1/48
Dutch vocabulary flashcards based on lecture notes about rhetorical devices.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Accumulatio
Samenplaatsen van woorden met overeenkomstige betekenis
Anafoor
Herhalen van dezelfde woordgroep
Analogie
Dingen met elkaar vergelijken om een punt te maken
Anticlimax
Geleidelijk aan afnemen van spanning
Antithese
Tegengestelde woorden die met elkaar verbonden worden
Antropomorfisme
Vorm van personificatie: dieren of planten worden als mensen voorgesteld
Apostrof
Er wordt gericht naar een persoon of personen die niet aanwezig zijn
Archaïsme
Volgen van oude stijl van praten, heeft een heel plechtig aanzien dus kan vaak gebruikt worden voor ironie
Asyndeton
Zonder voegwoorden naast elkaar plaatsen van woorden, zinsdelen of zinnen
Captatio Benevolentiae
Lofprijzen bij het begin van een redevoering om de mensen die aangesproken worden gunstig te stellen
Chiasme
Twee tegengestelde woorden worden in dezelfde zin gebruikt
Cliché
Frequent gebruikt woord, uitspraak,… → voorspelbaar
Climax
Opbouw van spanning
Contaminatie
Foute combo van woorden of woordgroepen
Dysfemisme
↔️ eufemisme, een zin erger verwoorden dan het in werkelijkheid is
Ellips
Weglaten van vanzelfsprekende woorden
Eufemisme
↔️ dysfemisme, het mooier maken van iets wat in werkelijkheid slechter is
Evidentia
Concrete en gedetailleerde beschrijving van personen of zaken
Exclamatio
Een korte uitroep, vaak met ellips
Exemplum
Geciteerd voorbeeld, vaak een persoon of instituut met gezag in het onderwerp
Exhortatio
Met zachte dwang aansporen van luisteraar tot het ondernemen van actie
Generalisering
Veralgemening
Homofoon
Woorden met dezelfde klank
Homoniem
Woorden van eenzelfde woordsoort, zelfde klank en spelling maar andere betekenis
Hyperbool
Sterke overdrijving
Inversie
Omkering vd volgorde onderwerp en persoonsvorm
Ironie
Het tegengestelde zeggen van wat je bedoelt
Litotes
Begrip wordt omschreven door het tegendeel te ontkennen
Metafoor
Vergelijking zonder als (= vergelijking zonder als = verkorte vergelijking)
Neologisme
Nieuw woord in een taal, expressieve redenen
Oxymoron
Combo van 2 tegenstrijdige of tegengestelde woorden
Paradox
Schijnbare tegenstelling, maar heeft een betekenis
parallellisme
stijlfiguur waarbij twee (of meer) zinswendingen naar inhoud of naar vorm min of meer gelijk zijn
Personificatie
Objecten of begrippen worden als mens voorgesteld
Pleonasme
Gebruiken van meer woorden dan nodig door een eigenschap van het begrip te herhalen
Polysyndeton
Herhaling van een voegwoord in een zin (minstens 3 keer)
Praeteritio
Zeggen dat je iets niet gaat vermelden en het daardoor wel doen
Quaestio
Veel vragen in een keer, soms retorisch
Repetitio
Woord of zinsdeel wordt ongewijzigd na elkaar herhaald (ook anafoor)
Retorische stilte
Stilte om iets door te laten dringen
Retorische vraag
Vraag die niet bedoeld is om een antwoord uit te lokken
Subjectio
Antwoord geven op een zelfgestelde vraag
Synesthesie
Samenbrengen van 2 zintuiglijke waarnemingen
Tautologie
Herhaling van een synoniem of hetzelfde begrip
Understatement
Iets wordt als minder beschreven dan het is (≈ dysfemisme)
Vergelijking
Met woorden als, zoals
Vergelijking met als
Met woorden als, zoals
Vergelijking zonder als
Zonder als, zoals (= metafoor = vergelijking zonder als)
Verkorte vergelijking
Zonder als, zoals (= metafoor = vergelijking zonder als)