1/37
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
un mensonge
een leugen
la crâne
de schedel
décevoir
teleurstellen
Une insulte
een belediging
empêcher
verhinderen
Cantagieux
besmettelijk
Muet
stom (qui ne peut pas parler)
Une ride
een rimpel
Une lutte
een strijd
résister
zich verzetten, weerstaan
une décharge
een stortplaats
Puer
Stinken
la médecine
de geneeskunde
cesser
ophouden
Épuisé
Uitgeput
un lâche
een lafaard
Se barrer
Weglopen (s'en aller, se sauver)
secouer
schudden
prétendre
beweren
arroser
Overgieten, begieten
L'haleine
De adem
Un adversaire
een tegenstander
Séduire
verleiden
Un nain
een dwerg
une mauvaise conscience
een slecht geweten
une noisette
een hazelnoot
traiter quelqu'un de
Iemand uitmaken voor
satisfaire
tevreden stellen
ravi
dolblij
Avantageux
Gunstig, flatterend, voordelig
Éprouver
Ondervinden, voelen
Une peine
Leed, smart, moeite
Se réjouir
zich verheugen
la gourmandise
de gulzigheid (hier: het verlangen)
Un pou
een luis
Chauve
kaal
Répandu, répandre
Wijdverspreid (verspreiden)
La foi
het geloof