chat gtp methode

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/140

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

141 Terms

1
New cards

Wat is het doel van een experimentele onderzoeksstrategie

Het aantonen van oorzaak-gevolgrelaties tussen twee variabelen.

2
New cards

Wat zijn de vier basiselementen van een experiment

Manipulatie

3
New cards

Wat is het verschil tussen een tussen-subject en binnen-subject design

Bij tussen-subject designs worden verschillende groepen participanten gebruikt per conditie; bij binnen-subject designs doorloopt dezelfde groep alle condities.

4
New cards

Wat is een binnen-subject design

Een onderzoeksdesign waarbij dezelfde groep participanten in alle condities van het experiment wordt getest.

5
New cards

Wat is een ander woord voor binnen-subject design

Repeated measures design.

6
New cards

Wat is een voordeel van een binnen-subject design

Minder variantie door individuele verschillen en minder participanten nodig.

7
New cards

Wat is een nadeel van een binnen-subject design

Tijdsgerelateerde en orde-effecten kunnen interne validiteit bedreigen.

8
New cards

Wat zijn de twee belangrijkste bronnen van confounding in binnen-subject designs

Omgevingsvariabelen en tijdsgerelateerde variabelen.

9
New cards

Wat zijn tijdsgerelateerde bedreigingen

Factoren die veranderen over tijd en daardoor resultaten beïnvloeden

10
New cards

Wat is ‘history’ als bedreiging voor interne validiteit

Gebeurtenissen in de omgeving die plaatsvinden tussen condities en prestaties beïnvloeden.

11
New cards

Wat is ‘maturatie’

Veranderingen in participanten (fysiologisch of psychologisch) die optreden tijdens de studie.

12
New cards

Wat is ‘instrumentatie’

Veranderingen in meetinstrumenten of beoordelingscriteria tijdens de studie.

13
New cards

Wat is ‘statistische regressie’

De neiging van extreme scores om bij herhaalde metingen dichter bij het gemiddelde te komen.

14
New cards

Wanneer is statistische regressie vooral een probleem

Wanneer participanten worden geselecteerd op basis van extreme scores in een eerdere conditie.

15
New cards

Wat zijn orde-effecten

Veranderingen in prestaties als gevolg van de volgorde waarin condities worden aangeboden.

16
New cards

Wat zijn progressieve fouten bij orde-effecten

Algemene effecten zoals leereffecten of vermoeidheid door herhaalde metingen.

17
New cards

Wat zijn carry-over effecten

Specifieke effecten waarbij een conditie invloed heeft op de volgende (bv. aangeleerde strategie).

18
New cards

Wat is contrabalanceren

Het variëren van de volgorde van condities tussen participanten om orde-effecten te verdelen.

19
New cards

Wat is het doel van contrabalanceren

De systematische relatie tussen tijd en condities verbreken om confounders te elimineren.

20
New cards

Wat is partiële contrabalancering

Elke conditie komt minstens één keer voor op elke mogelijke positie in de volgorde.

21
New cards

Wat is een beperking van contrabalanceren

Het verwijdert orde-effecten niet volledig en verhoogt binnen-conditievariantie.

22
New cards

Wanneer kies je beter voor een tussen-subject design

Wanneer orde-effecten of leereffecten te sterk zijn of niet te neutraliseren.

23
New cards

Wat is het verschil tussen sequentiële en parallelle binnen-subject designs

Sequentieel: condities worden op verschillende tijdstippen gemeten. Parallel: alle condities binnen één sessie.

24
New cards

Wat is een voordeel van binnen-subject designs op vlak van interne validiteit

Controle van interindividuele verschillen doordat dezelfde participanten in alle condities voorkomen.

25
New cards

Wat is een nadeel van tijd tussen condities verkorten

Het verhoogt de kans op orde-effecten zoals vermoeidheid of leereffecten.

26
New cards

Wat is een voorbeeld van een binnen-subject design

Een experiment waarin participanten eerst zonder en later met vloeken pijn ervaren.

27
New cards

Wat is een non-experimentele onderzoeksstrategie

Een strategie die relaties tussen variabelen onderzoekt zonder manipulatie of controle.

28
New cards

Wat is een quasi-experimentele onderzoeksstrategie

Een strategie die oorzaak-gevolgrelaties probeert te onderzoeken

29
New cards

Wat is een niet-equivalente groep design

Een quasi-experimenteel design waarbij groepen al bestaan en niet willekeurig worden toegewezen.

30
New cards

Wat is een pre-post design

Een binnen-subject quasi-experimenteel design met meting vóór en na een interventie.

31
New cards

Wat is een design voor ontwikkelingsonderzoek

Een design dat veranderingen over tijd onderzoekt

32
New cards

Wat is het risico van te veel condities in binnen-subject design

Toename van orde-effecten en moeilijkheid bij volledige contrabalancering.

33
New cards

Wat is het voordeel van partiële contrabalancering bij veel condities

Het vermindert orde-effecten zonder alle volgordes te moeten gebruiken.

34
New cards

Waarom leidt contrabalanceren soms tot hogere variantie binnen condities

Omdat sommige participanten orde-effecten ervaren en anderen niet

35
New cards

Wat is interne validiteit

De mate waarin veranderingen in de afhankelijke variabele te wijten zijn aan de onafhankelijke variabele.

36
New cards

Hoe kan je tijdsgerelateerde bedreigingen beperken

Door tijd tussen condities te verkorten of contrabalanceren toe te passen.

37
New cards

Wat is een voorbeeld van een history-effect

Een brandalarm of computerstoring tussen twee condities die prestaties beïnvloedt.

38
New cards

Wat is een voorbeeld van maturatie

Een kind dat ouder wordt en beter wordt in lezen tussen twee condities.

39
New cards

Wat is een voorbeeld van instrumentatie

Een observator die zijn beoordelingscriteria aanpast tijdens het onderzoek.

40
New cards

Wat is een voorbeeld van carry-over effect

Een deelnemer leert een strategie in conditie 1 en gebruikt die opnieuw in conditie 2.

41
New cards

Experimentele onderzoeksstrategie

Onderzoeksstrategie gericht op het aantonen van oorzaak-gevolgrelaties tussen twee variabelen door middel van manipulatie en controle.

42
New cards

Oorzaak-gevolg relatie

Verband waarbij veranderingen in de onafhankelijke variabele directe veranderingen in de afhankelijke variabele veroorzaken.

43
New cards

Onafhankelijke variabele

De variabele die gemanipuleerd wordt in een experiment om verschillende condities te creëren.

44
New cards

Afhankelijke variabele

De variabele die gemeten wordt in elke conditie om het effect van de manipulatie te observeren.

45
New cards

Bijkomende variabelen (extraneous variables)

Alle andere variabelen die niet de onafhankelijke of afhankelijke variabele zijn

46
New cards

Storende variabele (confounding variable)

Een bijkomende variabele die systematisch samenhangt met de onafhankelijke variabele en daardoor de resultaten kan vertekenen.

47
New cards

Derde-variabele probleem

Een externe variabele kan verantwoordelijk zijn voor de schijnbare relatie tussen twee variabelen.

48
New cards

Probleem van directionaliteit

Onzekerheid over welke variabele de oorzaak en welke het gevolg is.

49
New cards

Vier basiselementen van een experiment

Manipulatie

50
New cards

Manipulatie

Het creëren van verschillende condities door het actief veranderen van de onafhankelijke variabele.

51
New cards

Meting

Het observeren en registreren van de afhankelijke variabele in elke conditie.

52
New cards

Vergelijking

Het vergelijken van de gemeten scores tussen de condities.

53
New cards

Controle

Het constant houden of elimineren van bijkomende variabelen zodat enkel de onafhankelijke variabele het effect kan veroorzaken.

54
New cards

Controleconditie

Conditie waarin geen behandeling of manipulatie plaatsvindt

55
New cards

Manipulatiecheck

Extra meting om te controleren of de manipulatie effectief de bedoelde verandering in de onafhankelijke variabele teweegbracht.

56
New cards

Externe validiteit

De mate waarin de resultaten van een studie gegeneraliseerd kunnen worden naar andere situaties

57
New cards

Methoden om bijkomende variabelen te controleren

Constant houden

58
New cards

Constant houden

Het beperken van de waarde van een bijkomende variabele tot één niveau in alle condities.

59
New cards

Matching

Het koppelen of verdelen van participanten zodat groepen op relevante kenmerken vergelijkbaar zijn.

60
New cards

Randomiseren

Het willekeurig toewijzen van participanten aan condities zodat bijkomende variabelen door toeval verdeeld worden.

61
New cards

Voordeel randomiseren

Laat toe om veel bijkomende variabelen tegelijk te controleren.

62
New cards

Nadeel randomiseren

Biedt geen garantie dat bijkomende variabelen volledig gecontroleerd zijn

63
New cards

Tussen-subject design

Onderzoeksdesign waarbij elke conditie wordt uitgevoerd met een verschillende groep participanten.

64
New cards

Binnen-subject design

Design waarbij dezelfde groep participanten alle condities doorloopt.

65
New cards

Kenmerken tussen-subject design

Elke score komt van een uniek individu en is onafhankelijk van andere scores.

66
New cards

Voordeel tussen-subject design

Geen invloed van leereffecten

67
New cards

Nadeel tussen-subject design

Vereist een grote steekproef en is gevoelig voor individuele verschillen.

68
New cards

Onafhankelijke metingen (independent measures)

Elke participant levert slechts één score die niet beïnvloed wordt door andere condities of metingen.

69
New cards

Individuele verschillen

Persoonlijke kenmerken (zoals leeftijd

70
New cards

Effect individuele verschillen

Kunnen storende variabelen worden en extra variabiliteit veroorzaken

71
New cards

Voorbeeld tussen-subject design

Vergelijking van twee onderwijsmethoden met twee aparte groepen studenten

72
New cards

Empirische cyclus

een systematische onderzoeksprocedure bestaande uit 10 stappen van vraagformulering tot rapportage

73
New cards

Populatie

de volledige groep individuen waarin men geïnteresseerd is voor een studie

74
New cards

Steekproef

een subset van de populatie die gebruikt wordt om uitspraken te doen over de populatie

75
New cards

Representatieve steekproef

een steekproef die dezelfde kenmerken heeft als de populatie

76
New cards

Steekproefbias

vertekening die ontstaat wanneer de steekproef niet representatief is voor de populatie

77
New cards

Selectiebias

bias die ontstaat door de manier waarop participanten geselecteerd worden

78
New cards

Probability sampling

steekproeftrekking waarbij de kans op selectie voor elk individu gekend en berekenbaar is

79
New cards

Simple random sampling

elke individu heeft een gelijke en onafhankelijke kans om geselecteerd te worden

80
New cards

Systematische sampling

selectie van elke k-de individu uit een lijst

81
New cards

Gestratificeerde random sampling

steekproefmethode waarbij subgroepen eerst geïdentificeerd worden en vervolgens gelijkmatig gerepresenteerd in de steekproef

82
New cards

Proportionele gestratificeerde random sampling

steekproefmethode waarbij subgroepen gerepresenteerd worden volgens hun proportie in de populatie

83
New cards

Cluster sampling

steekproefmethode waarbij groepen (clusters) geselecteerd worden in plaats van individuele participanten

84
New cards

Nonprobability sampling

steekproeftrekking waarbij de kans op selectie niet gekend is en bias moeilijk te vermijden is

85
New cards

Convenience sampling

steekproefmethode waarbij gebruik wordt gemaakt van makkelijk toegankelijke participanten

86
New cards

Quota sampling

steekproefmethode waarbij quota worden ingesteld voor subgroepen binnen een convenience sample

87
New cards

Meetmodaliteit

manier waarop een variabele gemeten wordt

88
New cards

Meetschaal

het niveau waarop een variabele gemeten wordt

89
New cards

Operationele definitie

concrete manier waarop een abstracte variabele gemeten wordt

90
New cards

Externe validiteit

de mate waarin resultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar andere populaties

91
New cards

Interne validiteit

de mate waarin de resultaten van een studie correct geïnterpreteerd kunnen worden zonder alternatieve verklaringen

92
New cards

Confounding variabele

bijkomende variabele die systematisch samenhangt met de onderzochte variabelen en de resultaten kan vertekenen

93
New cards

Artefact

externe factor die metingen beïnvloedt en de validiteit bedreigt

94
New cards

Onderzoeksstrategie

algemene aanpak en doel van een onderzoek

95
New cards

Beschrijvende onderzoeksstrategie

strategie waarbij één variabele gemeten wordt om deze te beschrijven

96
New cards

Correlationele onderzoeksstrategie

strategie waarbij de relatie tussen twee variabelen onderzocht wordt zonder causale uitspraken

97
New cards

Experimentele onderzoeksstrategie

strategie waarbij oorzaak-gevolg relaties onderzocht worden met strikte controle

98
New cards

Quasi-experimentele onderzoeksstrategie

strategie die oorzaak-gevolg relaties onderzoekt maar zonder volledige controle

99
New cards

Non-experimentele onderzoeksstrategie

strategie waarbij relaties tussen variabelen onderzocht worden zonder causale intentie

100
New cards

Validiteit

kwaliteit van een studie in termen van het meten wat men beoogt te meten