Studied by 10 people
Te kampen hebben met
Devoir faire face à se débattre contre
Economische groei
La croissance Ă©conomique
Het inkomen
Les revenus
Het welzijn
Le bien-ĂŞtre
De levensverwachting
L’espérance de vie
Stijgen/ toenemen
Croître augmenter
Het afval
Les déchets
De uitstoot
Les Ă©missions
Het fijn stof
Les particules fines
Te wijten aan
Dû à (sens négatif)
Ten goede komen
Profiter être bénéfique
Kansarm
Défavorisé
Oververtegenwoordigd zijn
Être surreprésenté
De schuldenlast
L’endettement
Uitstellen
Remettre à plus tard différer
Voltijds
Ă€ temps-plein
Grootschalig
Ă€ grande Ă©chelle
De werknemer
L’employé
Vellen
Abattre
Peilen
Sonder
Vatbaar voor
Sensible prĂ©disposĂ© Ă
Het gedrag
Le comportement
Vrezen
Craindre
Gewaarworden
RĂ©aliser
Uitgeblust
Consumé
Niet rond krijgen
Ne pas arriver au bout de
Leveren
Livrer
Aandoening
L’affection (maladie
Note 
Flashcard (100)