Unit 5 - vocabulary

een hypotheek

a mortgage

dreigend

looming

walgelijk

gross

vernietigend, scherp

scathing

een bankschuld

an overdraft

troosteloos

bleak

een nieuwskanaal

a news outlet

een diploma met (zeer) goede punten, cum laude

a frist class honours degree

een speelhal

an arcade

ontmoedigend

disheartening

om informatie vragen

to enquire

een vereiste

a requirement

zich aanmelden

to apply

veeleisend

demanding

afwijzen

to reject

verwerven

to gain

werkervaring

work experience

een kans

a chance

zich inschrijven

to enrol

lesgeld

tuition fees

een studielening

a student loan

een studietoelage

a bursary

afstuderen

to graduate

rouwen om

to mourn

een voordeel

a perk

krap bij kas

cash-strapped

het afstuderen

graduation

aanlokkelijk

enticing

een tumult

a stir

een loon

wages

diep in de buidel tasten

to break the bank

een nachtje doordoen

all-nighters (to pull an all-nighter)

een universiteit

a university

een hogeschool

a college

een schuld

a debt

een gediplomeerde

a graduate

werkloosheid

unemployment

een carrière

a career

een diploma

a degree

een beroepsopleiding

a vocational course

een leercontract

an apprenticeship

ervaring

experience

academisch

academic

iets afreageren

to work something off

trainen

to work out

een goed resultaat hebben

to work out well

iemand inschatten

to work someone out

aan iets werken

to work on something

je opwinden

to work yourself up

iemand bewerken

to work on someone

iemand tegenwerken

to work against someone