havo 4 examenwoorden woordenschattoets 2025

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/44

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

45 Terms

1
New cards

Aanbeveling

Advies dat volgt uit de tekst of argumentatie.

2
New cards

Aanleiding

Gebeurtenis of situatie die de schrijver ertoe bracht de tekst te schrijven.

3
New cards

Afweging

Overweging van voor- en nadelen of verschillende opties.

4
New cards

Anekdote

Kort verhaaltje als voorbeeld of illustratie.

5
New cards

Argument

Ondersteuning van een standpunt of mening.

6
New cards

Bedenking

Kritische opmerking of twijfel.

7
New cards

Beschouwing

Tekst die van meerdere kanten een onderwerp belicht.

8
New cards

Betoog

Tekst waarin de schrijver een standpunt verdedigt met argumenten.

9
New cards

Bewering

Stelling of uitspraak zonder onderbouwing.

10
New cards

Bezwaar

Argument tegen een ander argument of standpunt.

11
New cards

Causaliteit

Oorzakelijk verband tussen gebeurtenissen.

12
New cards

Citeren

Letterlijk aanhalen van een tekstgedeelte.

13
New cards

Conclusie

Einduitspraak op basis van voorafgaande informatie.

14
New cards

Consistent

Logisch en samenhangend.

15
New cards

Constatering

Feitelijke vaststelling.

16
New cards

Drogredenen

Foutieve redenering.

17
New cards

Expliciet

Uitdrukkelijk, duidelijk vermeld.

18
New cards

Gevolg

Wat voortkomt uit een oorzaak.

19
New cards

Hoofdgedachte

De belangrijkste uitspraak van de tekst.

20
New cards

Hoofdvraag

De centrale vraag die in de tekst wordt beantwoord.

21
New cards

Hypothese

Voorlopige stelling die nog bewezen moet worden.

22
New cards

Impliciet

Niet direct gezegd, maar wel bedoeld.

23
New cards

Intentie

Bedoeling van de schrijver.

24
New cards

Ironie

Lichte, milde spot.

25
New cards

Middel

Wat gebruikt wordt om een doel te bereiken.

26
New cards

Nuanceren

Iets minder zwart-wit of krachtig maken.

27
New cards

Objectief

Feitelijk en zonder mening.

28
New cards

Onderbouwing

Steun voor een standpunt, vaak met feiten.

29
New cards

Oorzaak

Wat iets doet gebeuren.

30
New cards

Overtuigen

Een ander proberen over te halen.

31
New cards

Probleemstelling

De formulering van het probleem in een tekst.

32
New cards

Reden

Waarom iemand iets doet of vindt.

33
New cards

Relativeren

Iets minder ernstig of belangrijk maken.

34
New cards

Standpunt

Mening of positie in een discussie.

35
New cards

Stelling

Bepaalde uitspraak die verdedigd wordt.

36
New cards

Strekking

De bedoeling of het effect van de tekst.

37
New cards

Subjectief

Mening- of gevoel-gebaseerd.

38
New cards

Tegenargument

Argument tegen een eerder genoemd argument.

39
New cards

Toelichting

Uitleg of verduidelijking.

40
New cards

Vergelijking

Het naast elkaar zetten van zaken om verschillen of overeenkomsten te tonen.

41
New cards

Verklaring

Uitleg waarom iets zo is.

42
New cards

Vooronderstelling

Veronderstelling voorafgaand aan de redenering.

43
New cards

Vooroordeel

Oordeel zonder feitelijke kennis.

44
New cards

Voorwaarde

Wat eerst moet gebeuren voordat iets anders kan.

45
New cards

Weerlegging

Tegenbewijs van een argument.