FRA: vocabulaire voyager en train et en avion
Studied by 13 people
Call Kai
Learn
Practice Test
Spaced Repetition
Match
Flashcards
Knowt Play1/45
There's no tags or description
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
46 Terms
le siège
de zitplaats
le titre de transport
het vervoersbewijs
aller à bord du train
op de trein stappen
se munir de
op zak hebben
la correspondance
de aansluiting
le guichet
het loket
l’heure de pointe
het piekuur
le quai
het perron
la voie
het spoor
la voiture
le wagon
ferroviaire
trein-
nominatif, nominative
op naam
remboursable
terugbetaalbaar
composter
ontwaarden
desservir
aandoen
à destination de
met als bestemming
en provenance de
afkomstig uit
en retard
met vertraging, te laat
la compagnie aérienne
de luchtvaartmaatschappij
l’embarquement
het inschepen
l’enregistrement
het inchecken
la boucle
de gesp
la consigne de sécurité
de veiligheidsinstructie
le décalage horaire
het tijdsverschil
la dépressurisation
het drukverlies
le dossier
de rugleuning
l’équipage
de bemanning
l’équipage de cabine
het cabinepersoneel
le gilet de sauvetage
het reddingsvest
l’hôtesse de l’air
de stewardess
l’issue de secours
de nooduitgang
le marquage lumineux
de lichtstrook
le masque à oxygène
het zuurstofmasker
la notice de sécurité
de veiligheidshandleiding
la tablette
het klaptafeltje
les turbulences
de turbulenties
le vol longue distance
de langeafstandsvlucht
aérien, aérienne
lucht-, vlieg-
atterrir
landen
décoller
opstijgen
s’écraser
neerstorten
ajuster le masque à oxygène
het zuurstofmasker goed zetten
attacher la ceinture de sécurité
de veiligheidsgordel vastmaken
gonfler le gilet de sauvetage
het reddingsvest opblazen
redresser le dossier du siège
de rugleuning van de stoel rechtop zetten
soulever la boucle
het bovenste deel van de gesp optillen