1/96
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
---|
No study sessions yet.
agency
Handelsbekwaamheid. Bezit je wanneer je in staat bent een effect te hebben op andere realiteiten. Niet alleen van toepassing op mensen. Wat ‘doet’ bv. dit standbeeld of gebouw met ons? \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
alledaags
Gewoon, banaal, routineus. Zijn vele handelingen in wooncultuur of het stedelijke leven. Maar daarom niet minder betekenisvol. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
ANT
Actor–Netwerk Theorie. Onderzoeksmethode van Bruno Latour die stelt dat kennis (en waarheid) ontstaat in een netwerk tussen mensen en niet–mensen: dingen (zoals computers) en plaatsen (zoals een atelier).\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n\n\n
antropologen
Bestuderen de mens in context: als een sociaal (samenlevend) en cultureel (betekenisgevend) wezen. Wat in de ene context vanzelfsprekend is, is dat niet in de andere. Doel is die diversiteit te verstaan: het vreemde vertrouwd maken en het vertrouwde vreemd. Ze doen aan veldwerk waarvan participerende observatie de belangrijkste methode is. Hun benadering is descriptief, comparatief, cultuurrelativistisch en holistisch. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
architectuur
Hebben antropologen achtereenvolgens onderzocht met interesse voor vorm (hoe zien gebouwen eruit?), inhoud (hun symboliek of betekenis), sociale interacties (hoe ze de samenleving weerspiegelen), agency (van space en place, inclusief landschappen), en processen (geheel van praktijken voor, tijdens en na een bouwproject).\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
authentiek
Dit label (uit een romantisch denkkader) krijgen dingen die mensen doen, zeggen of maken wanneer we ze echt, oprecht of natuurlijk vinden. Bestaat niet vanzelf maar wordt ‘gemaakt’ en komt altijd tot stand vanuit een bepaald perspectief.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
backstage en frontstage
Het (door de theaterwereld geïnspireerde) onderscheid van Erving Goffman, een bekende socioloog van face–to–face–interacties, tussen twee regio’s. Achter de schermen handelen mensen zonder de aanwezigheid van een publiek waarvan ze zich moeten bewust zijn. Maar klopt het wel dat je enkel 'voor de schermen' sociale rollen speelt? \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
betekenisgeving
Gebeurt wanneer we invulling geven aan bepaalde begrippen of realiteiten, zoals ‘stad’, ‘thuis’ of ‘architect’. Hoe we fenomenen begrijpen of interpreteren is niet direct waarneembaar. Het gebeurt grotendeels onbewust en procesmatig (als uitkomst van een reeks handelingen) en is dan ook veranderlijk, dynamisch.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
casestudy
Gevalsstudie. In kwalitatief onderzoek kiezen humane wetenschappers een 'geval' uit (een welbepaalde wijk, groep, ervaring, praktijk of concept) als ingang om een groter fenomeen of proces te onderzoeken. Less is more. Hoe meer afgebakend je studieobject, hoe meer diepgang. Wél moet je in het unieke het gedeelde vinden. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
commodificatie
Vermarkting. Ook cultuur (zoals erfgoed van gebouwen) kan deel worden van een markt, een koopwaar worden: iets dat gekocht en verkocht wordt. We zijn geneigd te denken aan kleren, voeding en objecten die met de hand zijn gemaakt. Maar ook tradities, praktijken én ruimten kunnen geconsumeerd worden in een cultuurindustrie.\n\n\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
comparatief
Vergelijkend. Door een vergelijkende blik, bv in de ruimte (tussen culturen) of in de tijd (tussen generaties) kunnen we vanzelfsprekendheden waarvan we ons minder bewust zijn, inzichtelijk maken en blootleggen hoe we als mensen bepaald worden door de context waarbinnen ons leven zich afspeelt.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
consumptie
Gebruik. Staat tegenover de productie of het maken van iets. Het gaat om de kant van de gebruiker: hoe we inhoud geven aan objecten – zoals gebouwen – die ons omringen. Dat gebruik kan materieel zijn (het bezitten van een gebouwde omgeving) of mentaal (de beleving of perceptie van een gebouw). \n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
context
Omgeving, kader, milieu. Alles wat een fenomeen omgeeft en bepaalt, het maakt tot wat het is. Om een gebeurtenis, handeling, ervaring, emotie, idee of woord te interpreteren, hoor je eerst te kijken hoe het tot stand is gekomen: waar en wanneer en door wie, hoe en met welke bedoeling.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
contingentie
Het toevallige, het onvoorspelbare, het bijzondere, soms ook het afwijkende, het ‘gebeurlijke’: datgene wat voorvalt. Veel van wat er in architectuur gebeurt, valt niet te voorspellen: de manier waarop een ontwerp tot stand komt, maar ook het gebruik van het gebouw kan heel verrassend zijn, volgt geen wetmatigheid.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
cultuur
Hoe we vorm en inhoud (betekenis) geven aan onze leefwereld. Gebeurt al doende: in symbolische handelingen. Is verbonden met de sociale dimensie: hoe we ons tot elkaar verhouden. Is dynamisch. Kan zowel materieel (zichtbaar, tastbaar, vormelijk) als immaterieel zijn (ervaringen en tradities, opvattingen en praktijken).\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
cultuurrelativistisch
De houding waarbij je niet oordeelt over een andere cultuur en haar eigenheid maar die vanuit haar eigen logica probeert te begrijpen.\n\n\n \n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
cultuurschok
De ervaring van verrassing, verwarring of soms ook pijn die je voelt door met het onvertrouwde en onverwachte van een andere cultuur in contact te komen.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
descriptief versus normatief
Beschrijvend versus oordelend. Antropologen gaan beschrijvend te werk: in hun uitspraken pleiten ze niet zelf voor bepaalde normen of opvattingen. Liever beschrijven ze wat volgens bepaalde actoren in een zekere samenleving goed (of slecht) ontwerpen, bouwen of wonen is.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
discours
Vertoog. Een gedeelde manier van spreken en denken. Bv economen hebben hun gedeelde ‘taal’ die breder ingang kan vinden in de samenleving. Zo spreken schooldirecteuren over 'leerwinst' of 'ondernemend' leren; ze gaan (grotendeels onbewust) leven in en met die economische taal. Een vertoog bepaalt je blik op de wereld; hoe je denkt én hoe je handelt.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
diversiteit
Verscheidenheid; variatie; andersheid. Wat antropologen zo fascineert en interesseert. En wat ze ook willen begrijpen. In de ene context doen, denken, voelen mensen niet hetzelfde als in de andere. Die verschillen herinneren ons eraan dat ook je eigen vanzelfsprekendheden ‘vreemd’ zijn en er evengoed anders hadden kunnen uitzien.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
ecologisch
Als je zo ontwerpt doe je dat met zorg voor de lokale leefwereld van mensen én niet–mensen – ook die in de toekomst. Je doet geen topdown hightech interventies maar bouwt voort op wat er al is. Je ontwerpt geen objecten maar processen: je activeert en structureert duurzame relaties tussen materiële ruimtes en hun bewoning.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
economie
Heeft grofweg drie fasen: productie (zoals landbouw), distributie (zoals ruilhandel), en consumptie. Betreft het omzetten van de omgeving in bruikbare producten voor mensen. Heeft invloed op politiek, samenleving en cultuur – en dus ook het beroep van (interieur)architect of stedenbouwkundige.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
emic en etic
Twee antropologische benaderingen. Enerzijds: van binnenuit, met de blik en de taal van een insider: je probeert in zijn/haar schoenen te staan. Anderzijds: aan de hand van een universeel verklaringsmodel met theoretische taal, los van de specifieke context. Antropologen hebben beide benaderingen of 'talen' nodig. De ene om je observaties van het veld te beschrijven. De andere om ze te interpreteren in je onderzoekstekst. \n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
emoties
Het is de gedeelde dimensie van gevoelens die sociale wetenschappers onder de loep leggen. Hun blik is gericht op de dynamische wijze waarop de omringende cultuur emoties tot stand doet komen, uiten en beleven. Gevoelens (en hun betekenis) worden gevormd door de taal, de praktijken en de verwachtingen die ze omgeven. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
erfgoed
Wat we waard vinden om te bewaren, en zodoende te beschermen tegen de tand des tijds. Kan materieel zijn (gebouwen) of immaterieel (tradities, verhalen, rituelen). Elk object of praktijk kan in principe dit label krijgen. Vraag is: Wie waren de betrokken partijen in dit selectieproces? En waarom kreeg de ene praktijk of het ene object wél dit label en andere niet? \n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
essentialistisch versus sociaalconstructivistisch
Wordt gezegd van de uitspraak "Antwerpenaars zijn dikkenekken" (die vastliggende kenmerken of clichés veronderstelt) versus de (antropologische) uitspraak "Volgens deze Limburgse burgemeester zijn Antwerpenaars dikkenekken" (waarin je toont hoe opvattingen 'maaksels' zijn van bepaalde actoren in een bepaalde context.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
etniciteit
Vorm van identiteit op basis van een veronderstelde gedeelde taal, traditie en geschiedenis, die je van andere groepen ('volkeren') zou doen verschillen. Bv Wij, West–Vlamingen versus zij, Oost–Vlamingen. Wordt sociaal geconstrueerd.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
etnocentrisch
Zo spreek of denk je wanneer je over mensen uit andere culturen oordeelt met de maatstaven van je eigen cultuur. Gaat (al dan niet bewust) vergezeld van een superioriteitsgevoel.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
etnografie
Methode waarin je een beroep doet op veldwerk. Het komt erop neer dat je een bepaalde cultuur of ervaring leert kennen door er in mee te leven: door te participeren en te observeren en zo uit eerste hand kennis te vergaren.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
fenomenologisch
De studie van de leefwereld zoals we die direct (in het onmiddellijke 'nu') ervaren met ons lichaam en onze zintuigen, nog voor we erover nadenken of er taal aan geven. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
functionalisme
De idee dat elke gewoonte in een samenleving een functie heeft in het geheel. Zo zijn er volgens Malinowski basisfuncties (bv van onderdak en voeding), integrerende functies (gewoonten die de samenleving samenhouden, zoals het onderwijs) en psychologische functies (rituelen om angst weg te nemen).\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
gated community
Ommuurde (en door een beveiligde poort afgesloten) gemeenschap waarbinnen mensen tegen betaling een eigen samenleving hebben, georganiseerd door een private instantie. Uit én vergroot sociale segregatie.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
gebouwde omgeving
De ruimte die mensen en groepen gemaakt hebben en ervaren. Het kan gaan om (onderdelen van) woningen, maar evengoed om ontworpen ruimtes zoals pleinen of straten, een site of markering, een graf of een monument. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
gender
De culturele invulling van man–zijn of vrouw–zijn, of ruimer van mannelijkheid of vrouwelijkheid. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
gentrificatie
Proces van transformatie in de fysieke en sociaaleconomische structuur van een wijk waarbij een lagere klasse deels vervangen of verdrongen wordt door een (hogere) middenklasse. Heeft ook een culturele variant: wanneer niet de mensen zelf worden vervangen, maar hun betekenissen, ervaringen en verhalen van de gebouwde omgeving.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
gezag
Autoriteit. Heeft een moeder, leerkracht, priester of politieagent wanneer hij/zij macht (of invloed) legitiem heeft gekregen en die ook rechtvaardig uitoefent; wanneer hij/zij het vermogen heeft om het gedrag van anderen te sturen en op volgzaamheid kan rekenen zonder daarvoor iedere keer met een sanctie hoeven te dreigen.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
globalisering en glokalisering
Economische en tegelijk culturele uitwisselingen die grenzen overschrijden en hoe in elke plaatselijke context een bepaalde combinatie van het plaatselijke én invloeden van buitenaf verschijnt.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
going native
Doe je wanneer je in de loop van je veldwerk ‘een van hen’ bent geworden maar ook daarna (wanneer je al je bevindingen interpreteert en die inzichten communiceert) niet langer de rol opneemt van een antropoloog.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
grens
Maakt onderscheid tussen twee werelden, maar is evenzeer het raakvlak dat overschreden kan worden. Zo kan een voordeur scheiding én contact zijn tussen publiek en privaat leven. Heeft meestal zowel een symbolische als een sociale dimensie. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
habitus
Belichaamde context: hoe de sociale en culturele leefwereld waarin je bent grootgebracht als het ware in je lijf is gekropen, in je houding, smaak en voorkeuren. Concept van socioloog Pierre Bourdieu. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
handelingen, praktijken, rituelen
Begrippen die benadrukken hoe cultuur wordt 'gedaan'. Al doende, in de loop van bepaalde handelingen, geven mensen betekenis. Het woord handeling heeft de connotatie wat kleiner en minder herkenbaar te zijn dan een praktijk. Handelingen worden culturele praktijken wanneer ze symbolisch geladen of ‘ritueel’ zijn. ('Ritueel' is dus de symbolische of betekenisgevende dimensie van handelingen.)\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
herinnering
Onze (intersubjectieve) omgang met een persoonlijk verleden. Het gaat dus om de betekenisgeving aan dat verleden, wat gebeurt in sociale handelingen: samen naar tekeningen kijken die je als kind maakte of verhalen uitwisselen over het huis van oma.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
heterotopie en utopie
Enerzijds term van Foucault: een sociale ruimte die je kunt betreden in de zijlijn van het dagelijks leven. Bestaande plaatsen, zoals een sauna of museum, die we als anders ervaren en waar andere codes gelden. Anderzijds een perfecte maar ook fictieve ruimte die slechts bestaat in onze verbeelding.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
historici
Onderzoeken het verleden en leggen vooral veranderingen bloot. Ze bestuderen de mens als een sociaal wezen in een dynamische context. 'Geschiedenis' is iets anders dan het 'verleden': het is een verhaal over het (afwezige) verleden. Anders dan antropologen kunnen ze het 'veld' dat ze onderzoeken niet zelf bijwonen. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
holistisch
Belangrijk onderdeel van de antropologische blik waarbij je de samenhang of verstrengeling ziet tussen de verschillende (politieke, economische, religieuze, sociale…) domeinen van een samenleving.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
hyperrealiteit
Volgens Baudrillard zijn we meer belang gaan hechten aan de beelden die we maken van het leven, dan aan het leven zelf. Die representaties, zoals foto’s, vinden we ‘echter’ dan wat we direct waarnemen. Pas wanneer we van onze pasta een afbeelding maken en hem op Instagram tonen, bestaat die pasta echt.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
identiteit
De invulling op de vraag Wie ben ik of Wie zijn we? Wat betekent het bv om man te zijn (gender), Belg (etniciteit) of hoogopgeleid (klasse)? Ligt niet vast en is relatief: de betekenis ontstaat uit een verondersteld onderscheid met de ander. Wordt 'gedaan' en is meervoudig: naargelang de situatie is de ene meer voelbaar dan de andere.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
ideologie
Levensbeschouwing: een geheel (een systeem) van opvattingen over de ideale samenleving. Verwijst doorgaans naar een politieke denkstroming, zoals het liberalisme of het socialisme. Kan ook minder bewust aanwezig zijn in onze blik of handelingen.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
inductief versus deductief
Wanneer je als onderzoeker vertrekt van concrete ervaringen en verkenningen (als een onwetende) om tot algemene uitspraken te komen versus wanneer je vertrekt van een algemene theorie en hypotheses die je vervolgens test. \n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
instituties
Instellingen. Voorbeelden zijn het onderwijs, de geneeskunde, de kerk, de familie, de buurt. Het gaat om formele instanties waarbinnen je als individu voortbeweegt en ‘gesocialiseerd’ wordt. In een instelling, zoals een school, hoor je regels te volgen die het samenleven organiseren.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
intersubjectief
Tussenmenselijk of gedeeld. Dit begrip komt tegemoet aan het inzicht dat handelingen en ideeën zich altijd tussen mensen afspelen. Bij alles wat je ervaart (zelfs als je alleen op je kamer zit te ontwerpen) ben je ‘gekneed’ door je achtergrond (zoals opvoeding en onderwijs), je interesses, de culturele en sociale contexten die bepalen hoe je kijkt, wat je ziet, voelt en denkt.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
intuïtief
Wordt gezegd van kennis als je die veeleer gevoelsmatig opdoet: op basis van (onuitgesproken) tradities, ervaringen, en belichaamde praktijken – zonder doelbewust of rationeel een systematiek of wetmatige methode te volgen.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
kennis
De leer hiervan noemen we 'epistemologie'. Wie duiden we in een bepaalde culturele context aan als de makers ervan, en noemen we daarom deskundigen? En waaruit bestaat hun expertise dan juist? \n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
klasse
Iemands sociaal–economische positie. Verwijst naar je plek op de sociale ladder. Erf je grotendeels bij geboorte. Bepaalt mee je identiteit. Heeft Karl Marx als belangrijk theoreticus. \n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
kwalitatief versus kwantitatief
Twee methoden binnen humane wetenschappen: terwijl de eerste als doel heeft ervaringen te begrijpen (adhv casestudy's en analyse van taal en betekenisgeving) wil de tweede fenomenen meten en in kaart brengen (adhv cijfers op basis van véél data).\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
lichaam
Belangrijke focus van antropologen omdat mensen vleselijke wezens zijn: we staan zintuiglijk in contact met onze leefwereld, ook de architecturale ruimte. En we begrijpen die leefwereld hoofdzakelijk al doende: geven er vooral in fysieke (en meestal niet zo bewuste) handelingen betekenis aan.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
macht
Het vermogen van een persoon, groep of instelling om invloed te hebben op het verloop en de uitkomst van sociale interacties, en om toegang te hebben tot materiële of symbolische middelen. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
materialistisch versus idealistisch
Uitgangspunt dat de fysieke, praktische en economische 'onderbouw' de cultuur of symbolische wereld bepaalt versus het uitgangspunt dat de (onzichtbare) ideeën de (zichtbare) vormen – waaronder architectuur – bepalen.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
materiële cultuur
Onze relatie met de fysieke omgeving. Hoe we omgaan met de dingen en ruimten die ons omgeven. De studie ervan laat ook toe om inzicht te krijgen in onze omgang met minder zichtbare en tastbare realiteiten.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
media
Kranten, tv, radio, film, YouTube, etc zijn hier voorbeelden van. Stellen realiteiten (zoals steden en gebouwen) voor in representaties. Framen onze ervaring van en kijk op de wereld door ons op een bepaalde manier te laten kijken en mee te nemen in een narratief. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
metaforen
Zijn de kern van betekenisgeving. Doen de ene werkelijkheid begrijpen door een andere: x = y (bv: time = money) Het is de tastbare wereld (zoals geld, dat je kunt bekijken, vastpakken en doorgeven) die helpt om wat abstract is (zoals de tijd, die je niet direct kunt waarnemen) te vatten.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
microperspectief versus macroperspectief
Vanaf de schouder van mensen (inzoomend, 'vanop de grond') meekijken om hun belichaamde handelingen te snappen versus vanuit vogelperspectief aandacht hebben voor instituties en zo algemene uitspraken doen over groepen en sociale normen.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
modern
Staat tegenover 'traditioneel'. Is een relatief en relationeel begrip: het hangt er maar net van af vanuit welk standpunt je iets beoordeelt als 'van deze tijd'.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
musealisering
Gebeurt met een realiteit (zoals een gebouw of traditie) wanneer die in een expositieruimte belandt. Of ruimer, wanneer men ermee omgaat als iets dat je bezoekt als een 'sacrale' bezienswaardigheid.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
narratieve analyse
Passen sociale wetenschappers toe die ervan overtuigd zijn dat verhalen belangrijke vormen van weten zijn. Daarbij probeer je zowel de inhoud als de vorm van het vertellen te begrijpen.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
niet–plaatsen
Begrip van Marc Augé. Verwijst naar ruimten (vooral transitruimtes, zoals de hal in een luchthaven) die van niemand lijken te zijn, en die op het eerste gezicht geen ervaring, toe–eigening of sociaal leven toelaten.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
nomadisch
Staat tegenover sedentair. Wordt van mensen en groepen gezegd voor wie mobiliteit de kern van hun bestaan is. Met bewegingen (in tijd en ruimte) die evengoed vergezeld gaat van thuiservaringen.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
objectief
Blik (eigen aan het positivisme) waarbij je op zoek gaat naar het ene en juiste verhaal van een werkelijkheid. Postmodernisten – en antropologen – stellen dat dit zulke benadering een illusie is: onvermijdelijk moet je bij elke beschrijving een standpunt innemen. Wetenschappelijk ben je door transparant te zijn over dat standpunt en je eigen rol.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
onzichtbare versus zichtbare wereld
Ervaringen, verhalen en betekenissen die je niet zomaar kunt waarnemen met het blote oog, maar die er evengoed ‘zijn’ versus observeerbare realiteiten (hoe mensen zich kleden, de huizen waarin ze wonen, de handelingen die ze verrichten).\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
participerende observatie
Manier om gegevens te verzamelen waarbij je als onderzoeker de dagelijkse activiteiten van de mensen in het veld op een betrokken wijze bijwoont én vastlegt. Het gaat dus om een methode waarbij je in een context meedoet en tegelijk waarneemt.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
performatief
Benadering waarin je aandacht hebt voor lichamelijke handelingen en wat die handelingen teweegbrengen. Wat hun effecten zijn. Hoe ze realiteiten (bv identiteiten of betekenissen) veranderen.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
plaats en ruimte
Een 'place' is een 'space' met een geschiedenis; opgeladen met betekenis. Wanneer je een studentenkamer intrekt eigen je je een kot toe dat eerder van iemand anders was. Je laadt de 'space' symbolisch op en maakt er een 'place' van.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
politiek
Politiek is de uitoefening van macht, niet het minst om te bepalen hoe mensen hun leven vormgeven. Gaat vergezeld van formele instellingen, zoals wetten, om het sociale leven te ordenen en te controleren. Krijgt ook architecturale uitingen.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
postkoloniaal
Benadering waarbij je de effecten van/antwoorden op overheersing onderzoekt van een dominante centrum, zoals Europese landen. Waarbij je ook een stem geeft aan de (eerder) gedomineerde mensen/groepen. En let op vermenging van culturen. \n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
postmodern
Zo kijk je naar de wereld als je niet langer gelooft in dé waarheid, authenticiteit, originaliteit of vastliggende grenzen. Daarom vertel je niet langer het ene (juist) verhaal, maar meerdere verhalen. En sta je ironisch in het leven. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
proces
Een geheel van met elkaar verbonden handelingen die samen betekenis geven. \n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
publieke ruimte
Waar je de ander kan ontmoeten; waar het (politieke, economische, sociale en culturele) samenleven vorm krijgt. Plek die toegankelijk is voor iedereen. \n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
religieus
Wordt van praktijken (en bijhorende fysieke 'vormen') gezegd als ze de verbinding maken met een transcendente realiteit, zoals een godheid, het sacrale, of onzichtbare wereld.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
representatie
Voorstelling; verbeelding; hoe iets uit de realiteit ‘aanwezig’ wordt gemaakt – vooral via media. Volgens postmoderne onderzoekers krijgen we slechts toegang tot de werkelijkheid via de beelden die wij ervan maken.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
romantiek
Cultuurstroming uit begin 19de eeuw (als antwoord op de te 'rationele' verlichting). Als je deze blik volgt verlang je naar authenticiteit – die je hoopt te vinden in de natuur, verre oorden, en het verleden.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
sociale
Hoe mensen zich verhouden tot elkaar. Een samenleving is dan een groep of netwerk van mensen die met elkaar in nabijheid leven. Typische kwesties over relaties tussen mensen of groepen zijn: cohesie (samenhang), ongelijkheid (van macht of middelen), en identiteit (het beeld van jezelf of de ander).\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven \n
stedelijkheid
In plaats van de fysieke omgeving van 'de stad' (als een objectieve werkelijkheid) gaat het om het handelen van mensen: hun ervaringen en hun sociale netwerken, hoe ze de stedelijke ruimte gebruiken en zich toe–eigenen. Het gaat om het sociale en onzichtbare landschap – een immateriële wereld van het leven in de stad.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven \n
stijl
Of vorm. Moet je op letten om de inhoud van culturele uitingen te begrijpen. Om te weten van welke betekenissen een architecturale vorm of taal (bv modernisme) vergezeld gaat moet je eerst naar de sociale context (bv Zuid–Afrika tijdens de apartheid) kijken.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven \n
structuren
Kunnen politiek, economisch, religieus, sociaal… zijn. Hebben de huidige context gevormd, en zijn dus historisch gegroeid. Bepalen de bewegingsvrijheid van individuen. Toch is er altijd nog een zekere agency of ruimte voor improvisatie – niet het minst tijdens overgangsrituelen (zoals Victor Turner die onderzocht).\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven \n
structuralisme en poststructuralisme
Volgens de ene theoretische benadering reflecteert de gebouwde omgeving een wereldbeeld (van talig denken dat min of meer vastligt). Volgens de andere is cultuur geen allesbepalende tekst die vastligt, maar een vloeibaar en beweeglijk geheel van lichamelijk praktijken.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven \n
taal
Geeft ons de categorieën (de begrippen) en het kader waarmee we naar de wereld kijken en waarmee wie de wereld proberen te begrijpen. In die zin zou je cultuur als een gesprek kunnen beschouwen. Toch communiceren en vertellen we ook veel zonder te spreken.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
taboe
Dat wat niet classificeerbaar is: wat we noch als het ene, noch als het andere kunnen zien. (Een dood lichaam is bv noch object, noch subject). Een grenssituatie die moeilijk te vatten is en daarom als een symbolisch gevaar wordt ervaren, en (volgens Mary Douglas, in haar "Purity and danger") moet 'bezworen' worden.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven \n
strategie versus tactiek
Slaat – volgens Michel de Certeau – op het bedoelde plan van een overheid of machtsinstantie: de blik van bovenaf of – als analogie – het aangelegde paadje in een park. Versus de daadwerkelijke creativiteit van mensen en groepen om die plannen naar hun hand te zetten, hun agency om van de harde wandelpaadjes af te stappen en zelf aan de slag te gaan in dat park door er bijvoorbeeld onverharde shortcuts te maken.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
thuis
Terwijl het begrip huis (house) op een gebouw slaat, een zichtbare constructie, slaat deze term (home) op een sfeer of gevoeligheid – een plaats of symbolisch beladen ruimte, waarmee je je verbonden voelt – die we niet kunnen vastgrijpen of aanwijzen. Is relatief, en cultureel bepaald.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
toe–eigening
Wanneer je een werkelijkheid – zoals een plein, woning of klaslokaal – 'van jou' maakt; er bewust jouw betekenis aan geeft, meestal door er ook iets aan te veranderen; dat je er inhoud aan geeft met je eigen persoonlijke en sociale achtergrond.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
traditioneel
Label dat praktijken, ideeën of objecten krijgen wanneer men ze associeert met het verleden, alsof ze er rechtstreeks uit voortkomen. Staat tegenover een ander label, namelijk 'modern'. Is een label dat bepaalde actoren in bepaalde contexten met bepaalde (ideologische) bedoelingen geven aan bepaalde realiteiten.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
vanzelfsprekendheden
Common senses of gedeelde betekenissen: culturele assumpties of vooronderstellingen. Zitten zowel in ons denken als lichamelijk handelen. Ze variëren naargelang de context: in andere contexten vinden we ze vreemd en niet vertrouwd. In eigen contexten zijn we er blind voor. Antropologen onthullen ze met hun comparatieve blik.\n\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
veldwerk
Synoniem voor etnografie. Participerende observatie is er de belangrijkste methode van. Om je etnografische beschrijvingen inzichtelijk maken, dan moet je ‘het persoonlijke’ als antropoloog op een ‘gedeelde’ of ‘intersubjectieve’ manier begrijpen. \n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
vernaculair
Begrip uit de taalkunde voor dialect of streektaal, om gebouwen te benoemen als ze (1) lokaal of landelijk zijn; (2) volks of niet–elitair zijn; (3) zonder architect ontstonden. Het begrip staat ter discussie om meerdere redenen, maar heeft ook zijn verdienste gehad.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven
zelfpresentatie
Hoe we als acteurs op het podium (van het sociale leven) verschillende rollen opvoeren – identiteiten performen – door ons zelf voortdurend aan elkaar te tonen – ook via materiële cultuur. Beschreven door socioloog Erving Goffman.\n\n\n(c) Jan Bleyen, KU Leuven\n
zelfreflectief
Hoor je te zijn als je onderzoek doet (ook als ontwerper). Dat wil zeggen dat je moet nadenken over je eigen positie en rol: waarom maak ik deze en niet andere keuzes? Waarom stel ik juist deze vragen? Hoe ben ik zelf (en mijn socio–culturele achtergrond) aanwezig in mijn onderzoek en beïnvloed ik het? Wetenschappelijk ben je als je dus transparant bent over de totstandkoming van je verhaal/gebouw; over je methode en beslissingen.
zintuigen
Waarmee we onze leefwereld waarnemen: niet alleen met de ogen, maar ook met de oren, neus, en tast. Zetten we anders in naargelang de sociale en culturele context, wat ook bepaalt hoe we de (architecturale) wereld begrijpen.