1/140
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Wat is het doel van een experimentele onderzoeksstrategie
Het aantonen van oorzaak-gevolgrelaties tussen twee variabelen.
Wat zijn de vier basiselementen van een experiment
Manipulatie
Wat is het verschil tussen een tussen-subject en binnen-subject design
Bij tussen-subject designs worden verschillende groepen participanten gebruikt per conditie; bij binnen-subject designs doorloopt dezelfde groep alle condities.
Wat is een binnen-subject design
Een onderzoeksdesign waarbij dezelfde groep participanten in alle condities van het experiment wordt getest.
Wat is een ander woord voor binnen-subject design
Repeated measures design.
Wat is een voordeel van een binnen-subject design
Minder variantie door individuele verschillen en minder participanten nodig.
Wat is een nadeel van een binnen-subject design
Tijdsgerelateerde en orde-effecten kunnen interne validiteit bedreigen.
Wat zijn de twee belangrijkste bronnen van confounding in binnen-subject designs
Omgevingsvariabelen en tijdsgerelateerde variabelen.
Wat zijn tijdsgerelateerde bedreigingen
Factoren die veranderen over tijd en daardoor resultaten beïnvloeden
Wat is ‘history’ als bedreiging voor interne validiteit
Gebeurtenissen in de omgeving die plaatsvinden tussen condities en prestaties beïnvloeden.
Wat is ‘maturatie’
Veranderingen in participanten (fysiologisch of psychologisch) die optreden tijdens de studie.
Wat is ‘instrumentatie’
Veranderingen in meetinstrumenten of beoordelingscriteria tijdens de studie.
Wat is ‘statistische regressie’
De neiging van extreme scores om bij herhaalde metingen dichter bij het gemiddelde te komen.
Wanneer is statistische regressie vooral een probleem
Wanneer participanten worden geselecteerd op basis van extreme scores in een eerdere conditie.
Wat zijn orde-effecten
Veranderingen in prestaties als gevolg van de volgorde waarin condities worden aangeboden.
Wat zijn progressieve fouten bij orde-effecten
Algemene effecten zoals leereffecten of vermoeidheid door herhaalde metingen.
Wat zijn carry-over effecten
Specifieke effecten waarbij een conditie invloed heeft op de volgende (bv. aangeleerde strategie).
Wat is contrabalanceren
Het variëren van de volgorde van condities tussen participanten om orde-effecten te verdelen.
Wat is het doel van contrabalanceren
De systematische relatie tussen tijd en condities verbreken om confounders te elimineren.
Wat is partiële contrabalancering
Elke conditie komt minstens één keer voor op elke mogelijke positie in de volgorde.
Wat is een beperking van contrabalanceren
Het verwijdert orde-effecten niet volledig en verhoogt binnen-conditievariantie.
Wanneer kies je beter voor een tussen-subject design
Wanneer orde-effecten of leereffecten te sterk zijn of niet te neutraliseren.
Wat is het verschil tussen sequentiële en parallelle binnen-subject designs
Sequentieel: condities worden op verschillende tijdstippen gemeten. Parallel: alle condities binnen één sessie.
Wat is een voordeel van binnen-subject designs op vlak van interne validiteit
Controle van interindividuele verschillen doordat dezelfde participanten in alle condities voorkomen.
Wat is een nadeel van tijd tussen condities verkorten
Het verhoogt de kans op orde-effecten zoals vermoeidheid of leereffecten.
Wat is een voorbeeld van een binnen-subject design
Een experiment waarin participanten eerst zonder en later met vloeken pijn ervaren.
Wat is een non-experimentele onderzoeksstrategie
Een strategie die relaties tussen variabelen onderzoekt zonder manipulatie of controle.
Wat is een quasi-experimentele onderzoeksstrategie
Een strategie die oorzaak-gevolgrelaties probeert te onderzoeken
Wat is een niet-equivalente groep design
Een quasi-experimenteel design waarbij groepen al bestaan en niet willekeurig worden toegewezen.
Wat is een pre-post design
Een binnen-subject quasi-experimenteel design met meting vóór en na een interventie.
Wat is een design voor ontwikkelingsonderzoek
Een design dat veranderingen over tijd onderzoekt
Wat is het risico van te veel condities in binnen-subject design
Toename van orde-effecten en moeilijkheid bij volledige contrabalancering.
Wat is het voordeel van partiële contrabalancering bij veel condities
Het vermindert orde-effecten zonder alle volgordes te moeten gebruiken.
Waarom leidt contrabalanceren soms tot hogere variantie binnen condities
Omdat sommige participanten orde-effecten ervaren en anderen niet
Wat is interne validiteit
De mate waarin veranderingen in de afhankelijke variabele te wijten zijn aan de onafhankelijke variabele.
Hoe kan je tijdsgerelateerde bedreigingen beperken
Door tijd tussen condities te verkorten of contrabalanceren toe te passen.
Wat is een voorbeeld van een history-effect
Een brandalarm of computerstoring tussen twee condities die prestaties beïnvloedt.
Wat is een voorbeeld van maturatie
Een kind dat ouder wordt en beter wordt in lezen tussen twee condities.
Wat is een voorbeeld van instrumentatie
Een observator die zijn beoordelingscriteria aanpast tijdens het onderzoek.
Wat is een voorbeeld van carry-over effect
Een deelnemer leert een strategie in conditie 1 en gebruikt die opnieuw in conditie 2.
Experimentele onderzoeksstrategie
Onderzoeksstrategie gericht op het aantonen van oorzaak-gevolgrelaties tussen twee variabelen door middel van manipulatie en controle.
Oorzaak-gevolg relatie
Verband waarbij veranderingen in de onafhankelijke variabele directe veranderingen in de afhankelijke variabele veroorzaken.
Onafhankelijke variabele
De variabele die gemanipuleerd wordt in een experiment om verschillende condities te creëren.
Afhankelijke variabele
De variabele die gemeten wordt in elke conditie om het effect van de manipulatie te observeren.
Bijkomende variabelen (extraneous variables)
Alle andere variabelen die niet de onafhankelijke of afhankelijke variabele zijn
Storende variabele (confounding variable)
Een bijkomende variabele die systematisch samenhangt met de onafhankelijke variabele en daardoor de resultaten kan vertekenen.
Derde-variabele probleem
Een externe variabele kan verantwoordelijk zijn voor de schijnbare relatie tussen twee variabelen.
Probleem van directionaliteit
Onzekerheid over welke variabele de oorzaak en welke het gevolg is.
Vier basiselementen van een experiment
Manipulatie
Manipulatie
Het creëren van verschillende condities door het actief veranderen van de onafhankelijke variabele.
Meting
Het observeren en registreren van de afhankelijke variabele in elke conditie.
Vergelijking
Het vergelijken van de gemeten scores tussen de condities.
Controle
Het constant houden of elimineren van bijkomende variabelen zodat enkel de onafhankelijke variabele het effect kan veroorzaken.
Controleconditie
Conditie waarin geen behandeling of manipulatie plaatsvindt
Manipulatiecheck
Extra meting om te controleren of de manipulatie effectief de bedoelde verandering in de onafhankelijke variabele teweegbracht.
Externe validiteit
De mate waarin de resultaten van een studie gegeneraliseerd kunnen worden naar andere situaties
Methoden om bijkomende variabelen te controleren
Constant houden
Constant houden
Het beperken van de waarde van een bijkomende variabele tot één niveau in alle condities.
Matching
Het koppelen of verdelen van participanten zodat groepen op relevante kenmerken vergelijkbaar zijn.
Randomiseren
Het willekeurig toewijzen van participanten aan condities zodat bijkomende variabelen door toeval verdeeld worden.
Voordeel randomiseren
Laat toe om veel bijkomende variabelen tegelijk te controleren.
Nadeel randomiseren
Biedt geen garantie dat bijkomende variabelen volledig gecontroleerd zijn
Tussen-subject design
Onderzoeksdesign waarbij elke conditie wordt uitgevoerd met een verschillende groep participanten.
Binnen-subject design
Design waarbij dezelfde groep participanten alle condities doorloopt.
Kenmerken tussen-subject design
Elke score komt van een uniek individu en is onafhankelijk van andere scores.
Voordeel tussen-subject design
Geen invloed van leereffecten
Nadeel tussen-subject design
Vereist een grote steekproef en is gevoelig voor individuele verschillen.
Onafhankelijke metingen (independent measures)
Elke participant levert slechts één score die niet beïnvloed wordt door andere condities of metingen.
Individuele verschillen
Persoonlijke kenmerken (zoals leeftijd
Effect individuele verschillen
Kunnen storende variabelen worden en extra variabiliteit veroorzaken
Voorbeeld tussen-subject design
Vergelijking van twee onderwijsmethoden met twee aparte groepen studenten
Empirische cyclus
een systematische onderzoeksprocedure bestaande uit 10 stappen van vraagformulering tot rapportage
Populatie
de volledige groep individuen waarin men geïnteresseerd is voor een studie
Steekproef
een subset van de populatie die gebruikt wordt om uitspraken te doen over de populatie
Representatieve steekproef
een steekproef die dezelfde kenmerken heeft als de populatie
Steekproefbias
vertekening die ontstaat wanneer de steekproef niet representatief is voor de populatie
Selectiebias
bias die ontstaat door de manier waarop participanten geselecteerd worden
Probability sampling
steekproeftrekking waarbij de kans op selectie voor elk individu gekend en berekenbaar is
Simple random sampling
elke individu heeft een gelijke en onafhankelijke kans om geselecteerd te worden
Systematische sampling
selectie van elke k-de individu uit een lijst
Gestratificeerde random sampling
steekproefmethode waarbij subgroepen eerst geïdentificeerd worden en vervolgens gelijkmatig gerepresenteerd in de steekproef
Proportionele gestratificeerde random sampling
steekproefmethode waarbij subgroepen gerepresenteerd worden volgens hun proportie in de populatie
Cluster sampling
steekproefmethode waarbij groepen (clusters) geselecteerd worden in plaats van individuele participanten
Nonprobability sampling
steekproeftrekking waarbij de kans op selectie niet gekend is en bias moeilijk te vermijden is
Convenience sampling
steekproefmethode waarbij gebruik wordt gemaakt van makkelijk toegankelijke participanten
Quota sampling
steekproefmethode waarbij quota worden ingesteld voor subgroepen binnen een convenience sample
Meetmodaliteit
manier waarop een variabele gemeten wordt
Meetschaal
het niveau waarop een variabele gemeten wordt
Operationele definitie
concrete manier waarop een abstracte variabele gemeten wordt
Externe validiteit
de mate waarin resultaten gegeneraliseerd kunnen worden naar andere populaties
Interne validiteit
de mate waarin de resultaten van een studie correct geïnterpreteerd kunnen worden zonder alternatieve verklaringen
Confounding variabele
bijkomende variabele die systematisch samenhangt met de onderzochte variabelen en de resultaten kan vertekenen
Artefact
externe factor die metingen beïnvloedt en de validiteit bedreigt
Onderzoeksstrategie
algemene aanpak en doel van een onderzoek
Beschrijvende onderzoeksstrategie
strategie waarbij één variabele gemeten wordt om deze te beschrijven
Correlationele onderzoeksstrategie
strategie waarbij de relatie tussen twee variabelen onderzocht wordt zonder causale uitspraken
Experimentele onderzoeksstrategie
strategie waarbij oorzaak-gevolg relaties onderzocht worden met strikte controle
Quasi-experimentele onderzoeksstrategie
strategie die oorzaak-gevolg relaties onderzoekt maar zonder volledige controle
Non-experimentele onderzoeksstrategie
strategie waarbij relaties tussen variabelen onderzocht worden zonder causale intentie
Validiteit
kwaliteit van een studie in termen van het meten wat men beoogt te meten