klassiek herhaling 1ste jaar

5.0(1)
studied byStudied by 3 people
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
Card Sorting

1/284

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

285 Terms

1
New cards

(huà) tekenen

2
New cards

(shé) slang

3
New cards

(tiān) toevoegen

4
New cards

(zú) voet

5
New cards

(zhàn) oorlog

6
New cards

(guó) land

7
New cards

(cè) optekenen

8
New cards

(cí) offer, offeren

9
New cards

祠者

(cízhě) iemand die offert

10
New cards

(sì) geven

11
New cards

(shè) onderdak, huisvesting

stoppen voor een nacht; [een verblijfplaats] opzoeken, zijn intrek nemen

12
New cards

舍人

(shèrén) gast

13
New cards

(zhī) beker

14
New cards

(jiŭ) wijn, alcohol

15
New cards

(xiāng) elkaar

16
New cards

(zŭ) voldoende

17
New cards

(qĭng) vragen (om iets te doen)

18
New cards

(xiān) eerst; tevoren, vooraf, ervóór

19
New cards

(chéng) afwerken

20
New cards

(yĭn) (naar zich toe) trekken

21
New cards

(zuŏ) linkerhand, links

22
New cards

(shŏu) hand

23
New cards

(chí) vasthouden

24
New cards

(yòu) de rechterhand, rechts

25
New cards

(wèi) nog niet, nooit

26
New cards

(duó) wegnemen

27
New cards

(gù) zeker, vast

28
New cards

(wú) niet hebben

29
New cards

(ān) waarin, waaruit, waardoor; waarom, hoe?

30
New cards

(zhōng) beëindigen, uiteindelijk

31
New cards

(shī) verliezen

32
New cards

(wáng) verliezen

33
New cards

山水

(shānshuĭ) landschap

34
New cards

(fēng) wind

35
New cards

(hé) harmonieus, harmonie, vreedzaam, vrede

36
New cards

(lì) mooi

37
New cards

(yŭ) 1) geven + MV + LV

2) en, met

38
New cards

(zì) vanuit, vanaf,

zelf, uit zichzelf

39
New cards

(jū) wonen, verblijven

40
New cards

(chéng) stadsmuur, stad

41
New cards

(yóu) reizen, op stap gaan, wandelen

42
New cards

西

(xī) westen, naar het westen gaan

43
New cards

(jí) bereiken, aankomen, aangekomen bij, op het ogenblik van

44
New cards

(shì) dit, date

45
New cards

(chù) plaats

46
New cards

(xiù) prachtig, mooi, bloeiend

47
New cards

(zhòng) massa, groep, troep, volk

talrijk

48
New cards

(dēng) een berg beklimmen, naar bovenklimmen

49
New cards

(zuì) meest

50
New cards

(shì) langdurig iets bekijken, kijken, inspecteren, bewonderen

51
New cards

(yún) wolk(en)

52
New cards

(fú) zweven

53
New cards

(sī) dat

54
New cards

然後

(ránhòu) en (pas) daarna

55
New cards

(tiān) hemel

56
New cards

天地

(tiāndì) wereld

57
New cards

(fŭ) zich voorover buigen

58
New cards

(liú) stromen (van water)

59
New cards

(wéi, wēi) subtiel, miniscuul, klein, nietig

60
New cards

(xīn) hart

61
New cards

(kuàng) wijd, uitgestrekt, uitgebreid

62
New cards

(shén) bovennatuurlijk, goddelijk, geest, ziel

63
New cards

(yí) vrolijk

64
New cards

(xià) naar beneden gaan

65
New cards

(dōng) oosten, naar het oosten gaan

66
New cards

(shù) getal, aantal, enkele

67
New cards

(lĭ) klein dorp, gehucht; afstand tussen dorpjes; “mijl”

68
New cards

(qī) (snel stromende) rivier

69
New cards

(qīng) zuiver, helder

70
New cards

(yān) samentrekking van coverb 於 +complement 是

71
New cards

(xiáo) lachen

72
New cards

(gŭ) oud, traditioneel

73
New cards

(yún) zeggen + citaat

74
New cards

(rén) menselijkheid, humaniteit, menselijk, menslievend

75
New cards

(bèi) klasse, categorie

76
New cards

吾輩

(wúbèi) mensen zoals ik, mensen die tot mijn klasse behoren

77
New cards

(wéi) enkel, alleen

78
New cards

非唯。。。且亦。。。

(fēiwéi ... qiěyì ...) niet alleen…maar ook…

79
New cards

(hū) partikel dat geldt als vraagteken

80
New cards

(yì) 1) voegwoord A of B

2) hand drukken op

81
New cards

(zĭ) kind, zoon, dochter, geleerde, meester

82
New cards

(shàn) competent, goed, bevoegd

83
New cards

(shè) schieten

84
New cards

(qīn) aanvallen

85
New cards

(zhuī) achtervolgen

86
New cards

(rì) de zon, de dag

87
New cards

(jí) pijn, ziekte, ziek zijn, pijn hebben

88
New cards

(zuò) maken, doen

89
New cards

(kě) kunnen, mogen, + passief werkwoord

90
New cards

可以

(kěyĭ) kunnen (mogen) + actief ww

91
New cards

(zhí) vastgrijpen

92
New cards

(gōng) boog

93
New cards

(sĭ) overlijden, sterven

94
New cards

(yĭ) eindpartikel:duidt op voltooiing

95
New cards

(wèn) vragen

96
New cards

(pú) dienaar

97
New cards

(shuí) wie

98
New cards

(shēng) geboren worden, leven

99
New cards


(fū) (gehuwde) man

100
New cards

夫子

(fūzĭ) leeraar, meester; man; de meester (Confucius)