1/24
Looks like no tags are added yet.
Name | Mastery | Learn | Test | Matching | Spaced |
|---|
No study sessions yet.
Ancien Régime
periode in de Europese geschiedenis tijdens de middeleeuwen en de nieuwe tijd, gekenmerkt door het vorstelijk absolutisme, de standenmaatschappij en de landbouwsamenleving
burgerij
sociale klasse van welstellende handelaars
censureren
het weglaten of verwijderen van informatie die verboden is bv. door de overheid of de kerk (
cijnskiesrecht
kiessysteem waarbij alleen diegenen stemrecht hebben die een bepaald bedrag aan belastingen betalen; wie niet voldoende belastingen betaalt (d.w.z. het grootste deel van de bevolking) heeft geen stemrecht en dus geen politieke inspraak
coalitie
samenwerking
constitutie
grondwet
constitutionele parlementaire monarchie
erfelijk koningschap waarbij de koning gebonden is aan de grondwet en het parlement de wetgevende macht heeft
democratie
staatsvorm waarin de staatsmachten gescheiden zijn
derde stand
laagste stand die tijdens het ancien régime geen privileges of politieke inspraak had
dictatuur
staatsvorm waarin één persoon of een kleine groep de macht heeft en waarin de rechten van de burgers onderdrukt worden; alleenheerschappij (
grondwet
document waarin de basisrechten en -plichten van de burgers opgenomen zijn en waarin de werking van de staatsinstellingen (= regering
mercantilisme
economisch systeem van staatstussenkomst waarbij de overheid door protectionistische (= beschermende) maatregelen meer geld binnen de staat wil houden en daarom de uitvoer van producten stimuleert en de invoer beperkt door invoerrechten (= taksen)
monarchie
erfelijk koningschap; staatsvorm waarbij de koning het staatshoofd is (
parlement
instelling met wetgevende macht
privilege
voorrecht
propaganda
vorm van massacommunicatie met als doel zoveel mogelijk mensen te overtuigen van een bepaald idee
protectionisme
economisch systeem waarbij de overheid de binnenlandse economie beschermt en ondersteunt
rationalisme
wetenschappelijke methode die de menselijke rede (d.w.z. het verstand) beschouwt als bron van kennis
revolutie
verandering met grote invloed op korte tijd (
scheiding van de staatsmachten
belangrijk principe in de organisatie van een democratische staat
staatsgreep
gewelddadige machtsovername
standenmaatschappij
maatschappij waarin de sociale verdeling gebeurt op basis van afkomst of geboorte
verlichting
culturele stroming (eind 17de en vooral 18de eeuw) waarin filosofen de bestaande maatschappij bekritiseerden en nieuwe ideeën over de samenleving formuleerden; de Franse Revolutie was gebaseerd op deze verlichtingsideeën
vorstelijk absolutisme
alleenheerschappij waarbij de koning alle macht heeft en hij als vertegenwoordiger van God op aarde boven de wet staat (= absolute monarchie)
wet Le Chapelier
wet uit 1791 die het de arbeiders verbood zich te verenigen in vakbonden en te staken