1/66
Vocabulary flashcards for the lecture notes on human biology, specifically covering the cardiovascular system.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Cardiovasculair systeem
Het hart en de bloedvaten die samenwerken als een centraal gecontroleerd bloeddistributienetwerk.
Centrale controle (zenuwstelsel)
De snelheid waarmee het hart pompt en de weerstand van de bloedvaten om door te stromen, om de bloedstroom naar de weefsels en organen te verdelen.
Slagaders
Dikke structuren die bloed onder hoge druk transporteren naar lichaamweefsels.
Haarvaten
Microscopische structuren die opgeloste stoffen en water uitwisselen met de cellen van het lichaam.
Aderen
Dunwandige structuren die bloed opslaan en terugvoeren naar het hart.
Endotheel
De dunne binnenlaag van afgeplatte plaveiselepitheelcellen in de vaatwand.
Aneurysma
Ballonvorming van de slagaderwand.
Arteriolen
De kleinste slagaders, die helpen bij het reguleren van de hoeveelheid bloed die naar elk haarvat stroomt.
Precapillaire sfincter
Een band van gladde spieren op de plaats waar een arteriole samenkomt met een haarvat, die de bloedstroom naar individuele haarvaten regelt.
Vasodilatatie
Ontspanning van vasculaire gladde spieren, waardoor de diameter van bloedvaten vergroot en de bloedtoevoer verhoogt.
Vasoconstrictie
Contractie van vasculaire gladde spieren, waardoor de diameter van bloedvaten verkleint en de bloedtoevoer vermindert.
Capillaire bedden
Uitgebreide netwerken van haarvaten in alle delen van het lichaam.
Interstitiële vloeistof
Vloeistof die elke levende cel omringt en waarmee haarvaten stoffen uitwisselen.
Lymfestelsel
Het systeem dat overtollig interstitiële vloeistof absorbeert en terugvoert naar het cardiovasculaire systeem.
Venulen
Kleine aderen die bloed van de haarvaten terug naar het hart voeren.
Spataderen
Permanent gezwollen aderen die er verwrongen uitzien door opgehoopt bloed.
Skeletspierpomp
Een mechanisme waarbij spiersamentrekkingen de aderen samendrukken en bloed terug naar het hart stuwen.
Eenrichtingskleppen
Kleppen in aderen die ervoor zorgen dat bloed slechts in één richting kan bewegen: naar het hart.
Ademhalingspomp
Drukveranderingen in de borst- en buikholte tijdens het ademen die helpen bij de terugkeer van bloed naar het hart.
Pericardium
De zak waarmee het hart omgeven is, ter bescherming en verankering aan omliggende structuren.
Pericardiale holte
De ruimte tussen het hartzakje en het hart, gevuld met smerende vloeistof.
Epicardium
De buitenste laag van de hartwand.
Myocardium
De middelste en dikste laag van de hartwand, voornamelijk bestaande uit hartspierweefsel.
Endocardium
De binnenste laag van het hart, een dunne endotheellaag die continu is met het endotheel van de bloedvaten.
Atria (boezems)
De twee bovenste kamers van het hart.
Ventrikels (kamers)
De twee meer gespierde onderste kamers van het hart.
Septum
De gespierde scheidingswand die de rechter- en linkerkant van het hart scheidt.
Atrioventriculaire (AV) kleppen
Kleppen die zich tussen de boezems en hun overeenkomstige ventrikel bevinden en terugstroming van bloed voorkomen.
Tricuspidalisklep
De rechter AV-klep, bestaande uit drie flexibele flappen.
Bicuspidalisklep (mitralisklep)
De linker AV-klep, bestaande uit twee flexibele flappen.
Chordae tendineae
Strengen bindweefsel die de AV-kleppen ondersteunen en verbonden zijn met papillaire spieren.
Halvemaanvormige kleppen
Kleppen die terugstroming in de ventrikels vanuit de hoofdslagaders voorkomen.
Pulmonaire circuit (longen)
Het circuit waar bloed zuurstof opneemt en CO2 afvoert.
Systemische circuit (rest van het lichaam)
Het circuit waar zuurstof wordt gebruikt en CO2-afval wordt geproduceerd.
Kransslagaders
De slagaders die zich vertakken vanuit de aorta en het hart zelf voeden.
Hartcyclus
Een volledige hartcyclus omvat samentrekking van de boezems, samentrekking van de ventrikels en ontspanning van het gehele hart.
Systole
De periode van contractie tijdens de hartcyclus.
Diastole
De periode van ontspanning tijdens de hartcyclus.
Hartgeluiden
Hartgeluiden veroorzaakt door trillingen in hartkamers en bloedvaten die worden veroorzaakt door het sluiten van de hartkleppen.
Cardiale geleidingssysteem
Groep gespecialiseerde hartspiercellen die elektrische impulsen door het hart initieren en verdelen.
Sinoatriale knoop (SA)
Startplaats van stimulus die hartslag op gang brengt.
Atrioventriculaire knoop (AV)
Ontvangplaats van elektrische impulsen gemaakt door SA knoop en doorgegeven door boezems.
Atrioventriculaire bundel
Ontvangplaats van het elektrisch signaal uit de AV knoop.
Purkinje-vezels
Groep kleinere vezels die de impulsen naar alle cellen in het myocardium van de ventrikels voeren.
Elektrocardiogram (ECG of ECG)
Een opname van de elektrische impulsen in het hartgeleidingssysteem.
Aritmie
Afwijking van het ritme of snelheid van de hartslag, hartritmestoornis, bestaan in vele vormen.
Ventrikelfibrillatie (V-fib)
Snelle onregelmatige ventriculaire contratie.
Bloeddruk
De kracht die bloed uitoefent op de wand van een bloedvat als gevolg van de pompwerking van het hart.
Systolische druk
De hoogste druk van de cyclus die wordt bereikt tijdens ventriculaire systole.
Diastolische druk
De laagste druk van de cyclus die optreedt tijdens ventriculaire diastole.
Hypertensie
Hogere bloeddruk dan normaal, belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten.
Wittejassenhypertensie
Verhoging van bloeddruk door het meten van bloeddruk.
Prehypertensie
Bloeddruk die consequent net onder het hypertensieve niveau.
Geïsoleerde systolische hypertensie
Systolische druk op bovennormale niveaus, diastolische druk normaal.
Hypotensie
Lagere bloeddruk dan normaal.
Baroreceptoren
Regio’s op verschillende grote slagaders die de bloeddruk kunnen meten.
Angina pectoris
Een gevoel van pijn en beklemming op de borst, gevolg van vernauwing van de slagaders en onvoldoende bloedtoevoer naar het hart.
Angiografie
Een procedure waarbij bloedvaten in beeld kunnen worden gebracht nadat ze zijn gevuld met een contrastmiddel.
Ballonangioplastiek
Ingreep waarbij een dunne flexibele buis met een kleine ballon eraan in de geblokkeerde slagader wordt geschroefd.
Hartaanval
Plotselinge dood van een deel van het hartweefsel als gevolg van zuurstofgebrek.
Coronaire bypassoperatie (CABG)
Ergens anders in het lichaam een stuk bloedvat verwijderd en geënt op de geblokkeerde slagader om het beschadigde gebied te omzeilen.
Hartfalen
Schade aan hartspier zorgt voor zwakker hart en minder efficiënt bloed pompen.
Embolie
Plotselinge verstopping van een bloedvat door materiaal dat in de bloedbaan drijft.
Beroerte (cerebrovasculair accident)
Een beschadiging van een deel van de hersenen veroorzaakt door een onderbreking van de bloedtoevoer.
Harttransplantatie
Een hart uit een menselijk kadaver wordt gebruikt.
SynCardia-hart
Kunstmatig hart dat alleen goedgekeurd is voor tijdelijk gebruik, tot donorhart beschikbaar is.
Xenotransplantatie
Een orgaan van een andere soort.