Begrippenlijst toetsweek 3 (hoofdstuk 1 deel 1)

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/13

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

14 Terms

1
New cards

Literair

Wat betrekking heeft op literatuur.

2
New cards

Literatuur

Verzamelnaam voor fictieve teksten die een ‘diepere laag’ hebben.

3
New cards

Kenmerken van literatuur

Originaliteit, complexiteit, onvoorspelbaarheid, een bijzondere stijl en de mogelijkheid om verschillende betekenissen aan te tekst toe te voegen.

4
New cards

Proza

Verzamelnaam voor verhalende teksten die niet rijmen. Daarin onderscheidt proza zich van poëzie (gedichten).

5
New cards

Roman

Een lang (boekvullend), fictief verhaal.

6
New cards

Autobiografie

De schrijver beschrijft zijn eigen leven.

7
New cards

Stijl

De manier waarop een verhaal is geschreven. Stijl omvat niet alleen woordkeus en zinsopbouw, maar bijvoorbeeld ook de afwisseling tussen dialoog en beschrijving en het gebruik van ironie. Woorden die vaak gebruikt worden om de stijl van een schrijver te omschrijven zijn ‘sober’ (kaal), ‘zakelijk (rechttoe-rechtaan) en ‘bloemrijk’ (met veel versieringen).

8
New cards

Fictie

Verzonnen verhaal. Fictieve verhalen kunnen (deels) gaan over mensen die werkelijk (hebben) bestaan of gebeurtenissen die werkelijk hebben plaatsgevonden.

9
New cards

Non-fictie

Waargebeurd verhaal of zakelijke tekst. We spreken van literaire non-fictie als de tekst als doel heeft de werkelijkheid te beschrijven, maar de schrijver literaire middelen gebruikt om bijvoorbeeld spanning te creëren.

10
New cards

Round character

Goed uitgewerkt personage dat een ontwikkeling doormaakt; je weet wat hij denkt en voelt.

11
New cards

Flat character

Personage over wie je minder te weten komt. Over het algemeen ontwikkelt een flat character zich niet of nauwelijks.

12
New cards

Type

Personage dat een ondergeschikte rol in het verhaal speelt. Je komt meestal maar weinig over een type te weten.

13
New cards

Karikatuur

Bepaalde kenmerken van een personage worden sterk overdreven.

14
New cards

Conflictmodel

  1. Evenwicht: alles is min of meer ‘normaal’.

  2. Conflict: het evenwicht wordt verstoord door een gebeurtenis; vaak dwingt deze hoofdpersoon om uit zijn comfortzone te komen.

  3. Ontwikkeling: de hoofdpersoon moet reageren, hij komt in actie en maakt een ontwikkeling door

  4. Oplossing of nieuw evenwicht: het conflict wordt opgelost en er ontstaat een (voorlopig) nieuw evenwicht (dat opnieuw verstoord kan worden)