Heraclitus
permanente flux
wereld als kosmos
conflict tussen tegengestelde
Parmenides
werkelijkheid is onveranderlijk en statisch
beweging en verandering zijn illusies
ware zijn is homogeen, eeuwig en onveranderlijk
Socrates
kritisch onderzoek en dialoog
verwerving ware (zelf)kennis
aanzetten tot morele en intellectuele keuzes
Plato
wereld van ideeën (vormen)
zintuigelijke wereld = afspiegeling ware werkelijkheid
ware kennis uit verstand en contemplatie v/d ideeën
Aristoteles
4 oorzaken
elk doel in de natuur verklaren via deze 4 oorzaken
begrip natuur vereist van alle 4 de oorzaken
Zeno van Citium
levensgebeurtenissen en omstandigheden
innerlijke gemoedsrust en deugdzaamheid door acceptatie en rationaal reageren
Seneca
emoties en passies
leiden en innerlijke onrust tenzij leert leven volgens de rede en de natuur
Epictetus
perceptie en interpretatie van gebeurtenissen
mentale en emotionele reacties
afhankelijk hoe je gebeurtenissen interpreteert
Marcus Aurelius
kosmische rede en de natuurlijke verloop van gebeurtenissen
leven in overeenstemming met de natuur
innerlijke vrede en tevredenheid
Epicurus
streven naar vrede en vermijden van pijn
geluk en gemoedsrust bereiken door ataraxia en aponia
ataraxia
onverstoorbaarheid
aponia
afwezigheid van pijn
Plotinus
het ene = bron van alles
emanatie van van de realiteit en terugkeer naar het ene
intellectuele en morele zuivering
Augistinus van Hippo
goddelijke wil en genade
universum en de menselijke geschiedenis verlopen volgens goddelijk plan
mens is afhankelijk van goddelijke genade voor verlossing
Thomas van Aquino
God als de eerste oorzaak en beweger
het bestaan van de wereld en alles daarin
alles heeft zijn doel in de goddelijke orde
Willem van Ockham
nominalisme en het principe van ontologische spaarzaamheid (= scheermes)
schending van rede en geloof
ontvoogding van filosofische rationaliteit
beïnvloeding van de moderne wetenschap
René Descartes
idee van oneindigheid en perfectie komt van God
bestaan van God als bron van zekerheid en waarheid in kennis
John Locke
zintuigelijke waarneming en ervaring
alle kennis komt voort uit ervaring
ideeën worden gevormd door zintuigelijke indrukken (sensaties) en reflecties daarop
David Hume
gewoonte en herhaling van ervaringen
causaliteit = product van gewoonte en associatie → niet van logische noodzaak
nooit zeker van oorzakelijke verbanden
alleen zeker van regelmatigheden in onze waarnemingen
Kant
menselijke rede en perceptie
kennis van de wereld wordt beperkt door zintuigelijke waarnemingen en categorieën van het verstand
kunnen nooit dingen-in-zichzelf kennen alleen hoe ze verschijnen
Hegel
dialectische ontwikkeling van de geest
geschiedenis is een proces van dialectische vooruitgang waarin de Geest zich realiseert door de synthese van tegenstellingen
These en antithese
Markx
materiële omstandigheden
geschiedenis en maatschappelijke veranderingen worden gedreven door economische krachten + strijd tussen verschillende sociale klasse
leidt uiteindelijk tot een klasseloze samenleving
Nietzsche
het zijn en de vraag naar het zijn
fundamenteel herdenken van de menselijke existantie en het zijn zelf
nadruk gelegd op authenticiteit en de concrete leefwereld
Husserl
intentionaliteit van het bewustzijn
bewustzijn is altijd gericht op iets buiten zichzelf
wetenschap en kennis worden gefundeerd op deze intentionaliteit
Heidegger
het verstaan (Verstehen) en de grondstructuren van het Dasein
het-in-de-wereld-zijn
de zorg (Sorge)
de manier waarop wij de werkelijkheid interpreteren en er betekenis aangeven
Sartre
radicale vrijheid en existentiële keuzes
mens is gedoemd tot vrijheid en verantwoordelijkheid
zichzelf voortdurend opnieuw moet uitvinden en keuzes moet maken zonder externe zekerheden
Derrida
teksten en taal onstabiele en veelvuldige betekenissen
deconstructie van teksten onthult de onderliggende aannames en tegenstellingen
→ leidt tot een beter begrip van de complexiteit van betekenissen en de onmogelijkheid van een enkele waarheid
Wittgenstein
structuur van taal + manier waarop onze werkelijkheid vormt
begrip van de wereld wordt bepaald door de taalspelen en de context waarin woorden worden gebruikt
betekenis is contextueel en gebruiks gebonden
Wiener Kreis
verificatieprincipe = een uitspraak is slechts betekenisvol als deze empirisch verifieerbaar is
filosofische problemen + uitspraken worden als betekenisloos beschouwd omdat ze niet empirisch verifieerbaar zijn
→ leidt tot een focus op wetenschappelijke en logische analyse
Popper
falsifieerbaarheid van wetenschappelijke theorieën
wetenschappelijke kennis groeit door hypothesen die getest en weerlegd kunnen worden
theorie moet weerlegbaar zijn om wetenschappelijk te zijn
Kuhn
paradigma’s in de wetenschap die de denkkaders bepalen
wetenschappelijk revoluties treden op wanneer een paradigma verandert en een nieuw paradigma de oude vervangt
→ leidt tot een verschuiving in de fundamentele aannames en methoden binnen een wetenschappelijke discipline
Foucault
macht en kennis die elkaar wederzijds beïnvloeden
discoursen en instituten vormen en reguleren kennis en sociale praktijken
→ resulteert in verschillende regimes van waarheid in verschillende historische perioden
Freud
onbewuste en psychische conflicten
gedrag en psychische stoornissen worden bepaald door onbewuste processen en verdringen herinneringen
psychoanalyse kan deze onthullen en behandelen
Lacan
de structuren van het onbewuste, nadruk op taal
subject wordt gevormd door het symbolische (taal en cultuur)
het imaginaire (beeldvorming)
het reële (het onzegbare)
psychoanalytische behandeling richt zich op het ingrijpen van deze structuren
Schleiermacher
historische en psychologische context van teksten
hermeneutiek als methode om teksten te interpreteren
nadruk ligt op het begrijpen van de auteur en de tijdsgeest waarin de tekst is ontstaan