Biologie Q4

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/77

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

78 Terms

1
New cards

abiotische factor

invloed uit de levenloze omgeving

2
New cards

accumulatie

ophoping van gifstoffen in een organisme

3
New cards

adaptaties

erfelijke veranderingen in uiterlijke kenmerken of gedrag van een soort

4
New cards

archaea

een van de drie domeinen met eencellige organisme met cirkelvormig DNA los in de cel; bij sommige soorten is het celmembraam enkelvoudig

5
New cards

beperkende factor

de factor die de groei van een populatie het meest beperkt

6
New cards

binominale naamgeving

De wetenschappelijke naam van organisme bestaat uit twee delen: De geslachtsnaam (met hoofdletter) gevolgd door soortaanduiding

7
New cards

biotische factor

invloed van een organisme

8
New cards

commensalisme

(+/-) langdurige relatie waarvan één soort voordeel heeft en de andere geen voor of nadeel

9
New cards

domein

hoogste groep in de moderne taxonomie, elk met een eigen type rRNa: archaea, bacteriën en eukaryoten

10
New cards

draagkracht

de maximale capaciteit van een gebied om voldoende schuil en nestplaatsen te leveren, zodat de grootte van de populatie jarenlang constant blijft

11
New cards

eilandtheorie

beschrijft het verband tussen biodiversiteit en factoren als de grootte van een eiland en de afstand die organisme moeten afleggen om er te komen.

12
New cards

epifytisme

vorm van commensalisme bij planten, waarbij de ene soort op de anderen leeft

13
New cards

fitness

het vermogen om bepaalde allelen door te geven aan de volgende generatie

14
New cards

flessenhalseffect

een verandering in allelfrequenties na een epidemie, brand of andere ramp waarbij het aantal individuen/allelen sterk is afgenomen

15
New cards

founder effect

bij kolonisatie is de allelensamenstelling van de nieuwe populatie minder gevarieerd dan de allelensamenstelling van de oorspronkelijke populatie

16
New cards

genetic drift

het door toeval afnemen of toenemen van de frequentie van een bepaald allel

17
New cards

habitat

leefomgeving van plant en dier, met de specifieke biotische en abiotische eisen van een soort

18
New cards

herintroductie

het opnieuw uitzetten van een dierensoort die is verdwenen uit het habitat

19
New cards

inteelt

de kruising van nauwverwanten dieren, waarbij afwijkingen kunnen ontstaan

20
New cards

mutualisme

langdurige (+/+) relatie waarvan beide soorten voordeel hebben

21
New cards

niche

de omschrijving van hoe een soort de omgeving gebruikt en beïnvloedt

22
New cards

ontsnippering

het met elkaar verbinden van versnipperde gebieden met tunnels en ecoducten

23
New cards

optimumgebied

de waarden van de biotische en abiotische factoren waarbij een organisme het best gedijt

24
New cards

parasitisme

langdurige (+/-) relatie waarvan één soort voordeel heeft en de andere nadeel

25
New cards

persistent

stof die in een voedselketen slechts langzaam afbreekt

26
New cards

populatie

groep organisme van de zelfde soort in een bepaald gebied

27
New cards

predatie

het jagen op prooi

28
New cards

predator-prooirelatie

de relatie tussen prooi en de natuurlijke-vijand

29
New cards

soort

een groep organisme die overeenkomsten in uiterlijke kenmerken vertonen en de mogelijkheid hebben om vruchtbare nakomelingen te krijgen

30
New cards

symbiose

langdurige relatie tussen twee soorten

31
New cards

tolerantiecurve

grafische weergaven van de tolerantiegrenzen en het optimumgebied

32
New cards

versnippering

het opdelen van het leefgebied van een soort in kleine stukken

33
New cards

verstoring

een snelle en blijvende verandering in een ecosysteem

34
New cards

voedselketen

het doorgeven van energierijke voedingstoffen in een ecosysteem van de ene soort naar de anderen; een voedselketen begint bij de producent

35
New cards

voedselrelatie

een soort eet de andere soort

36
New cards

voedselweb

onderling verbonden voedselketen in een ecosysteem

37
New cards

aeroob

in aanwezigheid van O2

38
New cards

ammonificatie

anaeroob procces waarbij uit stikstofhoudende stoffen amoniak (NH3) en ammonium (NH4+) ontstaan

39
New cards

anaeroob

bij afwezigheid van O2

40
New cards

anorganische stof

eenvoudige stof die vrij in de natuur voorkomt zoals water, zuurstof en kalkzout; bevat heen C keten of C-H binding

41
New cards

biomassa

de totale massa aan energierijke stoffen van een groep organismen in een ecosysteem of van een trofisch niveau

42
New cards

bruto primaire product (BPP)

hoeveelheid energie uit zonlicht die producenten vastleggen in hun organische stoffen

43
New cards

chemo-autotroof

organismen die organsische stoffen opbouwen met behulp van energie uit oxidatie van eenvoudige anorganische stoffen

44
New cards

chemosynthese

proces waarbij sommige soorten bacteriën, uit anorganische CO2 en H2O (bij bacteriën H2S), het organische energierijke, C6H12O6 (glucose) opbouwen met behulp van energie uit oxidatie van eenvoudige anorganische stoffen

45
New cards

climaxstadium

het laatste ecosysteem in een successiereeks

46
New cards

consument van de derde orde

het derde heterotrofe organisme in een voedselketen (omnivoor of carnivoor)

47
New cards

consument van de tweede orde

het tweede heterotrofe organisme in een voedselketen (omnivoor of carnivoor)

48
New cards

consument van de eerste orde

het eerste heterotrofe organisme in een voedselketen (omnivoor of herbivoor)

49
New cards

consumenten

organismen die hun organische stoffen uit andere organismen halen

50
New cards

denitrificatie

het omzetten van nitraat (NO3) in stikstofgas (N2)

51
New cards

dissimilatie

afbraak van stoffen

52
New cards

ecologische voetafdruk

de hoeveelheid land en water die een mens gebruikt als leefruimte, productieruimte en om zijn afval te laten verwerken

53
New cards

energiestroomschema

stroomschema van de energierijke biomassa op een trofisch niveau in een ecosysteem

54
New cards

eutrofiëring

verrijking van het opervlaktewater met voedingstoffen

55
New cards

exoten

soorten die door mensenlijk handelen afkomstig zijn van een gebied en zich vestigen in een ecosysteem

56
New cards

foto-autotroof

organismen die organische stoffen opbouwen met behulp van energie uit licht

57
New cards

fotochemische stikstoffixatie

chemische reactie tijdens onweer tussen O2 en N2 waarbij NO2 en NO3 ontstaan

58
New cards

fotosynthese

proces waarbij groene planten en sommige soorten bacteriën, uit anorganische CO2 en H2O (bij bacteriën H2S), het organische energierijke C6H12O6 (glucose) opbouwen met behulp van energie uit licht

59
New cards

heterotroof

organismen die organische stoffen gebruiken afkomstig van andere organismen

60
New cards

kringloop

de manier waarop elementen via de voedselketens weer

terug komen tot hun oorspronkelijke vorm

61
New cards

langzame C-kringloop

de koolstof (C) is miljoenen jaren opgeslagen in de bodem, vooral in de vorm van

fossiele brandstoffen en CaCO

62
New cards

netto primaire productie (NPP)

de hoeveelheid gevormde organische stoffen die producenten beschikbaar hebben als bouwstof voor de voortgezette assimilatie (in kJ/m2/

dag of in kJ/m3/dag)

63
New cards

nitrificatie

aeroob proces waarbij nitrietbacteriën ammoniak (NH3) en ammonium (NH4+) omzetten in nitriet (NO2−) en nitraatbacteriën nitriet omzetten in nitraat (NO3−)

64
New cards

organische stof

stof gemaakt door een organisme, bijvoorbeeld glucose of eiwit; bevat een C-keten en C–H-bindingen

65
New cards

pioniersoorten

de eerste producenten aan het begin van een successie in een ecosysteem

66
New cards

piramide van biomassa

geeft aan hoe de biomassa op een bepaald tijdstip is verdeeld over de trofische niveaus

67
New cards

piramide van productiviteit

geeft aan hoe het berekende jaargemiddelde van de biomassa in een ecosysteem verdeeld is over de

trofische niveaus

68
New cards

primaire successie

successie die start op kale grond

69
New cards

producenten

organismen die

organische stoffen opbouwen uit

anorganische stoffen

70
New cards

reducenten

schimmels en bacteriën in een ecosysteem die als laatste schakel van een voedselketen organisch (rest)materiaal afbreken

71
New cards

rotting

anaerobe afbraak van organische stoffen door reducenten

72
New cards

secundaire successie

successie die start na een ernstige verstoring op een al gevormde en al aanwezige humuslaag

73
New cards

sink

een plaats in de koolstofkringloop om koolstof (in de vorm van fossiele brandstof of kalk) op te slaan

74
New cards

snelle koolstofkringloop

de koolstof (C) gaat van producenten naar consumenten en komt via reducenten weer beschikbaar voor de producenten; een deel van de koolstof komt in de voedselketen bij dissimilatie vrij als CO2, duurt maximaal een paar duizend jaar

75
New cards

source

een plaats in de koolstofkringloop waar opgeslagen koolstof vrijkomt

76
New cards

subclimaxstadium

stadium waar de successie blijft steken, (vlak) voor het climaxstadium

77
New cards

trofisch niveau

de plaats van een

organisme in een voedselketen

78
New cards

uitspoeling

het verdwijnen van voedingsstoffen uit het ecosysteem naar het grondwater