neurobiologie hc 1

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/54

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

55 Terms

1
New cards

cognitie in het brein?

Cognitie is het verwerken van informatie via netwerken van hersengebieden die met elkaar communiceren.

2
New cards

hyperscanning

De gelijktijdige hersenactiviteit van twee of meer personen tijdens sociale interacties.

3
New cards

sociale neurowetenschappen 

Uit de combinatie van biologie, neurowetenschappen, cognitieve psychologie en sociale psychologie.

4
New cards

 sociale psychologie?

Ze onderzoekt hoe gedachten, gevoelens en gedrag van individuen worden beïnvloed door anderen.

5
New cards

cognitieve psychologie?

Ze onderzoekt mentale processen zoals waarneming, denken, geheugen en taal.

6
New cards
Wat zijn de belangrijkste onderzoeksonderwerpen in de sociale neurowetenschappen?
Emotie, zelfregulatie en besluitvorming.
7
New cards

ecological validity

Dat onderzoek beter toepasbaar moet zijn op echte, dagelijkse situaties.

8
New cards

modulariteit?

Het idee dat elk hersengebied één specifieke taak heeft (één-op-één relatie tussen structuur en functie).

9
New cards
Wat is het probleem met de theorie van modulariteit?
Sociale situaties zijn te complex voor één-op-één functietoewijzing.
10
New cards

theorie van gespecialiseerde netwerken?

Gespecialiseerde hersengebieden werken samen als netwerk bij sociale processen.

11
New cards

theorie van niet-gespecialiseerde netwerken?

Er zijn geen aparte sociale gebieden; het hele brein werkt flexibel samen.

12
New cards

reverse inference?

Vanuit hersenactiviteit afleiden wat iemand voelt of denkt (bijv. actieve amygdala → angst).

13
New cards

forward inference?

Vanuit gedrag voorspellen welke hersengebieden actief zijn.

14
New cards
Wat probeert de sociale neurowetenschap te combineren?
Biologische, cognitieve en sociale verklaringsniveaus.
15
New cards

culturele neurowetenschappen?

De wisselwerking tussen cultuur, brein en genen.

16
New cards

gene-culture coevolution?

Genen en cultuur beïnvloeden elkaar over generaties heen.

17
New cards
Wat zijn de twee hoofdonderdelen van het zenuwstelsel?
Centraal zenuwstelsel (CZS) en perifeer zenuwstelsel (PZS).
18
New cards
Waaruit bestaat het CZS?
Uit hersenen en ruggenmerg.
19
New cards
Wat doet het somatisch zenuwstelsel?
Regelt bewuste bewegingen en houdingen.
20
New cards
Wat doet het autonoom zenuwstelsel?
Regelt onbewuste processen zoals ademhaling en hartslag.
21
New cards
Wat is het verschil tussen sympatisch en parasympatisch zenuwstelsel?
Sympatisch = actief bij stress ("fight or flight"), parasympatisch = herstel en rust.
22
New cards
Wat doet de frontale kwab?
Plannen, beslissen, persoonlijkheid, sociaal gedrag (executieve functies).
23
New cards
Wat doet de pariëtale kwab?
Gevoel, aanraking en ruimtelijk inzicht.
24
New cards
Wat doet de temporale kwab?
Gehoor, taalbegrip, geheugen, emoties.
25
New cards
Wat doet de occipitale kwab?
Visuele verwerking (zien, kleuren, vormen).
26
New cards
Wat doen de kleine hersenen (cerebellum)?
Coördinatie, evenwicht, motoriek en cognitieve controle.
27
New cards
Wat doet de hersenstam?
Regelt automatische functies zoals ademhaling en hartslag.
28
New cards
Wat doet de thalamus?
Schakelstation voor zintuiglijke prikkels.
29
New cards
Wat doet de hypothalamus?
Regelt hormonen, homeostase, stress en seksueel gedrag.
30
New cards
Wat is de functie van het limbisch systeem?
Emotie, motivatie en geheugen (inclusief hippocampus en amygdala).
31
New cards
Wat zijn de drie belangrijkste delen van een neuron?
Dendrieten (ontvangen), cellichaam, axon (verzendt).
32
New cards
Wat doet de myelineschede?
Isoleert het axon en versnelt de impulsgeleiding.
33
New cards
Wat is saltatoire geleiding?
De sprongsgewijze voortgeleiding van impulsen via de knopen van Ranvier.
34
New cards
Wat doen gliacellen?
Ondersteunen en voeden neuronen, maken myeline aan.
35
New cards
Hoe communiceren neuronen met elkaar?
Via neurotransmitters die signalen over de synaptische spleet sturen.
36
New cards
Wat is het rustpotentiaal van een neuron?
Ongeveer -70 mV; de binnenkant is negatief geladen.
37
New cards
Wat is de drempelwaarde?
-50 mV; vanaf hier ontstaat een actiepotentiaal.
38
New cards
Wat is het alles-of-niets-principe?
Een impuls ontstaat alleen als de drempelwaarde wordt gehaald; de sterkte is altijd gelijk.
39
New cards
Wat gebeurt er bij depolarisatie?
Natrium (Na⁺) stroomt de cel in → binnenkant wordt positief.
40
New cards
Wat gebeurt er bij repolarisatie?
Kalium (K⁺) stroomt naar buiten → cel wordt weer negatief.
41
New cards
Wat is de refractaire periode?
De tijd waarin de cel geen nieuwe impuls kan genereren.
42
New cards
Wat is het verschil tussen een neurotransmitter en een hormoon?
Neurotransmitters werken snel en lokaal; hormonen langzaam en verspreid.
43
New cards
Wat zijn neuropeptiden?
Grote boodschapperstoffen (zoals oxytocine) die sociale binding beïnvloeden.
44
New cards
Wat is het verschil tussen ionotropisch en metabotropisch effect?
Ionotropisch = direct openen van ionenpoorten; metabotropisch = via second messengers.
45
New cards
Wat zijn feromonen en allomonen?
Feromonen = geurcommunicatie tussen soortgenoten; allomonen = tussen verschillende soorten.
46
New cards
Wat doet cortisol?
Stresshormoon dat energie regelt en de stressreactie aanstuurt.
47
New cards
Wat doet testosteron?
Geslachtshormoon dat geslachtskenmerken en gedrag beïnvloedt.
48
New cards
Wat doen oxytocine en vasopressine?
Bevorderen sociale binding, vertrouwen en affiliatief gedrag.
49
New cards
Wat is het verschil tussen organiserende en activerende hormooneffecten?
Organiserend = langdurig (ontwikkeling), activerend = tijdelijk (zoals stressreacties).
50
New cards

reductionisme

dingen terug proberen te krijgen tot biologie of fysiologie

51
New cards

cingulate cortex

betrokken emoties en gedrag

52
New cards

insula

verwerken zintuigelijke ervaringen (limbisch systeem)

53
New cards

basale ganglia

belangrijk voor beweging plannen en onthoudendienceo

54
New cards

impulsgeleiding

informatie die neuronen door geven met elektrische signalen

55
New cards

absolute refractie periode

tijdens de fase van de drempelwaarde tot het einde van erepolarisatie, kan de cel geen nieuw signaal maken