Basiswoordenschat 2
Studied by 0 people
Call Kai
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
Flashcards
Knowt Play1/178
There's no tags or description
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
179 Terms
Het onderwijs
L´enseignement
Het basisonderwijs
L´enseignement primaire
Het middelbar onderwijs
L´enseignement secondaire
Het hoger onderwijs
L´enseignement superieur
De school
L´école
Naar school gaan
Aller á l´école
Voor school werken
Travailler pour l´école
De kleuterschool
L´école maternelle
De basisschool
L´école primaire
De middelbar school
L´école secondaire
De hogeschool
L´école superieur
De universiteit
Université
De klas ( sen)
La classe
Leren
Apprendre
Uit het hoofd leren
Apprendre par coeur
Studeren
Étudier
Onthouden ( onthield - onthouden )
Retenir
De leraar
Le professeur
De lerares
La professeur
De klassenleraar
Le titulaire
De leraar Nederlands
Le professeur de néerlandais
De leerling(en)
L´élève ( masc)
De leerlinge ( s)
L´élève ( fem)
De student( en)
L´étudiant
De studente
L’étudiante
De directeur(s)
Le directeur
De directrice
La directrice
Het vak
La matière
De les ( sen)
Le cours
De les Nederlands
Le cours de neerlandais
De lesrooster
L´horaire de cours
De leerstof
La matière
De oefening
L´exercice
De spreekbeurt
La présentation orale
Het rollenspel
Le jeu de rôle
Het opstel
La redaction
Het huiswerk
Les devoirs
Zijn huiswerk maken
Faire ses devoirs
De wiskunde
Les math
Fysica
La physique
Chemie
La chimie
Biologie
La biologie
De wetenschappen
Les sciences
Het Engels
L´anglais
Het Nederlands
Le néerlandais
Het Duits
L´allemand
Het Spaans
L´espagnol
Het Italiaans
L´italien
Het Latijn
Le latin
Het Grieks
Le grec
De geschiedenis
L´histoire
De aardrijskunde
La géographie
De godsdienst
La religion
De lichamelijke opvoeding
L´éducation physique
De evaluatie
L´évaluation
De test(en)= de toets(en)
Le test
Het examen
L´examen
Een examen afleggen
Passer un examen
Voor een examen slagen
Réussir un examen
Voor een examen zakken
Rater un examen
Het cijfer
Le résultat
Goede cijfers hebben
Obtenir de bons résultats
Slechte cijfers behalen
Obtenir de mauvais résultat
Het rapport(en)
Le bulletin
De eerste zit
La 1ere session
De tweede zit
La 2eme session
Het diploma
Le diplôme
Straffen
Punir
Het strafwerk
La punition
Strafwerk krijgen
Recevoir une punition
Een jaar over doen
Doubler
De speelplaats
La cour de récréation
De sportshal
La salle de sport
Het labo(´s)
Le laboratoire
De aula( ´s) = het auditorium
L´auditoire
De klas(sen)
La classe
Het lokaal ( kalen )
Le local
Het bord
Le tableau
Het krijt
La craie
De bank ( en )
Le banc
De stoel ( en )
La chaise
De schooltas
Le sac
De schoolagenda
Le journal de classe
De map (pen)
Le classeur
Het schrift (en)
Le cahier
Het blad ( en )
La feuille
Het blad papier
La feuille de papier
De pennenzak
Le plumier
De pen ( nen)
Le stylo, le bic
Het potlood(loden)
Le crayon
Het gom(men)
La gomme
De liniaal ( nialen)
La latte
De taal (talen)
La langue
De moedertaal ( talen)
La langue maternelle
De vreemde taal
la langue étrangère
Communiceren
Communiquer
De communicatie
La communication
De mening(en)
L´ avis
Zijn mening geven
Donner son avis
Spreken= praten
Parler