1/46
Sociologie H1 begrippen - criminologie 1e bachelor UGent
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Sociologische verbeelding
Individuele gebeurtenissen plaatsen en verklaren vanuit het geheel van sociale relaties die zelf een specifieke histrotische oorsprong hebben.
Sociale handelingstypologie
Indeling van sociale handelingen op basis van verschillende criteria, zoals intentie en context.
Instrumenteel rationeel handelen
Handelen gericht op het behalen van specifieke doelen met de meest efficiënte middelen.
Waarderationeel handelen
Handelen dat gebaseerd is op waarden en normen, waarbij de intentie belangrijker is dan het behalen van specifieke doelen.
Affectief handelen
Handelen dat voortkomt uit emoties en gevoelens, waarbij de emotionele ervaring centraal staat.
Traditioneel handelen
Handelen dat gebaseerd is op gewoonten en tradities, waarbij de waarde van de handeling voortkomt uit de geschiedenis en cultuur.
‘Opdat’ motieven
Handelen dat gericht is op het bereiken van specifieke doelen, waarbij de uitkomst en effectiviteit van de actie voorop staan.
‘Omdat’ motieven
Handelen dat voortkomt uit verplichtingen of verantwoordelijkheden, waarbij de motivatie ligt in de situatie of context.
Conformiteit
Het naleven van sociale normen en verwachtingen in een groep, waarbij individuen zich aanpassen aan de gedragingen en opvattingen van anderen.
Samenwerking
Houdt in dat sociale eenheden samen een doel proberen te realiseren.
Conflict
Een situatie waarin tegenstrijdige belangen, waarden of doelen tussen individuen of groepen leiden tot spanningen of strijd.
Ruil
Een sociaal proces waarbij individuen of groepen goederen, diensten of waarden uitwisselen om wederzijds voordeel te behalen.
Cultuur
Het geheel van gewoonten, waarden, normen en symbolen die een groep mensen deelt en die hun gedrag en interacties beïnvloeden.
Structuur
De georganiseerde manier waarop een samenleving of groep is opgebouwd, inclusief de relaties en hiërarchieën tussen verschillende onderdelen.
Sociale orde
De manier waarop een samenleving georganiseerd is om stabiliteit en samenhang te waarborgen, vaak door middel van normen en waarden.
Sociale verandering
De dynamische processen en transformaties die de structuren, normen en waarden binnen een samenleving beïnvloeden en vaak leiden tot significante shifts in gedrag en interactie.
Geschiedschrijving
Het proces van het vastleggen en interpreteren van historische gebeurtenissen, waarbij verschillende perspectieven en bronnen worden gebruikt om een samenhangend verhaal te creëren.
Culturele antropologie
De studie van menselijke culturen, gedragingen en sociale structuren, met de nadruk op de diversiteit van cultuur en de invloed daarvan op de mens.
Biologie
De wetenschap die zich bezighoudt met de studie van leven en levende organismen, inclusief hun structuur, functie, groei, evolutie en interacties met de omgeving.
Psychologie
De wetenschap die zich richt op het begrijpen van gedrag en mentale processen van individuen, inclusief emoties, cognitie en sociale interacties.
Sociale psychologie
De tak van de psychologie die bestudeert hoe individuen beïnvloed worden door de aanwezigheid en het gedrag van anderen, evenals de sociale context.
Sociobiologie
De interdisciplinaire studie die de invloed van biologische factoren op sociaal gedrag en interacties van organismen onderzoekt.
Biosociale verklaring
Een benadering die de interactie tussen biologische en sociale factoren onderzoekt om menselijk gedrag en sociale structuren te verklaren.
Theories of the middle range
De hedendaagse sociologie besteedt veel aandacht en energie aan het ontwikkelen van meerdere veralgemenende, objectieve verklaringsmodellen die elk een verklaring voor diverse deelaspecten van de sociale werkelijkheid vatten.
Empirisch materiaal
Gegevens die verzameld zijn door observatie, experimenten of andere methoden van dataverzameling, gebruikt voor sociologisch onderzoek.
Kwantitatieve gegevens
Data die in numerieke vorm zijn verzameld, vaak gebruikt voor statistische analyses in sociologisch onderzoek.
Kwalitatieve gegevens
Data die in niet-numerieke vorm zijn verzameld, vaak gebruikt voor diepgaande analyses en inzicht in sociale contexten.
Primaire gegevens
Gegevens die direct door de onderzoeker zijn verzameld, zoals interviews, enquêtes of observaties, en worden gebruikt voor sociologisch onderzoek.
Secundaire gegevens
Gegevens die zijn verzameld door andere onderzoekers of bronnen, zoals boeken, artikelen en statistische databases, en worden gebruikt voor verdere analyses in sociologisch onderzoek.
Literatuuronderzoek
Het systematisch verzamelen en analyseren van bestaande literatuur en studies om een onderwerp beter te begrijpen of om een onderzoeksvraag te beantwoorden.
Peer review
Een proces waarbij wetenschappelijke artikels worden beoordeeld door specialisten uit het vakgebied.
Covariantie
Een geobserveerde samenhang tussen kenmerken.
Theoretisch model
Een abstracte representatie van een systeem of fenomeen, gebruikt om hypotheses te formuleren en te testen.
Operationaliseren
Het aanbrengen van meetbare indicatoren voor de variabelen.
Causaliteitsbepaling
Bepalen van directe en indirecte invloeden van variabelen op andere variabelen.
Statistische analyse
Een methodologische benadering voor het verzamelen, evalueren en interpreteren van data om patronen en relaties te identificeren.
Verstehende sociologie
Andere benamingen zijn interpretatieve of kwalitatieve sociologie.
Fundamentele sociologie
Gaat in essentie om het oplossen van sociologische problemen.
Toegepaste sociologie
Expliciet gericht op de studie van sociale problemen.
Professionele sociologie
Type van fundamentele sociologie. Dit is de sociologie van vakspecialisten die een academische carrière uitbouwen volgens de standaarden van de universiteit en van het (internationale) vakgebied.
Kritische sociologie
Type van fundamentele sociologie. Deze sociologie reflecteert over de expliciete en impliciete inhoudelijke en methodologische keuzes van sociologen en andere wetenschappers.
Beleidssociologie
Type van toegepaste sociologie. Binnen deze sociologie wordt kennis doelgericht ontwikkeld en toegepast ter behandeling van een specifiek sociaal probleem.
Klassieke beleidssociologie
Type beleidssociologie. Sociologen die de activiteiten van beleidssociologie uitvoeren als onafhankelijk expert.
Organische beleidssociologie
Type beleidssociologie. Sociologen die de activiteiten van beleidssociologie uitvoeren als werknemer of parner van de opdrachtgever.
Publieke sociologie
Analoog aan de kritische sociologie. Een reflexieve benadering houdt hier in dat er los gekomen wordt van een strikt doelrationele kijk op sociale problemen, maar dat men ook oog heeft voor achterliggende factoren zoals de fundamentele visies van betrokken stakeholders, de bredere maatschappelijke context waarin een probleem zich situeert en de ultieme oorzaken achter het probleem, en dat men over deze factoren met verschillende publieken in dialoog gaat.
Traditionele publieke sociologie
Type van publieke sociologie. Er is ‘top down’ communicatie door een onafhankelijk expert.
Organische publieke sociologie
Type van publieke sociologie. Co-creatie staat centraal, de socioloog werkt samen met organisaties en burgers om vanuit hun bezorgheden en noden een maatschappelijk debat aan te gaan.