1/135
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Positivisme
Kennis verkregen door zintuigelijke waarnemingen en wetenschappelijke methoden. Wat we kunnen observeren of meten is echte kennis.
Belangrijke aanhanger: August Comté
Kenmerken positivisme
Objectiviteit
Empirisme
Wetenschappelijke methode
Afwijzing metafysica
Kernideeën positivisme
Kennis moet gebaseerd zijn op waarneming en empirische data.
Wetenschap is objectief en neutraal.
Feiten en waarden moeten gescheiden worden.
Natuurwetenschappelijke methode is enige juiste methode.
Modus ponens
Bevestigend redeneren, passend bij positivisme.
Als A dan B: als het regent, word ik nat.
A is waar: het regent.
Dus B is waar: dus word ik nat
Postpositivisme
Kennis is altijd beperkt, feilbaar en gekleurd. ‘Wat ik zie en meet is een benadering van wat waar zou kunnen zijn, maar ik kan het nooit volledig zeker weten.’
Kenmerken postpositivisme
Fallibilisme, kritisch realisme, theoriegeladenheid van de observatie, wetenschap is zelfcorrigerend proces en een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve methoden.
Belangrijke postpositivisten
Karl Popper → falsificatieprincipe
Thomas Kuhn → paradigmawisselingen
Imre Lakatos → wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s → combi tussen Popper en Kuhn
Paul Feyerabend → geen vaste methode in de wetenschap
Postivisme verworpen door postpositivisme
Wetenschap is nooit volledig objectief → paradigma’s/theoretische kaders → feiten kunnen alleen door bestaande theorieën worden geïnterpreteerd.
Observatie is altijd theorie geladen, want mensen nemen altijd waar op basis van hun kennis en ervaring → verschillende ervaringen en kennis.
Scheiding tussen feiten en waarden is kunstmatig → onderzoekers maken keuzes over welke onderwerpen ze willen onderzoeken en de hieruit volgende conclusies.
Inductieprobleem → het is onmogelijk om universele wetten af te leiden uit observaties. Wat in het verleden gebeurt, garandeert niet de toekomst.
Modus tollens
Ontkennend bevestigen, passend bij postpositivisme.
Als A dan B: als het regent, word ik nat
B is niet waar: ik word niet nat
Dus A is ook niet waar: dus het regent niet
Empirisme
Alle kennis komt uit ervaring, via de zintuigen. Je weet alleen wat je ervaren hebt.
Kenmerken empirisme
Ervaring → bron van kennis. Zintuigen zijn cruciaal voor het begrijpen van de werkelijkheid. Afwijzing voor aangeboren ideeën en observatie → je moet iets waarnemen om er iets over te weten.
Belangrijke empiristen
John Locke → de geest is een onbeschreven blad
George Berkeley → bestaan is waargenomen worden
David Hume → twijfelt aan oorzaak-gevolg als zekere kennis
Constructivisme
Kennis wordt niet ontdekt, maar geconstrueerd door sociale processen. Wetenschap is geen weerspiegeling van de werkelijkheid, maar zijn sociale constructies. Wat als feit wordt gezien is vaak het resultaat van onderhandeling, context en sociale normen.
Belangrijke constructivisten
Karin Knorr-Cetina → waarnemingen en experimenten worden beïnvloed door sociale interacties, instituties en machtsverhoudingen i.p.v. rationeel proces
Paul Feyeraband → geen vaste methode, wetenschappelijke vooruitgang is chaotisch, creatief en toevallig
Relativisme
Absolute waarheid bestaat niet, wat ‘waar’ is hangt af van iemands perspectief, tijd, cultuur of situatie → waarheid is relatief, afhankelijk van wie je bent, waar je bent en hoe je kijkt. Geen norm die universeel juist is, normen zijn juist binnen hun eigen context.
Traditionele visie
Klassieke of positivistisch model. Gebaseerd op objectieve, waarneembare feiten. Waarnemen met zintuigen en logica.
Ondersteunende ideeën traditionele visie
Wetenschappelijke kennis komt voort uit pure observaties
Onze zintuigelijke waarneming is een directe afspiegeling van de werkelijkheid
Eerst worden feiten verzameld en daar worden vervolgens theorieën op voortgebouwd.
Chalmers kerngedachte
Feiten zijn niet onafhankelijk van de theorie waarmee we werken en onze observaties worden altijd beïnvloed door onze kennis en verwachtingen
Chalmers commentaar op het klassieke model
Observaties zijn nooit objectief, want wat we waarnemen hangt af van onze kennis en achtergrond
Observaties worden beïnvloed door context en verwachtingen (denk aan optische illusies)
Feiten en theorie zijn niet strikt gescheiden: feiten hangen af van de theoretische bril waarmee we de wereld proberen te begrijpen
Chalmers over waarom de traditionele visie niet klopt
Waarneming is niet neutraal, want je moet eerst leren wat je moet zien
Feiten zijn theorie gebonden, onze kennis bepaalt welke feiten we als belangrijk zien
Observaties kunnen veranderen, nieuwe technologieën kunnen feiten corrigeren
Wetenschap is een complex proces
Theorie en waarnemingen werken samen, wetenschap is geen absolute waarheid, maar product van interpretatie en aanpassing. Chalmers stelt dat wetenschap een actief proces is en de traditionele opvatting is juist passief (alleen observeren via zintuigen). Wetenschappers manipuleren hun omgeving en waarnemingen om betrouwbare gegevens te verzamelen.
Feyerabends kijk op wetenschap
Wetenschappers moeten geen vaste en strikte regels volgen, maar wetenschap moet voortkomen uit chaos en creativiteit. Hij gelooft niet in universele wetenschappelijke regels en stelt dat wetenschappers moeten doen wat werkt en zich niet moeten laten beperken door methodologische regels (hier geloven Kuhn, Popper en Lakatos wel in)
Argumenten Feyeraband; een vaste methode is een illusie
Wetenschappers breken vaak de regels en dat werkt: grote ontdekkingen hielden zich vaak niet aan een strikt rationeel proces
Strikte methodologieën remmen innovatie: grote doorbraken gebeuren vaak buiten een vast wetenschappelijk kader
Wetenschap is geen rationeel proces, maar historisch toeval: invloed politiek en culturele gunstige uitkomsten
Westerse wetenschap is niet beter dan andere kennissystemen
Kritiek Feyerabend op andere filosofen
Popper → wetenschappers zijn constant bezig met het verdedigen van hun theorie, niet met falsificeren
Kuhn → wetenschappelijke vooruitgang is veel chaotischer en minder gestructureerd dan hij voordoet
Lakatos → er zijn geen goede of slechte onderzoeksprogramma’s, er zijn methoden die in verschillende situaties werken
Rol van experimenten
Chalmers: experimenten onthullen niet simpelweg feiten, maar zijn gericht op het verkrijgen van nuttige informatie binnen een wetenschappelijk kader. Experimenten zijn niet vast of absoluut → worden voortdurend aangepast en geïnterpreteerd op basis van bestaande theorieën. Ze helpen oude theorieën te herzien en eventueel te verbeteren.
Traditionele visie op experimenten
Zijn neutrale procedures die objectieve feiten onthullen. Feiten spreken voor zich, zonder dat ze geïnterpreteerd moeten worden en dat ideeën direct uit experimenten volgen
Waarom is de traditionele visie op experimenten problematisch?
Experimenten leveren geen ‘pure feiten op’
Wetenschappelijke experimenten veranderen door de tijd
Experimenten veranderen hoe we de wereld zien
Belangrijkste redenen waarom de traditionele visie op experimenten niet klopt
Observatie is actief en vereist interventie
Observatie is publiekelijk en herhaalbaar
Instrumenten/technologie bepalen wat we kunnen waarnemen
Kritiek Chalmers op experimenten
Experimenten zijn geen passieve observaties, maar vereisen manipulatie en interpretatie
Wetenschappelijke kennis verandert voortdurend door experimenten
Wetenschap wordt gevormd door experimenten, veel theorieën zouden niet bestaan zonder experimentele ontdekkingen
Falsificatieprincipe
Popper stelt dat wetenschap niet werkt door bevestiging maar door falsificatie → theorieën kunnen niet worden bewezen, alleen weerlegt. Wetenschap zou voorspellingen moeten doen die in principe onjuist blijken. Wetenschappelijke vooruitgang gebeurt door het elimineren van incorrect theorieën. Falsificatie zorgt voor het onderscheid tussen pseudowetenschap en ‘echte’ wetenschap → voorkomend uit dogmatisme en wetenschappelijke vooruitgang
Redenen Philips waarom falsificatie minder goed werkt in sociale wetenschap
Zwakke test → veel onderzoekers testen theorieën in vergelijkbare situaties, waardoor ze niet echt op de proef worden gesteld
Te weinig sterke tests
Confirmation bias in kwalitatief onderzoek → onderzoekers verzamelen alleen bewijs die hun theorie ondersteunt i.p.v. ontkracht
Philips over het falsifieerbaarder maken van het werk van Popper
Actief zoeken naar weerlegging → theorieën kunnen nooit worden bewezen, alleen weerlegd. Hypothesen moeten getest kunnen worden en falen
Gebruik sterke tests → zorg voor sterke testen die zodanig zijn ontworpen dat een verkeerde theorie makkelijk kan falen
Wees kritisch op kwalitatieve data → kijk niet alleen naar ondersteunend bewijs, maar ook naar tegenvoorbeelden
Denk aan alternatieve verklaringen → ga na en controleer of er geen alternatieve factoren zijn die invloed kunnen hebben of een effect verklaren
Positieve aspecten falsificatieprincipe volgens Philips
Vaak zijn theorieën moeilijker te testen en niet direct te falsificeren, maar onderzoekers moeten wel kritisch en systematisch blijven werken → voorkomt dat zij hun theorie als absoluut zien zonder serieus te testen. Ook draagt het bij aan de wetenschap en maakt deze sterker. Door kritisch te testen en theorieën actief op de proef te stellen, wordt onderzoek betrouwbaarder en beter
Inductie
Verwijst naar het concept dat er universele wetten afgeleid worden uit observaties. Dit betekent dat we dus conclusies kunnen trekken op basis van eerdere ervaringen.
Chalmers kritiek op inductie
Universele wetten kunnen niet worden bewezen → omdat we alleen witte zwanen observeren kunnen we niet concluderen dat alle zwanen wit zijn, misschien zijn er ook zwarte zwanen
Biedt geen zekerheid voor de toekomst → omdat iets gister is gebeurd, is er geen garantie dat dit ook in de toekomst gebeurd
Feiten zijn nooit puur → wat wetenschappers observeren gebeurt altijd op basis van een theoretisch kader/paradigma
Poppers kritiek op inductie
Wetenschappelijke vooruitgang gebeurt door weerlegging, niet bevestiging
Theorieën moeten falsifieerbaar zijn
Kan geen universele wetten bewijzen
Een goede theorie is gedurfd en neemt risico’s
Alternatieve benadering voor inductie volgens Popper
Een theorie moet falsifieerbaar zijn → structureer en formuleer een theorie op zo’n manier dat die getest kan worden en mogelijk kan falen
Wetenschap groeit door falsificatie → wetenschappelijke vooruitgang wordt geboekt door foutieve theorieën te verwerpen en vervangen door betere
Falsificatie is criterium voor wetenschap → alleen theorieën die testbare voorspellingen doen, en dus falsifieerbaar zijn, kunnen wetenschappelijk worden genoemd
Poppers redenen waarom inductie onbetrouwbaar is
Inductie leidt tot inconsistente redeneringen, er is namelijk geen manier om inductie op een inductieve manier te bewijzen → leidt tot cirkelredeneringen
Waarschijnlijkheidslogica biedt geen oplossing → probabilistische uitspraken vereisen ook inductie, wat het probleem dus nog steeds niet oplost
Ad-hoc hypothesen ontwijken inductie → door het toevoegen van nieuwe hypothesen kunnen theorieën zo worden aangepast dat ze falsificatie ontwijken en dus overeind blijven → heel slecht voor wetenschappelijke praktijk
Paradigma
Kuhn stelt dat wetenschappelijke kennis niet enkel geleidelijk wordt opgebouwd, maar dat theorieën soms plaatsmaken voor geheel nieuwe paradigma’s. Vanuit een historisch perspectief toont hij aan dat wetenschap geen lineair proces is, maar juist chaotisch, conflictvol en voortdurend in verandering. Grote wetenschappelijke doorbraken vereisen vaak radicale verschuivingen in denken. Kuhn veranderde daarmee de manier waarop we wetenschap begrijpen: hij laat zien dat wetenschap zich ontwikkelt via periodes van stabiliteit, gevolgd door revolutionaire omslagen. Vooruitgang is daarbij niet puur rationeel, maar wordt mede bepaald door dominante paradigma’s en sociale processen.
Paradigmaverschuivingen
Wetenschap is niet alleen het opstapelen van kennis, maar ook het ontwikkelen van nieuwe theorieën → hierbij zijn oude theorieën niet per se fout, maar passen niet meer in de huidige tijd en context → wetenschappelijke revoluties vervangen fundamentele concepten in plaats van ze simpelweg te verbeteren
Paradigmaverschuivingen zijn afhankelijk van sociale of politieke factoren
Wetenschappelijke vooruitgang is niet objectief → wordt bepaald door experimenten en observatie, maar ook door persoonlijke voorkeuren, historische en culturele context, plotselinge ontdekkingen en technologische innovatie
Analomiën
Problemen binnen een bestaand paradigma → worden genegeerd en als uitzondering gezien → bij opstapeling en onmogelijkheid om ze op te lossen zorgt dit voor een paradigma crisis wat verloopt in een wetenschappelijke revolutie → nieuw paradigma vervangt de oude volledig
Acceptatie nieuw paradigma
Dit gebeurt wanneer analomiën verklaard kunnen worden en nieuwe en nuttige inzichten bieden. Geschiedenis helpt ons om te begrijpen hoe paradigma’s veranderen en wetenschap wordt beïnvloed door bredere contexten → omarmen historisch perspectief zorgt voor duidelijker beeld va wetenschap als dynamisch proces vol conflicten, creativiteit en veranderingen
Ontwikkeling paradigmaverschuiving
Normale wetenschap → wetenschappers werken binnen een bestaand paradigma waarvan zij ervan uitgaan dat het de beste manier is om de wetenschap te begrijpen
Crisis door analomiën → sommige verschijnselen kunnen niet worden opgelost en verklaard worden binnen het huidige paradigma
Wetenschappelijke revolutie → dit ontstaat bij het zoeken van een nieuw paradigma om analomiën beter te verklaren
Incommensurabiliteit
Verschuiving van oud naar nieuw paradigma
Onderzoeksprogramma’s wetenschappelijke vooruitgang
Lakatos stelt dat dit gebeurt door competitie en niet door revoluties (Kuhn) of falsificatie (Popper). Theorieën zijn geen op zichzelf staande ideeën, maar onderdeel van een groter onderzoeksprogramma. Harde kern → kan niet zomaar losgelaten worden, er is een beschermende gordel die flexibel is en nieuwe problemen oplost. Een programma wordt losgelaten wanneer die geen nieuwe inzichten meer biedt en er een beter alternatief is
Volgens Lakatos bestaat een onderzoeksprogramma uit
Harde kern → fundamentele aannames die niet zomaar worden opgegeven, zoals het idee dat de wereld plat is en niet rond
Beschermende gordel → hulpstellingen die de harde kern beschermen, bestaat uit hulphypothesen die aangepast kunnen worden
Heuristiek → strategieën die onderzoeksprogramma’s laten groeien, kan positief en negatief zijn
Voorbeeld beschermende gordel
Hulphypothese → ‘het feit dat we het schip aan de horizon niet meer kunnen zien komt door het menselijk zicht’ → in plaats van toegeven dat de aarde rond is en niet plat
Positieve heuristiek
Ontwikkelen van voorspellingen of toepassingen binnen een onderzoeksprogramma. In het geval van de aarde die plat is → waarom kunnen mensen niet van de aarde vallen? ‘Er zit aan het einde een ijsmuur, daarom vallen mensen niet van de aarde’
Negatieve heuristiek
De harde kern beschermen door alleen de beschermende gordel aan te passen. In het geval van de platte aarde verander je nooit je aanname over dat de aarde plat is, zelfs als je iets waarneemt wat er tegenin gaat
Progressief onderzoeksprogramma
Blijft groeien → leidt tot nieuwe ontdekkingen en voorspellingen, blijft zicht ontwikkelen en levert betere verklaringen
Degeneratief onderzoeksprogramma
Achterhaald en verlaten → toevoegen van ad-hoc hypothesen zonder vooruitgang, blijft alleen maar bestaan door problemen weg te verklaren
Kritiek Lakatos op falsificatieprincipe van Popper
Bij tegenbewijs wordt een theorie niet meteen verworpen maar aangepast binnen een onderzoeksprogramma. Wetenschappers werken binnen een theoretisch kader, zij verlaten die pas bij een beter alternatief. Lakatos gelooft ook niet in dat cruciale experimenten direct bepalen of een theorie waar of onwaar is. Experimenten worden altijd geïnterpreteerd binnen een onderzoeksprogramma
Sociale constructie
Knorr-Cetina stelt dat wetenschappelijke kennis niet komt door ontdekkingen maar door sociale processen. Experimenten en waarnemingen zijn afhankelijk van sociale interacties, machtsverhoudingen en instituties. Wetenschappelijke vooruitgang moet worden gezien als een dynamisch en contextueel proces, waar methoden en regels aangepast worden aan specifieke situaties
Wetenschap verandert voortdurend (Knorr-Cetina)
Kennis is niet een vaste verzameling feiten, maar verandert afhankelijk van de maatschappij en de instelling waarin het wordt ontwikkeld. Wetenschap is ook onderhandelen → wetenschappers onderling afspreken wat als ‘waar’ wordt gezien
Wetenschap is geen puur objectief proces (Knorr-Cetina)
Mythe van objectiviteit → wetenschap wordt vaak voorgesteld als een verzameling objectieve feiten, maar in werkelijkheid zijn observaties en experimenten beïnvloed door institutionele en sociale factoren
Wetenschap is een sociaal proces → kennis ontstaat niet alleen door rationele methodes, maar wordt gevormd door onderhandelingen, instituties en machtsdynamieken
Macht en instituties bepalen wat we als wetenschap beschouwen → wetenschap is niet alleen een zoektocht naar waarheid, maar wordt ook beïnvloed door wie bepaald welke kennis geldig is
Wetenschap is niet lineair, maar circulair → theorieën en experimenten beïnvloeden elkaar
Strong constructivisme van Knorr-Cetina
Wetenschap is niet afhankelijk van sociale structuren
Wetenschappelijke feiten weerspiegelen niet de werkelijkheid, maar zijn sociale constructies
Regels en standaarden zijn flexibel en contentafhankelijk
Macht en instituties hebben een grote invloed op kennisproductie
Sociaal geconstrueerd
Hacking laat zien dat sociale constructies niet per se onwaar of illusoir zijn, maar echte gevolgen kunnen hebben. Concepten zoals kindermishandeling en tienerzwangerschap worden niet alleen bepaald door biologie, maar ook door sociale, historische en culturele factoren → betekenissen veranderen door de tijd en tussen verschillende samenlevingen
Traditionele kijk op feiten is problematisch volgens Hacking
Feiten zijn niet puur objectief → ondanks dat feiten onafhankelijk kunnen bestaan, worden ze altijd geïnterpreteerd binnen sociale structuren. Wat als probleem wordt gezien, verschilt per tijd en cultuur
Zwakke vs. sterke sociale constructie
Zwakke sociale constructie
Iets is cultureel en historisch beïnvloed, maar heeft nog steeds een objectieve basis → een tienerzwangerschap heeft verschillende sociale betekenissen, maar zwangerschap is biologisch echt
Sterke sociale constructie
Een fenomeen bestaat alleen omdat de samenleving het zo benoemt → geld heeft alleen waarde en bestaat als concept omdat wij daarin geloven en dat met elkaar hebben afgesproken
Interpretatie wetenschap met sociale beïnvloeding
Objectieve kennis wordt sociaal beïnvloed bij de interpretatie en toepassing → onderzoek bewijst dat suiker ongezond is, maar het wordt toch gepromoot omdat grote bedrijven erachter zitten
Sociale constructies kritisch evalueren
Kunnen machtstructuren beïnvloeden en soms problematisch zijn → jongens mogen niet huilen, waardoor jongens zich minder vrij voelen en hun mentale gezondheid wordt beïnvloed
Sociologisch realisme
Volgens Collins zijn sociale constructies geen illusies, maar juist echte structuren die ons denken en handelen bepalen → sociale realiteit is net zo tastbaar als de fysieke wereld. Onze taal, tijdsindeling en kennisnetwerken zijn geen losse ideeën, maar structuren die ons leven vormen en niet zomaar verdwijnen
Sociale constructie is niet nep volgens Collins
Sociale constructies zijn net zo echt als fysieke objecten → we leven binnen sociale structuren die we niet zelf hebben verzonnen, maar die ons gedrag beïnvloeden, bijvoorbeeld geld
Taal en denken zijn sociale fenomenen → we denken binnen een taal die we niet zelf hebben bedacht, zelfs onze interne gedachten volgen grammaticale regels die uit sociale interactie komen
Tijd en ruimte zijn sociaal bepaald → hoe we tijd en ruimte ervaren, is niet allen fysiek maar ook cultureel gevormd, zoals grenzen van een land
Kennis ontstaat in sociale netwerken → wetenschap en ideeën verspreiden zich via academische en intellectuele gemeenschappen, niet in isolatie
Bewijs dat sociale constructen echt zijn volgens R. Collins
Sociale instituties bestaan buiten individuen → UvA blijft bestaan, zelf als alle studenten en docenten vertrekken, omdat het een structuur is met regels, documenten en tradities
Concepten hebben net zo’n impact als fysieke objecten → een financiële crisis wordt veroorzaakt door financiële modellen, maar de gevolgen ervan hadden grote economische gevolgen op huishoudens
Wetenschap is een collectief proces → geen enkele wetenschappelijke doorbraak gebeurt in isolatie
Onderwijswetenschappen als reactie op positivisme
Volgens Philips en Burbules is dit niet exact zoals de de natuurwetenschappen, maar moet wel systematisch en kritisch zijn → combineren van meerdere methoden geeft het beste inzicht
Onderwijs is een sociale praktijk
Speelt zich af binnen sociale en politieke contexten, onderzoek met rekening houden met culturele, ethische en politieke context. Gebruik van kwantitatieve en kwalitatieve methode is belangrijk → realistischer beeld van onderwijs, waardoor een rechtvaardiger en effectiever onderwijsbeleid ontstaat
Strikt positivistische aanpak werkt niet in de onderwijswetenschappen
Menselijk gedrag is complex en contextafhankelijk → leerprocessen worden beïnvloed door motivatie, leraar vaardigheden, thuissituatie en schoolcultuur. Een strict kwantitatieve benadering om dit te onderzoeken is onvoldoende
Onderwijswetenschappen is normatief → het draait in onderwijs niet altijd om wat het beste werkt, maar ook om wat het meest menselijk is. Onderwijsbeleid is niet volledig neutraal en beleidskeuzes weerspiegelen altijd bepaalde overtuigingen
Onderwijs is afhankelijk van sociale en politieke context → wat in het ene systeem werkt, kan in het andere systeem falen
Postpositivisme is belangrijk voor onderwijswetenschap volgens Philips en Burbules
Geen exacte methode mogelijk → menselijk gedrag is niet exact meetbaar en leergedrag hangt af van motivatie, sociale context en cultuur
Combineren van kwantitatieve en kwalitatieve methoden → statistische analyses bieden onvoldoende inzichten, het combineren biedt meer
Context en sociale invloeden zijn cruciaal → onderwijs wordt beïnvloed door culturele en politieke invloeden, wat in het ene land werkt kan in het andere land niet werken
Waar onderwijswetenschappers rekening mee moeten houden
Hun bias erkennen en transparant zijn over hun aannames → zelfkritiek en transparantie
Combineren van verschillende methoden om complexe fenomenen te begrijpen → combinatie van kwalitatief en kwantitatieve methoden
Interdisciplinair en flexibel zijn
Kennis is altijd voorlopig en wetenschap moet kritisch worden bijgesteld → falsificieerbaarheid en openheid voor verbetering
Rol van statistiek
Volgens Labaree krijgt statistiek een grotere rol. Het wordt vaak gebruik als middel om de wetenschappelijke status van onderwijswetenschappen te vergroten. Dit kan leiden tot het negeren van motivatie, creativiteit en sociale relaties, wat weer invloed heeft op het onderwijsbeleid
Afhankelijkheid van onderwijs aan statistiek (Labaree)
Historische ontwikkeling van kwantificering → wetenschap en beleid gebruiken het steeds meer, belang is toegenomen
Statistiek als middel om academische status te verhogen → onderwijswetenschappen is geen exacte methode zoals natuurwetenschappen, door het gebruik van data en meetbare gegevens proberen het werkveld geloofwaardiger maken
Druk van onderwijsbeleid en politiek → beleidsmakers geven een voorkeur aan meetbare gegevens en cijfers omdat het objectiever lijkt en makkelijker te interpreteren is, hierdoor meer onderwijs gebaseerd op testresultaten ‘teaching to the test’ → onderwijs geven met als doel een toets goed maken, niet leren/begrijpen
Risico’s bij te sterke focus op statistiek (Labaree)
Te veel focus op kwantificeerbare gegevens, minder aandacht voor wat echt belangrijk is. Sommige onderwerpen zijn lastiger te meten zoals motivatie en aandacht, maar net zo belangrijk
Kwantificering vervormt onderwijsbeleid, beleidsmakers geven voorkeur aan cijfers en data en gebruiken dat als basis om beleidskeuzes te maken binnen het onderwijs
Onderwijs steeds meer beoordeeld op testresultaten, terwijl andere belangrijke dingen zoals diepgaan leren en kritisch denken onder druk komen te staan
Onderwijs moet niet gereduceerd worden tot cijfers
Ethische verantwoordelijkheid onderzoekers
Hostetler stelt dat onderzoek niet alleen gaat over wat de juiste methodologie. Het onderwijs gaat over mensen en onderzoekers die rekening moeten houden met de gevolgen van hun onderzoek en bijdragen aan het bredere welzijn van leerkrachten en leerlingen. Bij nadruk op kwantificeerbare gegevens worden belangrijke aspecten zoals sociale interactie, waarden en persoonlijke ontwikkeling genegeerd
Discussie over ‘goed onderzoek’ is problematisch volgens Hostetler
Focus op methodologie → onderzoekers richten zich veel op wat de juiste methoden en technische correctheid is. Dit kan wel leiden tot goed onderzoeksresultaten, maar draagt niet bij aan het welzijn van leerkrachten en leerlingen
Invloed van beleidsmakers en politiek → beleidsmakers richten zich veel op meetbare gegevens en gebruiken wetenschappelijke onderzoeken om hun beleidskeuzes te rechtvaardigen, hierdoor krijgen andere belangrijke complexe processen zoals sociale en emotionele ontwikkelingen minder aandacht, maar zijn niet minder belangrijk
Complexiteit van welzijn en onderwijsdoelen → wat je als goed onderwijs ziet, hangt af van hoe je succes definieert, hoge cijfers zijn maatstaf echter zijn andere factoren zoals sociale verantwoordelijkheid en kritisch denken net zo belangrijk
Punten die onderwijsonderzoek ‘goed’ maken volgens Hostetler
Ethische verantwoordelijkheid
Openstaan voor ethische discussie in wetenschap
Normen en waarden erkennen
Impact boven methodologie → onderwijs mag niet worden gereduceerd tot meetbare gegevens
Persoonlijke integriteit
Ethiek is meer dan alleen strikt regels volgen volgens Ping. Ethische codes bieden richtlijnen, maar zijn onvoldoende bij het oplossen van morele dilemma’s. Onderzoek naar mensen, daarom kritisch kijken naar mogelijke gevolgen → omgeving creëren die eerlijkheid, moed en recept stimuleren
Ethische regels zijn niet genoeg (Ping)
Ethische dilemma’s vragen om persoonlijke oordelen → onderzoekers moeten kiezen tussen transparantie en bescherming van deelnemers, regels bieden richtlijnen maar zijn onvoldoende
Ethische codes lossen niet alles op → regels bieden richtlijnen maar kunnen niet alle situaties voorspelen, hierdoor kunnen academische vrijheid en morele verantwoordelijkheid met elkaar botsen
Invloed van externe factoren → onderzoekers kunnen onder druk komen staan door universiteiten of financierders, wetenschap moet onafhankelijk zijn van commerciële belangen
Deugden uitgelegd (Ping)
Eerlijkheid → resultaten niet manipuleren
Nederigheid → openstaan voor kritiek en nieuwe inzichten
Moed → onderzoeksresultaten publiceren ondanks weerstand
Respect → participanten behandelen als mensen en niet als onderzoeksobjecten
Onderwijs is nooit neutraal volgens Kellner
Onderwijs zorgt voor het in stand houden/uitdagen van machtsstructuren → kan sociale en economische ongelijkheid in stand houden, maar ook voor sociale verandering zorgen
Onderwijs wordt gevormd door kapitalisme → studenten worden klaargestoomd voor de arbeidsmarkt, nadruk ligt op efficiëntie en discipline, in plaats van kritisch denken, sociale ongelijkheid blijft bestaan
Steeds meer commercieel product → door het neoliberalisme verschuift de focus naar meetbare prestaties en winst, hierdoor is er minder ruimte voor intellectuele ontwikkeling en kritisch bewustzijn
Abstract empirisme
Mills stelt dat onderzoekers te veel nadruk leggen op methodologie en data-analyse, terwijl bredere sociale contexten en theoretische inzichten worden genegeerd → belangrijke complexe sociale problemen worden gereduceerd tot oppervlakkige statistieken, zonder diepere verklaringen. Mills roept sociologen op om zich te richten op fundamentele vragen als macht, ongelijkheid en sociale veranderingen
Gevolgen van abstract empirisme (Mills)
Ontbreken van historische en structurele analyse → onderzoekers zijn gericht op veel recentere ontwikkelingen
Focus op individuele meningen i.p.v. sociale structuren → opiniepeilingen zijn gericht op individuele meningen in het kader van een publieke opinie, maar richt zich niet op een analyse waarom sociale structuren deze meningen beïnvloed
Commercialisering van sociologie → onderzoeken worden steeds vaker gestuurd door commerciële belangen, waar kritische analyse over machtsstructuren onderbelicht blijven
Alternatief van Mills
Sociologische verbeelding moet centraal staan
Richten op grote vragen met onderwerpen als macht en ongelijkheid
Combineer empirisch onderzoek en data-analyse → theorie zonder data is speculatief, maar data zonder theorie is nutteloos
Rekening houden met geschiedenis en context → sociale fenomenen moeten worden bekeken en begrepen binnen hun historische en structurele context
Sociologie
Gouldner pleit voor een sociologie die niet alleen de samenleving onderzoekt, maar ook kritisch naar zichzelf kijkt. Onderzoekers zijn neutrale observatoren, maar handelen binnen politieke en ideologische context, daarom moeten ze zich bewust zijn van hun eigen positie en de invloed van instituties, carrières en belangen op hun werk → wetenschap is nooit volledig neutraal, kritisch reflecteren of hun eigen positie, invloed en aannames
Sociologie te weinig kritisch
Volgens Gouldner doen sociologen alsof ze objectief zijn, maar worden beïnvloed door macht en sociale structuren. Een reflectieve socioloog onderzoekt niet alleen de samenleving, maar ook de positie van de socioloog zelf → niet alleen praten over sociale verandering en samenwerking met onderzochte groepen maar ook bijdragen
Framework analysis
Goffman leert mensen de wereld begrijpen door middel van kaders → helpen bij het ordenen en interpreteren van gebeurtenissen, zodat we structuur krijgen in onze waarnemingen. Vaak passen we al onbewust kaders toe die ons gedrag en verwachtingen beïnvloed, primaire kaders om betekenis te geven
Natuurlijke kaders (Goffman)
Deze helpen ons om fysieke gebeurtenissen te verklaren, zoals zwaartekracht of het weer
Sociale kaders (Goffman)
Deze helpen ons om betekenis te geven aan menselijke handelingen, zoals een docent die lesgeeft of een weerman die het weer voorspelt
Kaders zijn sociaal beïnvloedbaar volgens Goffman
Kaders liggen niet vast, ze kunnen per groep of cultuur verschillen
We kunnen ook meerdere kaders gebruiken om iets te begrijpen
Kaders kunnen worden beïnvloed of gemanipuleerd → door politici, media of reclame = framing, bijvoorbeeld:
Kader 1: migranten nemen onze banen af. Kader 2: migranten verrijken onze samenleving en vullen tekorten op in de arbeidsmarkt → beide gaan over hetzelfde onderwerp, maar het kader bepaalt hoe mensen ervaren en beoordelen
Sociologie voor vrouwen
Smith stelt dat sociologie ontwikkeld is vanuit een mannelijk perspectief, waardoor vrouwelijke ervaringen ontbreken → sociologie is niet neutraal en wordt beïnvloed door machtsstructuren en politiek
Kritiekpunten Smith op traditionele opvatting sociologie
Mannelijke dominantie → historisch gezien is de sociale wetenschap gevormd door mannen, waardoor vrouwelijke perspectieven ontbreken
Vervreemding van vrouwen → abstracte sociologische theorieën sluiten niet aan bij alledaagse ervaringen van vrouwen
Onzichtbaarheid in wetenschappelijke kennis → vrouwen worden als passieve onderzoeksobjecten bestudeerd i.p.v. hun erkennen als echte kenners
Standpoint theory (Smith)
Stelt dat kennis altijd wordt gevormd door de sociale positie van de waarnemer (gesitueerde kennis) → vrouwen zijn structureel anders gepositioneerd dan mannen, hierdoor hebben zij een uniek perspectief
Sociologie moet kennisproductie herzien (Smith)
Sociologie weerspiegelt machtsstructuren en is vaak patriarchaal van aard. Dagelijkse ervaringen van vrouwen zoals zorgarbeid of genderdiscriminatie worden vaak ondergewaardeerd → kennisproductie en wetenschappelijke methoden moeten kritisch worden onderzocht
Alternatieve sociologie volgens Smith
Dagelijkse ervaringen van vrouwen als uitgangspunt nemen
Vrouwen actief betrekken in onderzoek
Methodologie en taal van de sociologie kritisch herzien
Harraway haar blik op wetenschap
Zij stelt dat wetenschap nooit volledig objectief en universeel is, maar altijd wordt beïnvloed door historische, culturele en politieke contexten. Wetenschap is niet neutraal en wetenschappers kunnen nooit vanuit een godsperspectief werken → iemand kan niet alles zien en begrijpen op een neutrale alwetende manier, zonder beïnvloed te worden door zijn positie.
Gepositioneerde kennis
Harraway pleit voor openheid van wetenschappers over politieke en sociale context waarin zij werken en welke verantwoordelijkheden dat met zich meebrengt → wetenschap is niet alleen een zoektocht naar waarheid maar ook naar machtsstructuur
Kennis is niet neutraal (Harraway)
Wordt beïnvloed door maatschappij → dominante westerse perspectieven laten vaak de belangen en ervaringen van machtige groepen en westere academici zien
Verwerpt het idee van objectiviteit van de wetenschap en het relativisme dat alle perspectieven gelijkwaardig zijn → wetenschappers moeten kritisch en zelfbewustzijn over hun positie en de structuren waarin ze werken
Gepositioneerde kennis volgens Harraway
Wetenschappers erkennen hun sociale positie en hoe die hun onderzoek beïnvloedt
Meerdere perspectieven verrijken de wetenschap door verschillende standpunten te combineren
Objectiviteit betekent verantwoordelijkheid nemen en expliciet maken vanuit welke positie kennis wordt geproduceerd
Black feminist thought
Patricia Collins stelt de ervaringen en perspectieven van zwarte vrouwen centraal, waarbij ze traditionele sociologie bekritiseert → werd lang gedomineerd door witte mannelijke perspectieven en marginaliseerde de kennisproductie van zwarte vrouwen structureel. Kennis wordt beïnvloed door machtsstructuren