1/26
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Standenmaatschappij
Mensen werden ingedeeld in drie standen: de clerus (geestelijkheid), de adel en de derde stand. De stand waartoe je behoorde, bepaalde je rechten en plichten. De ‘term’ werd gekenmerkt door grote sociale ongelijkheid.
Clerus
Geestelijkheid, eerste en bevoorrechte stand van geestelijken (paus, bisschop, monnik, pastoor, …) in de standenmaatschappij.
Adel
Tweede en bevoorrechte stand van grootgrondbezitters (koning, hertog, graaf, …) in de standenmaatschappij.
Derde stand
Stand van de niet-bevoorrechte mensen waartoe de meerderheid van de bevolking behoort (boeren, handwerkslieden en handelaars).
Patriciërs
Rijke ondernemers en kooplui die lang het monopolie of alleenrecht hadden op het bestuur van de stad. Ze vormden de elite.
Ambacht
Stedelijke beroepsvereniging van handwerkers (bv. schoenmakers, kleermakers, …).
Solidariteit
Binnen een ambacht was er ‘term’: weduwen, wezen of leden die het door een grote tegenslag moeilijk hadden, werden door het ambacht gesteund.
Dagloners
Zij hadden geen vast inkomen en deden de onaangename karweien.
Marginalen
Mensen die door ziekte of een andere tegenslag niet konden werken en moesten bedelen om in leven te blijven.
Minderheden
Mensen die omwille van uiteenlopende redenen niet beantwoorden aan de christelijke normen (bv. joden en homoseksuelen).
Onverdraagzaamheid
Minderheden stonden wegens hun anders-zijn regelmatig bloot aan onverdraagzaamheid. Er was religieuze onverdraagzaamheid tegenover de joden, seksuele onverdraagzaamheid tegenover de homoseksuelen en medische onverdraagzaamheid tegenover de melaatsen.
Drieslagstelsel
Systeem waarbij de landbouwgrond in drie delen (slagen) wordt verdeeld. Elk deel wordt volgens een beurtrol twee jaar bebouwd (één keer met wintergraan en één keer met zomergraan) en ten slotte één jaar braak gelaten om de grond te laten herstellen.
Migratie
Het oorspronkelijk woongebied verlaten om zich elders te vestigen.
Ontginning
Woeste gronden (bv. bos en heide) geschikt maken voor landbouw door het grondig wegwerken van de natuurlijke begroeiing.
Eenzijdige voeding
In de middeleeuwen aten de mensen te veel zetmelen (graan) en te weinig eiwitten (vlees) en vitaminen (groenten en fruit). Dat maakte de bevolking op lange termijn extra gevoelig voor ziektes.
Landbouwoverschotten
Het surplus of teveel aan landbouwproducten door de boeren geproduceerd. Deze overschotten konden op de markt worden verhandeld. Zo konden de steden worden bevoorraad.
Beroepsspecialisatie
Mensen specialiseren zich in een bepaald vak, bv. timmerman, smid, molenaar.
Open landbouwsamenleving
Hieronder verstaan we een open op de markt gerichte landbouweconomie.
Ambacht
Beroepsvereniging van handwerklui van hetzelfde vak die de prijs en de kwaliteit van de producten bewaakt.
Grondstoffen
Materialen die in een proces gebruikt worden om iets te maken of te fabriceren. Voor de productie van Vlaams laken bijvoorbeeld was wol de grondstof.
Lokale markt
De lokale of stedelijke markt voor de stadsbevolking zelf.
Regionale handel
Deze leverde afgewerkte producten aan de omgeving van de stad
Langeafstandshandel
Deze exporteerde luxeproducten als het Vlaamse laken en importeerde andere luxueuze goederen als zijde en specerijen.
Jaarmarkt
Markt met internationaal karakter die een aantal weken duurt en die verschillende keren per jaar wordt gehouden. Bv. Vlaamse en Italiaanse handelaars ontmoetten elkaar op de jaarmarkten van Champagne in Frankrijk.
Maritieme handel
Handel over zee.
Handelsknooppunt
Brugge was het ‘term’ van de maritieme handel in Noordwest-Europa. Italiaanse handelaars kwamen per schip naar Brugge. Daar arriveerden ook handelsschepen uit het noorden.
Wisselbrief
‘Term’ maakte betalingen op lange afstand vlotter en veiliger. ‘Term’ hadden steeds betrekking op het overmaken van geld naar een andere plaats en op het omzetten in een andere muntsoort.