1/131
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
Ancien Régime
Het oude bestuursysteem waarin koning, adel en geestelijkheid alle macht hadden en de derde stand weinig rechten had.
Standensamenleving
Samenleving opgedeeld in drie standen: geestelijkheid, adel en derde stand (burgerij en boeren).
Staten-Generaal
Vertegenwoordiging van de drie standen die door de koning werd bijeengeroepen.
Bastille
Staatsgevangenis in Parijs; symbool van het absolutisme en het begin van de Franse Revolutie (14 juli 1789).
Verklaring van de Rechten van de Mens en van de Burger
Document waarin fundamentele vrijheden en gelijkheid voor alle burgers werden vastgelegd.
Revolutie
Een snelle en diepgaande verandering in de samenleving.
Rationalisme
Denkwijze die vertrekt vanuit het verstand en de rede, in plaats van geloof of traditie.
Rechtsstaat
Staat waarin het recht boven alles staat en iedereen aan dezelfde wetten is onderworpen.
Algemeen kiesrecht
Stemrecht voor alle burgers (aanvankelijk alleen voor mannen).
Scheiding der machten
Opdeling van de macht in wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht (Montesquieu).
Scheiding van Kerk en Staat
De Kerk heeft geen politieke macht meer en omgekeerd.
Burgerrechten
Rechten die je hebt als burger van een land (vb. vrije meningsuiting, gelijke behandeling).
Mensenrechten
Universele rechten die voor alle mensen gelden, ongeacht hun afkomst of land.
Volkssoevereiniteit
De macht ligt bij het volk; het volk bepaalt wie regeert.
Verlicht despotisme
Bestuursvorm waarbij vorsten hervormingen invoeren volgens de ideeën van de Verlichting, maar zonder hun absolute macht op te geven.
Code Napoléon
Burgerlijk wetboek ingevoerd door Napoleon waarin revolutionaire principes zoals gelijkheid voor de wet opgenomen zijn.
Deïsme
Geloof dat God de wereld geschapen heeft maar zich er verder niet mee bemoeit.
Atheïsme
De overtuiging dat God of goden niet bestaan.
Empirisme
Het idee dat kennis voortkomt uit zintuiglijke waarneming en ervaring (Locke).
Censuur
Overheidscontrole op drukwerk en informatie; veel ideeën van de Verlichting werden gecensureerd.
Salons
Bijeenkomsten van intellectuelen en kunstenaars in privéhuizen waar verlichte ideeën werden besproken.
Encyclopedie
Verzameling van alle menselijke kennis, bedoeld om kennis te verspreiden en voor iedereen toegankelijk te maken (Diderot & d’Alembert).
Robespierre
Leider tijdens de radicale fase van de Franse Revolutie, verantwoordelijk voor de Terreur.
Terreur
Periode tijdens de Revolutie waarin vermeende tegenstanders massaal geëxecuteerd werden.
Napoleon Bonaparte
Generaal die in 1799 de macht greep in Frankrijk en zichzelf tot keizer kroonde.
Waterloo
Slag in 1815 waarbij Napoleon definitief werd verslagen.
Congres van Wenen
Bijeenkomst van Europese leiders in 1815 om de orde van vóór de Revolutie te herstellen.
Restauratie
Periode na Napoleon waarin men probeerde terug te keren naar het ancien régime.
Koloniale wedijver
De strijd tussen Europese landen om kolonies te veroveren en hun macht te vergroten.
Kolonie
Een gebied dat door een vreemd land bestuurd wordt voor economische of politieke voordelen.
Kaapvaart
Gewettigde piraterij met toestemming van een overheid om vijandige schepen te plunderen.
Piraat
Iemand die op zee schepen aanvalt en berooft zonder toestemming van een overheid.
Imperialisme
De ideologie waarbij landen streven naar uitbreiding van hun macht door overzeese gebieden te veroveren.
Driehoekshandel
Handelssysteem tussen Europa, Afrika en Amerika met slaven, grondstoffen en nijverheidsproducten.
Atlantische slavenhandel
De georganiseerde deportatie van Afrikanen naar Amerika als goedkope arbeidskrachten.
Plantage
Grote landbouwonderneming in koloniaal gebied waar gewassen zoals suikerriet of katoen verbouwd werden.
Nijverheidsproducten
Producten gemaakt in Europa (bv. wapens, alcohol, kralen) die naar Afrika geëxporteerd werden.
Koloniale waren
Grondstoffen en luxeproducten uit Amerika zoals suiker, rum, cacao, katoen, tabak, enz.
Mondialisering
Wereldwijde uitwisseling van goederen, mensen en ideeën; begon met de ontdekkingsreizen.
Eerste Staten
Een vroegmoderne manier van bestuur waarbij de macht gecentraliseerd werd bij één vorst.
Koopman/Kooplieden
Rijke burgers die handel dreven en tot de opkomende burgerklasse behoorden in de derde stand.
Slavenopstand
Verzet van slaven tegen hun onderdrukkers, soms leidend tot rebellie of geweld.
Winstmarge
Verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs; in slavenhandel kon dit oplopen tot 150%.
Zwarte diaspora
Verspreiding van Afrikaanse bevolkingsgroepen buiten Afrika, vaak als gevolg van slavernij.
Personele unie
Een rijk dat bestaat uit verschillende gebieden met eigen wetten en regels, bestuurd door één vorst.
Habsburgers
Een machtige Europese dynastie die via huwelijken een enorm rijk uitbouwde (Spanje, Oostenrijk, Nederlanden…).
Karel V
Keizer van het Heilig Roomse Rijk, bouwde een groot rijk op via erfenissen en huwelijken.
Filips II
Zoon van Karel V, probeerde een centralistische politiek te voeren vanuit Spanje.
Beeldenstorm
Religieuze en politieke opstand in 1566 in de Nederlanden, gericht tegen katholieke beelden en kerken.
80-jarige oorlog
Conflict tussen de Nederlanden en Spanje (1566–1648), leidde tot onafhankelijkheid van de Noordelijke Nederlanden.
Vrede van Münster
Verdrag dat de 80-jarige oorlog beëindigde: Noord-Nederland onafhankelijk, Zuid-Nederland blijft Spaans.
Rechtbank van Beroerten
Speciale rechtbank die protestanten in de Nederlanden vervolgde onder het gezag van Alva.
Hertog van Alva
Spaanse generaal die hard optrad tegen de Nederlandse opstandelingen.
Vorstelijk absolutisme
Staatsvorm waarbij de vorst alle macht heeft, zonder verantwoording aan volk of parlement.
Droit divin
Goddelijk recht waarmee koningen hun absolute macht legitimeerden.
Lodewijk XIV
Franse koning (1643–1715), het schoolvoorbeeld van absolutisme. Bijnaam: Zonnekoning.
Zonnekoning
Bijnaam van Lodewijk XIV; hij zag zichzelf als het middelpunt van de staat, net als de zon in het zonnestelsel.
Versailles
Groot paleis van Lodewijk XIV, symbool van zijn macht en middel om de adel te controleren.
Fronde
Opstand van Franse edelen tegen de centralisatiepolitiek van Lodewijk XIV (1648–49).
Mercantilisme
Economisch systeem waarbij een land streeft naar handelsoverschot door export te stimuleren en import te beperken.
Colbertisme
Franse vorm van mercantilisme, ingevoerd door minister Colbert onder Lodewijk XIV.
Protectionisme
Economisch beleid waarbij invoer belemmerd wordt om de binnenlandse markt te beschermen.
Exportsubsidies
Financiële steun om de uitvoer van binnenlandse producten te bevorderen.
Tolgrens
Plaats aan de staatsgrens waar invoerbelastingen worden geheven.
Nieuwe rijken
Burgers die rijk werden via handel en industrie en een nieuwe economische elite vormden.
Directe belastingen
Belasting die rechtstreeks op het inkomen of bezit van burgers wordt geheven.
Indirecte belastingen
Belasting die betaald wordt bij aankoop van producten (bv. accijnzen, btw).
Aristocratie
Staatsvorm waarbij de macht in handen is van een kleine, bevoorrechte elite (adel).
Democratie
Staatsvorm waarin het volk de macht heeft, rechtstreeks of via vertegenwoordigers.
Monarchie
Staatsvorm waarbij het staatshoofd een erfelijke vorst is (koning, keizer…).
Republiek
Staatsvorm zonder koning; het staatshoofd wordt meestal verkozen.
Theocratie
Regeringsvorm waarbij God wordt gezien als de hoogste gezagsdrager (bv. Vaticaan).
Dictatuur
Regeringsvorm waarbij één leider of partij alle macht heeft, zonder oppositie.
Oligarchie
Macht ligt bij een kleine groep mensen, vaak rijke families of elite.
Particratie
Politiek systeem waarin de macht grotendeels bij politieke partijen ligt.
Constitutionele monarchie
Monarchie waarin de macht van de koning beperkt is door een grondwet.
Parlementarisme
Systeem waarbij de macht van de koning wordt beperkt door een parlement.
Constitutie
De grondwet van een land; bepaalt de structuur van de overheid en rechten van burgers.
Ambtenarij
Het geheel van beroepsfunctionarissen die de staat besturen.
Diplomatie
Het onderhouden van internationale betrekkingen via ambassadeurs.
Globalisering
Proces waarbij economieën en samenlevingen wereldwijd steeds meer met elkaar verbonden raken.
Kolonialisme
Politiek waarbij een land gebieden buiten Europa overheerst en uitbuit voor economische en politieke voordelen.
Staatsschuld
De totale schuld van de overheid door uitgaven die de inkomsten overschrijden.
Humanisme
Geloof in de vrijheid en het denkvermogen van de mens om zichzelf te ontwikkelen.
Antropocentrisme
Het geloof dat de mens centraal staat in plaats van God.
Theocentrisme
Het geloof dat God centraal staat in de samenleving en het menselijk leven.
Scholastiek
Middeleeuwse onderwijsmethode waarbij gezaghebbende teksten klakkeloos worden overgenomen.
Boekdrukkunst
Techniek uit de 15e eeuw waarmee kennis sneller, goedkoper en breder verspreid kon worden.
Tekstkritiek
Het vergelijken van oude teksten om de meest oorspronkelijke en foutloze versie te achterhalen.
Wetenschappelijke methode
Kennis opdoen via observatie, experimenten en herhaalbare resultaten.
Heliocentrisme
Het idee dat de zon in het centrum van het zonnestelsel staat.
Geocentrisme
Het idee dat de aarde in het centrum van het universum staat (middeleeuws wereldbeeld).
Cartografie
De wetenschap van het maken van kaarten.
Dissectie
Het opensnijden en onderzoeken van een lichaam om de anatomie te bestuderen.
Renaissance
Kunst- en cultuurstroming in de 15e-16e eeuw die teruggrijpt naar de klassieke oudheid.
Exacte wetenschappen
Wetenschappen die zich bezighouden met meetbare, natuurlijke verschijnselen zoals astronomie of anatomie.
Menswetenschappen
Wetenschappen die het menselijk denken en gedrag bestuderen, zoals filosofie of ethiek.
Collectieve herinnering
Hoe een samenleving belangrijke personen of ideeën onthoudt en doorgeeft.
Top-down herinnering
Herinnering opgelegd of gestimuleerd door overheid, onderwijs of culturele instellingen.
Bottom-up herinnering
Herinnering die spontaan ontstaat vanuit het volk, zoals straatnamen of spreekwoorden.