Thematische woordenschat Italiaans, 4.2 (Denken, geloven, willen)

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/95

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

96 Terms

1
New cards

pensare

denken

2
New cards

pensoso, pensosa

peinzend, in gedachten verzonken

3
New cards

il pensiero

de gedachte, het denken

4
New cards

decidere

besluiten, beslissen

5
New cards

la decisione

het besluit, de beslissing

6
New cards

La sua decisione ha sconvolto tutti i miei piani.

Haar beslissing heeft al mijn plannen in de war gebracht.

7
New cards

definitivo, definitiva

definitief

8
New cards

definire (isc)

definiëren, beschrijven, bepalen

9
New cards

sconvolgere (sconvolto)

in de war sturen; in verwarring brengen

10
New cards

logico, logica

wijsgeer in de logica, logisch

11
New cards

In questo momento non sono in grado di pensare in modo logico.

Momenteel ben ik niet in staat om logisch na te denken

12
New cards

intelligente

intelligent, slim

13
New cards

capire (isc)

verstaan, begrijpen

14
New cards

afferrare

begrijpen, vatten

15
New cards

il cervello

de hersenen, het brein

16
New cards

la mente

de geest

17
New cards

mentale

mentaal

18
New cards

evidente

duidelijk, natuurlijk

19
New cards

comprendere (compreso)

begrijpen, snappen

20
New cards

Per quanto mi sforzi di comprenderlo, proprio non ci riesco.

Hoe erg ik mijn best ook doe om het te begrijpen, het lukt me niet.

21
New cards

la comprensione

het begrip

22
New cards

comprensivo, comprensiva

begripvol

23
New cards

comprensibile

begrijpelijk

24
New cards

incomprensibile

onbegrijpelijk, onverstaanbaar

25
New cards

facile

makkelijk

26
New cards

difficile

moeilijk

27
New cards

complicato, complicata

gecompliceerd, ingewikkeld

28
New cards

Quando parli con uno straniero dovresti cercare di esprimerti in modo meno complicato.

Wanneer je met een buitenlander praat, moet je proberen om je minder gecompliceerd uit te drukken.

29
New cards

la complicatezza

de complexiteit, de ingewikkeldheid

30
New cards

formulare

formuleren

31
New cards

Cerca di formulare questa frase in modo più corretto.

Probeer deze zin correcter te formuleren.

32
New cards

il problema

het probleem

33
New cards

la soluzione

de oplossing

34
New cards

la facilità

het gemak, de gemakkelijkheid

35
New cards

la difficoltà

de moeite, de moeilijkheid

36
New cards

affrontare

de strijd aanbinden met, het hoofd bieden, aanpakken, aangaan

37
New cards

problematico, problematica

problematisch

38
New cards

risolvere (risolto)

oplossen, een oplossing vinden

39
New cards

la possibilità

de mogelijkheid

40
New cards

preoccupato, preoccupata

bezorgd, ongerust

41
New cards

la sapienza

de wijsheid

42
New cards

sapere

weten, kunnen

43
New cards

volere

willen

44
New cards

supporre (supposto)

veronderstellen, aannemen

45
New cards

Suppongo che tu sappia quello che fai.

Ik neem aan dat je weet wat je doet.

46
New cards

la supposizione

de veronderstelling, het vermoeden

47
New cards

l'idea (v)

het idee

48
New cards

immaginarsi

zich indenken, zich voorstellen

49
New cards

Mi immagino già quello che succederà domani.

Ik denk me al in wat er morgen zal gaan gebeuren.

50
New cards

immaginario, immaginaria

denkbeeldig, fictief

51
New cards

l'immaginazione

de verbeelding

52
New cards

probabilmente

waarschijnlijk

53
New cards

la probabilità

de waarschijnlijkheid, de kans

54
New cards

figurarsi

zich voorstellen, zich een beeld maken

55
New cards

Figurati tu cosa mi ha risposto!

Stel jij je voor wat hij mij geantwoord heeft!

56
New cards

Non mi disturba affatto, si figuri!

U stoort mij helemaal niet, hoor!

57
New cards

credere

geloven, denken

58
New cards

la preoccupazione

de zorg, bezorgdheid

59
New cards

preoccuparsi di

zich zorgen maken om

60
New cards

il senso

de betekenis, de zin

61
New cards

il senso di colpa

het schuldgevoel

62
New cards

ricordarsi di

zich herinneren (aan)

63
New cards

il ricordo

de herinnering

64
New cards

ricordare qualcuno/qualcosa

iemand/iets herinneren

65
New cards

negare

ontkennen

66
New cards

la negazione

de ontkenning

67
New cards

combinare

doen, bereiken

68
New cards

Le nostre opinioni non combinano molto.

Onze meningen bereiken niet veel.

69
New cards

Che cos'hai combinato?

Wat heb je uitgehaald?

70
New cards

dimenticare

vergeten, verzuimen

71
New cards

Non dimenticherò mai i giorni passati in Italia.

Ik zal nooit de doorgebrachte dagen in Italië vergeten.

72
New cards

dimenticarsi di fare qualcosa

vergeten te

73
New cards

ragionare

redeneren, logisch denken, nadenken

74
New cards

la ragione

het verstand, de rede

75
New cards

avere ragione/torto

gelijk hebben, ongelijk hebben

76
New cards

ragionevole

redelijk, verstandig

77
New cards

intellettuale

intellectueel

78
New cards

l'intelligenza

de intelligentie, het verstand

79
New cards

l'ignoranza

de onwetendheid, de onbekendheid

80
New cards

ignorante (come un asino)

onwetend

81
New cards

ignorare

negeren

82
New cards

snobbare

uit de hoogte doen, negeren, neerkijken op

83
New cards

I tuoi amici mi snobbano, vorrei sapere perché.

Jouw vrienden kijken op mij neer, ik zou willen weten waarom.

84
New cards

il cafone, la cafona

de lomperik

85
New cards

progettare

plannen, ontwerpen

86
New cards

Abbiamo progettato di andare in Italia in agosto.

We hebben gepland om in augustus naar Italië te gaan.

87
New cards

omettere (omesso)

nalaten, weglaten

88
New cards

tralasciare

weglaten, verzuimen

89
New cards

programmare

plannen, een plan opstellen

90
New cards

Voglio programmare bene i miei studi.

Ik wil mijn studie graag goed plannen.

91
New cards

il programma

het programma, het plan

92
New cards

la programmazione

de planning, de programmering

93
New cards

pensarci

eraan denken, ervoor zorgen, erover nadenken

94
New cards

Ai biglietti ci pensa Giorgio.

Giorgio zorgt voor de kaartjes.

95
New cards

riflettere (su) (riflesso)

nadenken, overwegen

96
New cards

la riflessione

het nadenken, de overweging