Europese termen

0.0(0)
studied byStudied by 0 people
0.0(0)
full-widthCall Kai
learnLearn
examPractice Test
spaced repetitionSpaced Repetition
heart puzzleMatch
flashcardsFlashcards
GameKnowt Play
Card Sorting

1/140

encourage image

There's no tags or description

Looks like no tags are added yet.

Study Analytics
Name
Mastery
Learn
Test
Matching
Spaced

No study sessions yet.

141 Terms

1
New cards

palimpsest

is oorspronkelijk een manuscript waarbij de oorspronkelijke tekst werd weggekrabd om plaats te maken voor een nieuwe tekst. In de literatuurstudie verwijst het naar het idee dat elke tekst sporen draagt van eerdere teksten en betekenislagen, waardoor literatuur als gelaagd en intertekstueel wordt beschouwd

2
New cards

de homerische kwestie

Dit betreft het debat over de auteurschap van de Ilias en de Odyssee. Werden ze door één persoon (Homerus) geschreven, of zijn ze het resultaat van een orale traditie die later werd neergeschreven?

3
New cards

de canon

is de verzameling van literaire werken die als normgevend en cultureel waardevol worden beschouwd. In Ontluikende letteren wordt de canonvorming besproken als een historisch proces waarbij bepaalde teksten en auteurs een centrale plaats krijgen in het literaire geheugen van Europa

4
New cards

imitatio

is het principe van navolging van klassieke voorbeelden in de literatuur. Het gaat niet om kopiëren, maar om het leren en overnemen van stijl, structuur en thematiek van erkende meesterwerken

5
New cards

aemulatio

is een stap verder dan imitatio: het doel is niet enkel navolging, maar het overtreffen van het voorbeeld. Dit concept speelt een belangrijke rol in renaissanceliteratuur, waar auteurs zich meten met de klassieken

6
New cards

mimesis

betekent nabootsing van de werkelijkheid. In de klassieke literatuurtheorie (zoals bij Aristoteles) verwijst het naar de manier waarop kunst en literatuur de wereld representeren.

7
New cards

catharsis

is het zuiverende effect dat tragedie op de toeschouwer heeft. Volgens Aristoteles leidt het oproepen van angst en medelijden tot een emotionele reiniging. Dit begrip is essentieel in de klassieke tragedietheorie

8
New cards

lyriek

een literair genre dat zich kenmerkt door de uitdrukking van persoonlijke gevoelens en emoties, vaak in poëtische vorm. In de oudheid werd lyriek vaak begeleid door muziek

9
New cards

drama

een genre waarbij handeling en dialoog centraal staan. Het wordt opgevoerd en is bedoeld voor een publiek.

10
New cards

epiek

verhalende literatuur, vaak in versvorm, die heldendaden en historische gebeurtenissen beschrijft. Denk aan werken zoals de Ilias, Odyssee en Aeneis.

11
New cards

tragedie

dramatisch genre waarin de protagonist geconfronteerd wordt met onvermijdelijk lijden of ondergang, vaak door een fatale fout of lotsbeschikking. Het doel is catharsis bij het publiek

12
New cards

komedie

dramatisch genre dat gericht is op humor en het bespotten van menselijke zwakheden. Het eindigt doorgaans positief en heeft een sociale of morele functie

13
New cards

tragikomedie

combineert elementen van tragedie en komedie. Ernstige thema's worden afgewisseld met luchtige momenten, en de afloop is vaak ambigu. Dit genre werd populair in de barok en vroegmoderne tijd

14
New cards

sonnet

Dichtvorm van 14 regels met een vast rijmschema en structuur (bijvoorbeeld het Petrarcaans of Shakespeareaans sonnet). Het werd een geliefde vorm in de renaissance voor het uitdrukken van persoonlijke gevoelens en filosofische reflecties.

15
New cards

in medias res

In het midden van de actie (hoe bv. De Aeneis & Odyssee starten)

16
New cards

aiodos

Een zanger die een epos/gedicht voorbrengt, zo zou Homerus er (misschien) een geweest zijn.

17
New cards

"homerische" vergelijking

Een zeer lange beschrijving van iets, vaak aan de hand van vele metaforen en vaak elementen van de natuur gebruikt

18
New cards

epitheton ornans

"terugkerend attribuut/vaste omschrijving bij een personage uit een epos, bv. snelvoetige Achilles"

19
New cards

rapsode

Een rondtrekkende zanger/aiodos

20
New cards

hexameter

6 voeten in een versregel

21
New cards

monodische zang

In Lyriek: wanneer je maar 1 stem hebt in je gedicht (meestal die vd dichter)

22
New cards

elegische poëzie

Een treurig gedicht, vaak over het overlijden van iemand/herdenking van een tragische gebeurtenis

23
New cards

jambische poëzie

Werd vooral in Griekse tragedie gebruikt en is wanneer je een beklemtoonde en een onbeklemtoonde lettergreep afwisselt

24
New cards

melische poëzie

Andere naam voor lyriek. Kan monodisch (1 stem) of als koorzang (meerdere stemmen) zijn.

25
New cards

dithyrambe

Was in het Oude Griekenland een extatische lofzang op Dionysos, de god van de wijn en de vruchtbaarheid. Dithyrambos was naast een lofzang ook een naam voor Dionysos.

26
New cards

orchestra

De ronde of halfronde dansvloer in het Griekse theater waar het koor zich bevond. Het was het centrale gedeelte tussen het publiek (theatron) en het toneelgebouw (skène). Hier voerde het koor zijn gezangen en dansen uit.

27
New cards

skenè

Was oorspronkelijk een tent of houten gebouw achter de orchestra, die later evolueerde tot een vast decorgebouw. Het diende als achtergrond voor het toneelspel en als kleedruimte voor de acteurs. Soms werd het ook gebruikt als plaats waar binnenactie plaatsvond die niet op scène werd getoond.

28
New cards

parodos

het intredelied van het koor, gezongen bij hun opkomst via de zij-ingangen van het theater (ook parodoi genoemd). Het volgt op de prologos en markeert het begin van de eigenlijke tragedie

29
New cards

deus ex machina

Een verhalende techniek met een onverwachte ontknoping van een verhaal. Bij een deus ex machina volgt het plot niet logisch uit het voorafgaande, maar maakt onverwacht een einde aan een episode. Te denken valt aan een goddelijke of bovennatuurlijke persoon die ingrijpt of aan een wapen met een superkracht dat wordt gevonden, maar waar daarvoor niet naar gezocht werd.

30
New cards

prologos

Het openingsdeel van een tragedie, waarin één of meerdere personages de situatie schetsen en de toeschouwer inleiden in het verhaal. Het gaat vooraf aan de opkomst van het koor.

31
New cards

episodion

Een scène waarin de hoofdpersonages dialogeren of monologen houden. Deze scènes worden afgewisseld met koorzangen (stasima). In een tragedie zijn er meestal meerdere episodia.

32
New cards

stasimon

Lyrisch koorlied dat volgt op een episodion. Het wordt gezongen door het koor dat stilstaat in de orchestra. Het reflecteert vaak op de gebeurtenissen uit het voorafgaande episodion en biedt morele of filosofische beschouwingen.

33
New cards

exodos

Slotdeel van de tragedie, waarin het koor het toneel verlaat. Het bevat vaak de ontknoping van het drama en een afsluitende morele les of waarschuwing

34
New cards

hamartia

"karakterfout van de protagonist in de tragedie, waardoor hij onvermijdelijk ten val komt. Die karakterfout is onafwendbaar. Het personage komt uiteindelijk tot inzicht (anagnorisis) over de fout, maar dan is het tragische lot reeds voltrokken."

35
New cards

anagnorisis

Term uit de poëtica van Aristoteles die aangeeft dat een personage tot inzicht komt in de aard van de situatie waarin hij zich bevindt Dit veroorzaakt vaak de beslissende wending, de peripetie, maar dat is altijd te laat.

36
New cards

desis

is het deel van een Griekse tragedie waarin de gebeurtenissen zich opstapelen en het centrale conflict wordt opgebouwd; het is de verknoping van de plot die leidt tot de climax, zoals Aristoteles beschrijft in zijn Poetica, en Jan Herman benadrukt dat dit proces de spanning en tragiek structureel voorbereidt.

37
New cards

lusis

is de ontknoping van het drama, waarin de opgebouwde spanning wordt afgewikkeld en het conflict wordt opgelost; het is het moment van catharsis waarbij de gevolgen van de handelingen zichtbaar worden, en volgens Jan Herman vormt dit de morele en emotionele ontlading van de tragedie.

38
New cards

antagonist

Is de tegenstrever van de protagonist, vaak een god, rivaal of het noodlot zelf, die het conflict aandrijft; Jan Herman beschrijft hem niet als louter slecht, maar als een noodzakelijke tegenkracht met eigen logica die de dramatische spanning voedt.

39
New cards

incipit

"aanvang → de formulaïsche eerste regel of paar regels van een epos (heldendicht), waarin vaak de muzen worden aangeroepen"

40
New cards

epigram

Kort en bondig gedicht dat vaak een woordspeling of pointe bevat. Het woord is van Griekse oorsprong en betekent letterlijk 'opschrift'. Epigrammen worden vaak gebruikt om een punt krachtig over te brengen of om een satirische observatie te maken.

41
New cards

retorica

kunst van het overtuigend schrijven en spreken. Het is afkomstig uit het Oudgrieks en wordt ook wel aangeduid als redenaarskunst. Retorica omvat zowel de theorie van welsprekendheid als de praktijk van het overtuigen van anderen (ontstond ook in Griekenland)

42
New cards

inventio

In deze fase gaat de spreker of redenaar op zoek naar argumenten, argumenten die volgens Quintilianus verschillende vindplaatsen (topoi of loci) kennen, zoals plaats, tijd, persoon en motief. Hier toont zich de juridische blik die Quintilianus toepast. Ook de belangrijkste drie doelen in het begin van het betoog van de redenaar komen hier naar voren; deze dient ten eerste de toehoorder welwillend, aandachtig en geïnteresseerd te stemmen.

43
New cards

dispositio

In de fase van de ordening plaats de redenaar alle argumenten in de juiste volgorde

44
New cards

elocutio

De verwoording van het betoog. is volgens Quintilianus de moeilijkste fase van de welsprekendheid. Hier laat de Romeinse retor en hoogleraar wederom zien dat hijzelf - in schrift - uitblinkt in het kiezen van de juiste woorden.

45
New cards

memoria

Geheugentraining, in de Institutio oratorio ook wel mnemotechniek genoemd, behelst de fase van het memoriseren, het onthouden van het betoog.

46
New cards

actio

de voordracht. staat ook wel bekend als de uitvoering; het daadwerkelijke uitspreken van een voordracht of betoog. Deze fase wordt beschreven met onder andere het belang van een goede stem, gelaatsuitdrukking en houding van het gehele lichaam.

47
New cards

codex

een aan één zijde geboden boek, dat stil aan de boekrol zal vervangen=het eerste boek (in boekvorm)

48
New cards

otium

Als iets in Otium geschreven was, dan was het bedoeld om gelezen te worden in een privésfeer (te zien aan de thematiek: vaak iets controversieel)

49
New cards

negotium

om publiek gelezen te worden

50
New cards

apocrief

Teksten die door de echte autheur aan een andere worden toegeschreven, echte autheur blijft dan anoniem, maar de tekst trekt dan wel het prestige van de toegeschreven autheur naar zich toe

51
New cards

Keltische materie

vooral Oud-ierse verhalen, die mythologische elementen uit de Ierse leefwereld vermengen met Christelijke aspecten. Veel verhalen over Immrama en Echtrae (reizen en avonturen)

52
New cards

Britse materie

Sluit aan bij Keltische materie, maar is anders op geografisch vlak (gaat vaak over volksverhuizingen, wanneer de romeinen zich uit brittanie terugtrekken), Arthuriaanse materie is hier een voorbeeld van.

53
New cards

Angelsaksische materie

Gaat over de voormalige provincie Brittania, een gebied dat meer verbonden was met het Europees vasteland (vooral Germaanse culturen), waar de Angelen en de Saksen vandaan kwamen. Bv. Beowulf

54
New cards

Germaanse materie

de verhalen schat die ontstaat tijdens de periode van de volksverhuizingen, in een continentale Germaanse taal. Bv. Nibelungenlied

55
New cards

Scandinavische materie

Veel verhalen stammen (mythologisch en taalkundig) af uit de orale volkstraditie van de vikingen. Bv. Edda

56
New cards

Frankische materie

Vooral de verhalenstof over Karel de Grote

57
New cards

accentvers

Accentuerend ritme+cesuur in midden van elke vers, geen vast aantal lettergrepen

58
New cards

alexandrijn

een twaalfvoetig vers, kwam voor in Alexanderromans (wat een compilatie van fragmenten met verschillende inhouden was, met de Latijnse biografie als model)

59
New cards

fabel

oud satirisch genre, waar dieren meestal staan voor mensen en hun gebreken/kwaliteiten (antropomorfisme). Aesopus als inspiratie

60
New cards

lai (meervoud: lais)

korte liefdesverhalen, in octosyllabische verzen, die putten uit van Keltische(Bretoense)verhaalstof, vaak met feërieke elementen (fee=basiskenmerk van keltische traditie)

61
New cards

chanson de geste

lied over heldendaden/wapenfeiten, bezongen door jongleurs en over figuren uit de karolingische verhalenschat. Wordt bezongen als historische gebeurtenis=lijkt waargebeurd maar is het niet. Relatie tussen vorst en vazal (feodaal systeem):centraal thema

62
New cards

laisse (meervoud: laisses)

groepen van een variabel aantal verzen (geen strofen) die assonantie vertonen (=eindigen op dezelfde klank), GEEN rijm

63
New cards

jongleur

Persoon die teksten van een chanson de geste al zingend voordraagt, trokken rond.

64
New cards

courtoisie

hoffelijkheid

65
New cards

fin'amor

De nieuwe vorm van liefde die gecreërd wordt door de courtoisie, verheerlijking van de liefdespijn

66
New cards

troubadour

Centrale actant in hoofse poezie: is degene die bemint (amar), de juiste woorden vindt om dat gevoel te uiten (trobar) en deze woorden ook uitzingt/voordraagt met begeleiding van een snaarinstrument.

67
New cards

vida

Biografieen die wel of niet waar kunnen zijn en een troubadours gedicht voorafgaan

68
New cards

koinè

Een gemeenschappelijke kunsttaal die zich ontwikkelt als een soort compromis tussen verschillende talen en waarin troubadours hun poezie schrijven.

69
New cards

trouvère

Tegenvoeter vd troubadour, vertelt over zelfde thema's maar minder lichaamelijk, pessimistiser/negatiever en zonder de Zuid-Franse atmosfeer (Eerder Centraal/noord-frans)

70
New cards

Minnesänger

Duitse versie van hoofse liefdespoezie.

71
New cards

dolce stil nuovo

nieuwe zoete en italiaanse stijl waar de schoonheid van de aanbeden vrouw beschreven wordt met klemtoon op deugdzaamheid en idealisering die een vorm van sentimentele onrust beschrijft, gebruikt hiervoor veel metaforen. Bv. Dante il purgatorio

72
New cards

klucht

Een subgenre van theather, met als doel het publiek te laten lachten

73
New cards

sotie

Subgenre van theather, opgebouwd rond figuur vd zot, ook aanzet kan geven om te lachen, maar ook scherpe kritiek kan leveren

74
New cards

fabliau

Kort, vaak erotisch en/of satirisch verhaal dat zijn oorsprong vindt in de middeleeuwse Franse literatuur, met name in de dertiende en veertiende eeuw. Deze verhalen zijn meestal komisch van aard en bevatten vaak thema's zoals bedrog en slimme streken, waarbij de clerus en de burgerij vaak het doelwit zijn van de humor. Fabliaux zijn geschreven in octosyllabische, paarsgewijs rijmende verzen en zijn bekend om hun levendige en realistische observaties

75
New cards

parataxis

nevenschikking met korte zinnen. Korte zinnen maken het gemakkelijker om verhaal te onthouden (voor orale overbrenging)

76
New cards

hoofs

Beleefd, ridderlijk

77
New cards

parataxis

nevenschikking met korte zinnen. Korte zinnen maken het gemakkelijker om verhaal te onthouden (voor orale overbrenging)

78
New cards

hoofs

Beleefd, ridderlijk

79
New cards

moraliteit

Allegorische stukken die verpersoonlijkingen van deugden en ondeugden op scène brengen

80
New cards

mirakels

tonen het leven van heiligen die als voorbeeld moeten dienen

81
New cards

passiespelen

Theaterstukken die een deel van het leven van Jezus uitbeeldden

82
New cards

Abele spelen

oudste vormen van een wereldijk toneel (14de eeuw) dat niet volks, maar hoofs van inslag is.Er is een vrij eenvoudige handeling die draait rond een liefdes paar

83
New cards

kwatrijn

4 versregels

84
New cards

terzine

3 versregels

85
New cards

volta

wending in thema/stijl in een gedicht

86
New cards

novella /novelle

kort verhaal met een doorlopende handeling zonder nevensintriges en met aandacht voor de psychologische ontwikkeling van de personages en hun gevoelens

87
New cards

rime sparse

losse verzen, volkstalige poezie van Petrarca

88
New cards

Rinascimento

Terug keer naar modellen uit de Oudheid, gekoppeld aan christelijk humanisme in Noord-Italië (=renaissance)

89
New cards

Trecento

13e eeuw

90
New cards

Quattrocento

14e eeuw

91
New cards

dolce stil nuovo

nieuwe zoete en italiaanse stijl waar de schoonheid van de aanbeden vrouw beschreven wordt met klemtoon op deugdzaamheid en idealisering die een vorm van sentimentele onrust beschrijft, gebruikt hiervoor veel metaforen. Bv. Dante il purgatorio

92
New cards

kettingrijm

aba bcb cdc (gebruikt in divina commediae)

93
New cards

hyperbool

sterke overdrijving

94
New cards

oxymoron

sterke tegenstelling

95
New cards

paronomasia

woordspeling

96
New cards

fabliau

Een fabliau is een kort, vaak erotisch en/of satirisch verhaal dat zijn oorsprong vindt in de middeleeuwse Franse literatuur, met name in de dertiende en veertiende eeuw. Deze verhalen zijn meestal komisch van aard en bevatten vaak thema's zoals bedrog en slimme streken, waarbij de clerus en de burgerij vaak het doelwit zijn van de humor. Fabliaux zijn geschreven in octosyllabische, paarsgewijs rijmende verzen en zijn bekend om hun levendige en realistische observaties

97
New cards

sotie

Subgenre van theather, opgebouwd rond figuur vd zot, ook aanzet kan geven om te lachen, maar ook scherpe kritiek kan leveren

98
New cards

rederijker

Een rederijker was lid van een rederijkerskamer, een literaire vereniging in de late middeleeuwen en vroege renaissance (15e-16e eeuw). Deze dichters en toneelschrijvers streefden naar poëtische virtuositeit en organiseerden wedstrijden zoals landjuwelen. Ze schreven vaak in kunstige vormen zoals refreinen en acrostichons, en hun werk diende het prestige van vorstelijke of stedelijke mecenaat.

99
New cards

memento mori-motief

Latijn voor "Gedenk te sterven". Dit motief herinnert de mens aan zijn sterfelijkheid en roept op tot bezinning over het hiernamaals. In de literatuur wordt het vaak gebruikt om de vergankelijkheid van aardse zaken te benadrukken, bijvoorbeeld in religieuze poëzie of moraliserende teksten.

100
New cards

carpe diem-motief

Latijn voor "Pluk de dag", afkomstig uit Horatius' oden. Dit motief spoort aan om het leven en het moment ten volle te benutten, vaak in contrast met het memento mori. Het sluit aan bij epicuristische ideeën over genot en levenskunst, en komt voor in liefdespoëzie en humanistische teksten.