van tenen 2 t.e.m. 4
inn: N. plantaris lateralis

Mm. interossei plantares
O: met één kop op de bases vd mediale onderrand van metatersalen 3,4,5
I: mediale zijde vd bases vd proximale falanxen en strekaponeurose vd tenen 3 tot 5 (III-V)
W:
- adductie (PAD of VAD: plantaire of ventrale adductie) van tenen 3 t.e.m. 5 naar de aslijn doorheen de 2de teen
- helpen bij flexie MTP en extensie PIP en DIP van tenen 3 t.e.m. 5
inn: N. plantaris lateralis

M. adductor hallucis
O:
- caput obliquum (best ontwikkeld): bases ossa metatarsalia II tot IV, ligamentum plantare longum en peesschede van de M. peroneus longus
- caput transversum: op het kapsel van de metatarsofalangeale gewrichten
I: beide koppen insereren samen op het laterale sesambeentje en proximale falanx van de grote teen
W:
- adductie van de grote teen + helpt bij flexie MTP I
- opspannen (ondersteuning van het voetgewelf in dwarse en longitudinale richting
Inn: N. plantaris medialis of lateralis
